Film Fest Gent-dagboek, dag 7: Van sterke Belgische tristesse naar suffe Belgische tristesse
Een film over de zaak Dutroux op een maandagochtend: de tweede week van Film Fest Gent 2024 is officieel uit de startblokken geschoten.
Lees alles wat je moet weten over Film Fest Gent 2024 in ons dossier.
We zitten in de helft. Het energiepeil ligt al iets lager dan vorige week, maar na een wat rustiger filmweekend zitten we weer helemaal klaar om tijdens de tweede week van Film Fest Gent gulzig van het programma te proeven.
Om negen uur stond er lichte kost voor op een maandagochtend geprogrammeerd. Fabrice Du Welz, koning van de Belgische genrecinema, is aan een nieuwe trilogie begonnen waarin hij inzoomt op tragische passages uit onze nationale geschiedenis. Op de planning staan nog films over de rubberexploitatie in Congo en over de Belgische collaboratie met de nazi’s. Maar eerst is er Maldoror, gebaseerd op de affaire Dutroux. De feiten zijn gefictionaliseerd, en zeker op het einde wordt er een loopje met de waarheid genomen, maar Maldoror is gebaseerd op de echte emoties die toen heersten: hoe is dit kunnen gebeuren, en waarom moesten er zoveel slachtoffers vallen voordat de politie deze simpele zaak kon oplossen?
Maldoror is genrecinema pur sang, wat betekent dat de film uit heel bekende elementen is opgebouwd. De communicatie tussen de verschillende politiedepartementen loopt mank, niet uit onkunde maar door diepgewortelde corruptie. Eén agent raakt gefrustreerd wanneer hij constant tegen de grenzen aanloopt van wat mag volgens het protocol, waarna hij het heft in eigen handen neemt. Daarbij raakt hij zodanig verteerd door de zaak, dat hij zijn privéleven verwaarloost. Bij dit soort films draait het niet om de inhoud, maar om de uitwerking. En daar laat Du Welz zijn kunde zien. Niemand weet Belgische tristesse zo overtuigend in beeld te brengen als hij. Maldoror is ziet er rauw, maar daarom niet ongestileerd uit, en Du Welz slaagt erin om het gevoel van verontwaardiging en onrechtvaardigheid als een stomp in de maag te doen voelen.
Wie daarna in de zaal bleef zitten, kreeg simpelweg meer werk van Du Welz te zien. Dit keer Le Passion Selon Béatrice, een documentaire. Deze gaat over de Franse actrice Béatrice Dalle, die me al fascineert sinds haar huiveringwekkende rol in de Franse slasherfilm Á l’intérieur en die ook in Maldoror een klein rolletje speelde. Ze is gefascineerd door de anti-fascistische regisseur Pier Paolo Pasolini, die in 1975 op het strand van Ostia vermoord wordt. Aangezien Dalle nooit de kans heeft gehad om haar idool te ontmoeten, trekt ze naar Italië om te spreken met mensen die hem wel gekend hebben.
Le Passion Selon Béatrice is een documentaire met een dubbele functie. Enerzijds gaat het uiteraard over Pasolini, en de docu schetst mooi waarom de regisseur van Saló zo’n fascinerend figuur was. Maar evenzeer gaat het over Béatrice Dalle, over haar visies op kunst en het leven. Deze delen zijn misschien nog interessanter dan de gesprekken over Pasolini. Over hem is er al ontelbaar veel inkt gevloeid, terwijl Dalle een eerder enigmatisch figuur is die hier in haar ziel laat kijken. Voeg daar de mooi gestileerd zwart-witbeelden aan toe, en je zit met een memorabele documentaire.
Vervolgens moest de tricolore nog niet opgeborgen worden. De volgende film op het menu was Milano, het fictiedebuut van Christina Vandekerckhove, die eerder al de documentaire Rabot schoot. Het titelpersonage van deze film spreekt nog minder dan de protagonist van Julie Zwijgt. Milano is immers doof geboren, en heeft nooit echt leren spreken. Hij leeft samen met zijn vader (Matteo Simoni) en denkt dat zijn moeder overleden is, totdat zijn vader haar eens in de supermarkt ziet. Tot op dat moment trok Milano veel op met zijn veel rijkere buurvrouw, die hij als een soort vervangmoeder beschouwde. De onthulling dat zijn moeder wel degelijk leeft en gewoon in Gent woont, zet al zijn relaties onder druk.
Milano is een schoolvoorbeeld van wat ik de Belgische Miseriefilm noem. Altijd weer diezelfde nalatige ouders, mensen met drugsproblemen, kinderen die in armoede opgroeien, huizen met schimmel en drassige kleurenschema’s. Het internationale filmpubliek denkt waarschijnlijk dat wij in het meest mistroostige land ooit leven. Bovendien is Milano zelfs binnen het genre geen sterke vertegenwoordiger, want het script zit vol losse eindjes en half uitgewerkte ideeën, alsof er vier kladversies door elkaar zijn gesmeten. Aan de acteerprestaties ligt het niet, en visueel worden er soms mooie plaatjes geschoten, maar uiteindelijk haalt de ergernis de bovenhand.
Daarna verstilde de Brabançonne weer en schakelden we over naar een internationaal programma. De eer om ons nationalisme in te perken ging naar A Different Man. Edward, het hoofdpersonage van deze satire, leidt aan de aandoening neurofibromatose. Daardoor wordt zijn gezicht misvormd en gaat hij op The Elephant Man lijken. Ook op andere vlakken zit het niet mee in Edwards leven. Zijn acteercarrière wil maar niet van de grond komen en hij zelf ook niet, want succes bij de vrouwen heeft hij niet. Op een dag hoort hij echter over een revolutionair geneesmiddel dat zijn misvorming kan doen verdwijnen. De kuur blijkt succesvol, maar in plaats van zijn omgeving te laten weten dat hij er nu anders uit ziet, zet hij zijn eigen dood in scène en meet hij zichzelf een nieuwe identiteit aan.
Hij wordt echter met zijn oude zelf geconfronteerd wanneer hij een tijdje later ontdekt dat zijn buurvrouw, waar hij als Edward een oogje op had, een toneelstuk heeft geschreven dat op zijn leven is gebaseerd. Hij doet auditie en krijgt de rol, waardoor het verhaal een Charlie Kaufman-achtige draai krijgt en Edward zichzelf moet spelen. Aanvankelijk lacht het leven hem toe: hij heeft een succesvolle carrière en duikt met zijn knappe buurvrouw in bed. Maar alles verandert wanneer Oswald het theater binnenwandelt. Ook hij heeft neurofibromatose, maar het deert hem niet. Oswald is charismatisch, immer goedgezind en fel begeerd bij het andere geslacht. Langzaam maar zeker vervangt Oswald Edward, waardoor die laatste zich moet afvragen of zijn miserabele leven wel écht aan zijn uiterlijk te wijten was. A Different Man is een hoogst entertainende komedie die de kijker een spiegel voorhoudt en vraagt om voorbij uiterlijke schijn te kijken.
Afsluiten deed ik met Tú Me Abrasas, niet zozeer een film in de narratieve zin maar eerder een audiovisueel gedicht. De film is opgebouwd rond de poëzie van Sappho, de Griekse dichteres die zich volgens de mythe van een rots zou gesmeten hebben uit liefdesverdriet. Slechts één van haar gedichten heeft de tand des tijds volledig doorstaan, voor de rest moeten we het met fragmenten stellen. Wellicht is dat de reden waarom ook Tú Me Abrasas eerder gefragmenteerd is opgebouwd. Via allerlei tekstflarden en alledaagse beelden wekt regisseur Matías Piñeiro gevoelens op die aantonen hoe mooi en hoe pijnlijk de liefde is.
Op zich kon ik dit filmgedicht zeker smaken, maar af en toe had ik het gevoel dat ik beter gewoon het verzameld werk van Sappho kon lezen. Piñeiro maakt zijn film iets te monotoon – meerdere scènes bestaan uit een reeks shots die tot vervelens toe herhaald worden – en sommige beelden zien er iets te banaal uit om echt bij weg te dromen. Maar op de beste momenten wist Tú Me Abrasas wel degelijk een gevoelige snaar te raken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier