Radu Jude vermengde maatschappijkritiek met penisgrappen in zijn absurde epos Dracula en Richard Linklater bracht een gemakkelijke ode aan Jean-Luc Godard: dit was dag 6 van Film Fest Gent 2025.
Een film over het maken films, halverwege een druk filmfestival voelde het best gepast. In Nouvelle Vague toont Richard Linklater hoe Á Bout de Souffle, de legendarische debuutfilm van Jean-Luc Godard, tot stand is gekomen. Godard krijgt twintig draaidagen en de Amerikaanse actrice Jean Seberg ter beschikking, maar lijkt die mogelijkheden te verkwisten. De rebelse regisseur filmt amper twee uur per dag, beschikt over geen enkel script en schiet elke dag wat er spontaan in hem opkomt. Iedereen rond hem vreest dat het een ramp wordt. Het resultaat is echter een van de belangrijkste titels uit de filmgeschiedenis. Linklater filmt niet alleen een liefdesbrief aan Á Bout de Souffle, maar aan de volledige nouvelle vague-beweging die de Franse cinema van de jaren ’60 definieerde.
Á Bout de Souffle is een iconische film omdat Godard er een compleet nieuwe cinemataal mee uitvond. In Nouvelle Vague pakt Linklater het veel minder spannend aan en kiest hij voor een nogal clichématig sfeerportret. Het recept is simpel: omarm de mythe van Godard als rebels genie, laat zoveel mogelijk bekende personages de revue passeren en laat de Fransen zoveel mogelijk sigaretten roken om het Europese bohémiensfeertje te emuleren. Nouvelle Vague is vooral een leuke film voor nerds die zichzelf op de schouder willen kloppen opdat ze Jacques Rivette of Éric Rohmer herkennen. Bij andere kijkers zal deze niet lang in het geheugen blijven hangen.
Van een film die doodgraag het verleden wilde herbeleven ging ik naar eentje die effectief oud was. In het kader van Videodroom bracht de Noorse pianiste Anja Lauvdal in concertzaal Miry een nieuwe soundtrack bij La Coquille et le Clergyman, een 40 minuten lange film uit 1928. Hierin vertelt regisseur Germaine Dulac het verhaal van een geestelijke die ziekelijk geobsedeerd is door de vrouw van een generaal, waardoor hij geplaagd wordt door visioenen vol lust. Al is ‘vertellen’ hier een heel groot woord. La Coquille et le Clergyman is een psychoseksuele koortsdroom waarin de verschillende beelden associatief met elkaar verweven worden. Een sterk staaltje bezwerende cinema, zeker als je weet dat de film bijna een eeuw oud is.
Germaine Dulac werd geïntroduceerd als een regisseur die zeer ritmisch te werk ging met haar beelden en montage. Dat had Lauvdal duidelijk ook begrepen. Ze speelde niet alleen op haar piano, maar had ook een hoop elektronische geluiden meegebracht. In het begin van de film toverde ze daaruit hout- en metaalachtig geklater, wat de geënerveerde geest van het hoofdpersonage sterk in klank uitdrukte. Deze geluiden clashten met kalmere, atmosferische geluidstapijten, en beide aspecten van de soundtrack leken qua ritme bewust wat naast elkaar te lopen. Op die manier werd het gehaal alleen maar meeslepender. Naargelang de film vorderde, werden de meer aanwezige geluiden naar de achtergrond verschoven en dompelde Lauvdal het publiek onder in duistere ambient. Een aanpak die duidelijk haar vruchten afwierp, want toen de film gedaan was keek ik even geschrokken op. Ik dacht dat er nog geen 40, maar maximum 15 minuten gepasseerd waren.
Normaal gezien zou ik daarna in diezelfde concertzaal nog zien hoe geluidskunstenaar Natasha Pirard een nieuwe soundtrack bracht bij de avant-garde vampierenfilm Cuadecuc, Vampir. Doordat het Videodroomconcert een halfuur later dan gepland van start ging, moest ik echter verstek geven. Ik had namelijk al een andere date met Dracula in mijn agenda staan. De Roemeense satirist Radu Jude is een graag geziene gast op Film Fest Gent. Ook dit jaar vertoont hij er twee verschillende werken. De wildste daarvan is Dracula, een dolle rit van bijna 3 uur lang. Centraal staat een regisseur – die erg veel aan Jude zelf doet denken – die het verhaal van de bekendste vampier aller tijden wil verfilmen, maar zonder inspiratie zit. Gelukkig is er AI. Aan zijn tablet moet hij gewoon vragen om verschillende scènes te genereren, en klaar is kees. Het resultaat is een absurd Frankensteinmonster van een film, vol aartslelijke AI-beelden, penisgrappen, verschillende incarnaties van Dracula, en in de kern een hoop maatschappijkritiek.
Dracula is véél. In zijn absurde epos laat Radu Jude zien hoe symbolen met verloop van tijd hun waarde betekenen en tegelijk alles en niets kunnen betekenen. Ook toont hij hoe de opmars van AI-“kunst” dat proces versnelt door aan de lopende band kitsch uit te braken, in functie van wie snel iets gemaakt wil zien. Tegelijk is het geen zware film, maar zit Dracula vol hypervulgaire penisgrappen. Zo maakt Jude een vampierenverhaal dat aanzet tot nadenken, en soms tot bulderlachen. Alleen waren sommige ideeën leuker op papier dan in realiteit. In het midden zit een bepaalde sectie van maar liefst 50 minuten die gerust ingekort of zelfs weggelaten kon worden, want nu was het een ware uitputtingsslag. Maar over het algemeen toonde de Roemeen zich weer een van de meest tegendraadse stemmen op het filmfestival.