Op dag 10 van Film Fest Gent waren het vooral het poëtische Queerpanorama en de metadocumentaire Unseen Pictures die overtuigden, al was ook Kontinental ’25, Radu Judes satirische aanklacht tegen onze behandeling van daklozen, een memorabele film.
Ondertussen begint de eindmeet van mijn filmfestival in zicht te komen, maar aan vertragen denk ik nog lang niet. Om te vieren dat ik dag 10 bereikte, had ik een marathonprogramma van 6 films gepland. De eerste daarvan was Below the Clouds, een documentaire die zich in Napels afspeelt. De Italiaanse stad staat onder constante dreiging van zowel de Vesuvius als de Campi Flegrei, waardoor er constant een zekere nervositeit heerst. Below the Clouds volgt brandweerlui in Napels, mensen die gewoon in de stad leven, en archeologen die in Pompeii onderzoeken hoe de sluimerende dreiging in het verleden al effectief tot uitbarsting is gekomen.
Vooral op visueel vlak wist Below the Clouds te overtuigen. De hele film is in een mooie zwart-witstijl geschoten, waardoor je soms vergeet dat je naar een documentaire kijkt en niet naar een Europese arthousetitel. Als documentaire miste het geheel echter wat focus. Below the Clouds lijkt veel onderwerpen tegelijk te willen tackelen. Het ene moment volg je hulpverleners die bellen met burgers die panikeren omdat ze een aardverschuiving voelden en een vulkaanuitbarsting vrezen. Dan duiken we plots in de catacombes van Pompeii, waar iemand vertelt hoe grafdelvers het verleden uitwissen. Het volgende moment zitten we ineens bij een oude man die leerlingen helpt met hun studies. Alle afzonderlijke segmenten zouden een boeiende documentaire kunnen opleveren, maar de verschillende delen komen nooit helemaal samen. Gelukkig is het op elk moment tenminste mooi om naar te kijken.
Ik bleef in de documentairesfeer hangen met Unseen Pictures. Die vertelt het levensverhaal van Alexandre Trannoy, een Franse regisseur die alle regels aan zijn laars lapte om rebelse, unieke films te maken. Of dat hebben we toch van horen zeggen, want er is één probleem: niemand heeft ooit een film van Trannoy gezien. Zijn enige afgewerkte film ging in vlammen op tijdens een auto-ongeluk op weg naar het filmfestival van Cannes, en verder heeft hij nooit afgewerkt. Het enige wat hij na zijn verdwijning rond 1980 heeft nagelaten zijn losse ideeën en gefrustreerde filmproducenten.

Was Trannoy een genie dat gewoon zodanig veel pech had dat er een vloek over hem leek te rusten? Een gek die bescherming moest krijgen in plaats van een filmbudget? Of gewoon een huichelaar die producenten geld aftroggelde en daarna zijn eigen werk in brand stak? Regisseurs Avril Tembouret en Vladimir Rodionov volgen de schaarse broodkruimels die Trannoy achterliet, en hun documentaire begeestert omdat elk antwoord nog steeds waar kan zijn. Bovendien wordt Unseen Pictures steeds metatekstueler. Eerst en vooral dreigt ook deze docu niet afgewerkt te raken, waardoor hij deel wordt van het onvolledige oeuvre van Trannoy. Daarnaast rijst doorheen de speellduur steeds meer de vraag: is ook deze docu niet gewoon mythevorming die perfect in de wereld van de Franse fantast past?
Ook in Queerpanorama kom je nooit te weten wie het hoofdpersonage nu echt is. Dit keer geen documentaire, maar een zwart-witdrama. In deze poëtische film volg je een jonge man in Hongkong die van de ene seksdate naar de andere fladdert in de lokale queer scene. Daarbij laat hij zijn one night stands nooit zijn ware ik zien, want hij neemt altijd de persoonlijkheid van zijn vorige bedpartner over. Doorheen de film is er maar één ding dat je met zekerheid te weten komt: het hoofdpersonage is ongelukkig met zijn leven, en probeert door anderen na te spelen meer geluk te vinden.
In de eerste plaats doet Queerpanorama wat je op basis van de titel zou verwachten. De film biedt een gevarieerd uitzicht over de queer scene, en laat zien dat er niet zoiets als ‘dé gay man’ bestaat. Het hoofdpersonage komt mannen van allerlei leeftijden en afkomsten tegen, die elk hun eigen gelukjes en zorgen hebben. Daarnaast is de film een herinnering dat we maar één leven te leiden hebben, met daarnaast ontelbaar veel verhalen die vooral niet de onze zijn. Dat is geen reden tot treurnis, maar net tot verwondering. Allemaal zijn we een klein radertje in de machine die de mensheid is, en overal vallen interessante verhalen te rapen. De weg naar het geluk is om daar zo goed mogelijk je eigen deel in te spelen, en niet om iemand anders te proberen vervangen. Queerpanorama is een zeer fijnzinnige film die iedereen aan het denken zet over zijn plaats in de wereld.
Daarna volgden meer zwart-witbeelden in het Hongaarse drama Growing Down. Hierin voelt de twaalfjarige Dénes zich een beetje een kneusje. Zijn grote broer zit constant op zijn kap, en hij heeft het moeite met de nieuwe relatie van zijn vader. Wanneer zijn nieuwe stiefzus op haar hoofd valt in een leeg zwembad, breekt er een crisis uit. Zijn vader, waar Dénes zijn opvliegende karakter van erfde, denkt namelijk te hebben gezien dat Dénes haar duwde tijdens een conflict. Dénes moet beloven om er niet alle talen over te zwijgen en te doen alsof het een ongeluk was, maar vanbinnen wordt hij verteerd door schuldgevoelens. Uiteindelijk breekt er een moreel dilemma uit tussen zoon die alles wil opbiechten en vader die dat ten strengste verbiedt.
In het begin vreesde ik dat Growing Down een nogal standaard coming-of-agedrama ging worden. Vanaf dat het centrale drama heeft plaatsgevonden, wordt de film gelukkig een stuk beter. Plotseling is de sfeer constant gespannen, en kijk je toe hoe het steeds slechter gaat met de jonge Dénes. Het echte hoofdpersonage is echter zijn vader, die zijn rol niet bepaald goed uitoefent. In essentie is Growing Down een film over hoe trauma’s van vader op zoon worden doorgegeven. Sommige shots en scènes zijn een beetje banaal en kunnen niet gered worden door de verder mooie zwart-witfilter, maar de belangrijkste boodschap komt voldoende binnen en de film naast sneller voorbij dan je kindertijd.
’s Avonds trok ik naar de Vooruit voor, geloof het of niet, alweer een zwart-witfilm. Deze keer ging het weliswaar om een oude film uit 1961. In het kader van Videodroom speelde Milan W er een nieuwe soundtrack bij Night Tide, waarin Dennis Hopper in een strak matrozenpakje verliefd wordt op een moordlustige zeemeermin. Hoe dat was, kan je hier lezen.

Tijdens de laatste ronde van de dag keerde ik alsnog terug naar kleurenland. Enkele dagen geleden zag ik Radu Judes absurde epos Dracula, vandaag sloot ik af met zijn kleinschaligere film Kontinental ’25. De Roemeense satirist maakte deze film in slechts tien dagen tijd, met enkel een iPhone ter beschikking. Meer had hij niet nodig om het verhaal te vertellen van een deurwaarder met gewetenswroeging. In het begin van Kontinental ’25 zien we haar aankloppen bij een dakloze man die moet vertrekken uit het huis dat hij kraakt zodat er een luxehotel gebouwd kan worden. Deze vraagt 20 minuutjes om zijn spullen in te pakken, maar wanneer de deurwaarder terugkeert, heeft de man zichzelf opgehangen. De rest van de film bestaat uit gesprekken tussen de deurwaarder en haar welgestelde omgeving, die haar geruststelt dat het allemaal niet haar fout is en dat ze zich niet zo schuldig moet voelen.
Op het filmfestival van Berlijn won Kontinental ’25 de Zilveren Beer voor beste script, en het is niet moeilijk te begrijpen waarom. De dialogen zijn scherp geschreven, en op zijn tegendraadse manier laat Radu Jude je voelen hoe woest hij is dat er elke dag mensen op straat moeten slapen, terwijl we meer dan genoeg plaats hebben om iedereen op te vangen. Tegelijk klaagt hij aan hoe mensen met meer geld vaak een habbekrats aan het goede doel doneren om zich beter te voelen, terwijl ze verder niet omkijken naar hun medemens met minder geluk. En hoewel ik heel de film mee zat te knikken met Judes ideeën, was ik achteraf ook vooral blij om naar een huis te kunnen wandelen en in een bed te slapen.