Eerlijk, wat weet u écht over de Dikke en de Dunne?
Met de biopic Stan & Ollie plaatsen Steve Coogan en John C. Reilly het olijke filmduo Laurel & Hardy weer in het middelpunt van de belangstelling. Niets te vroeg, want de tijdloze fratsen van de Dikke en de Dunne waren stilaan in de vergetelheid geraakt. Een terugblik op leven en werk van misschien wel de beste komische tandem aller tijden.
Herinnert u zich de laatste keer dat u een filmpje met Stan Laurel en Oliver Hardy zag en al dan niet over de grond rolde van het lachen? Of is dat te lang geleden? Vroeger was zoiets ondenkbaar. Zowat overal ter wereld vulden tv-zenders verloren uren op zaterdagnamiddag of in de vooravond op met heruitzendingen van de avonturen van het hilarische tweetal. Enkel hun bijnamen verschilden. Vlamingen en Iraniërs noemden hen de Dikke en de Dunne. Polen verkozen Flip en Flap, Denen Gøg og Gokke en Duitsers Dick und Doof. Zweden en Noren hielden het op Helan och Halvan, de hele en de halve.
De bioscooprelease van Stan & Ollie, een licht melancholische, publieksvriendelijke film van de Schot Jon S. Baird met Steve Coogan en John C. Reilly als Laurel & Hardy, doet beseffen dat zenders stiekem gestopt zijn met het heruitzenden van hun films. Dat is best wel jammer. Die films – het zijn er meer dan honderd – zijn inmiddels 67 tot 91 jaar oud maar blijven prachtvoorbeelden van slapstick, het doldwaze genre waarin mensen massaal uitglijden over bananenschillen, elkaars smoel bewerken met taarten en tegenstanders pesten door hun dikste vinger in een oor of oog te duwen.
Laurel & Hardy hielden zich ver van de pathos, de politiek en de sociale thema’s van Charlie Chaplin en concentreerden zich op de lach.
Er bestaan naar verluidt mensen die niet kunnen lachen om dat soort clownerieën en calamiteiten. Hebben of hadden geen last van die rare ziekte en beschouwen zichzelf als grote Laurel & Hardy-fans: J.D. Salinger, Kurt Vonnegut, René Magritte, Herr Seele, Stephen Fry, Samuel Beckett, Peter Sellers, Alec Guinness en John Cleese. Ricky Gervais biechtte zelfs op dat hij alles van Laurel & Hardy heeft gestolen. Dat kan tellen.
Babe
De grap is dat Laurel & Hardy zichzelf niet uitvonden. Het was de beruchte producer Hal Roach die halfweg de jaren twintig voorvoelde dat de magere Engelsman en de corpulente Amerikaan een onvergetelijk komisch duo konden vormen. Hij verdiende fortuinen aan hun wereldwijde successen, onder meer door ervoor te zorgen dat ze nooit samen een nieuw contract onderhandelden. Zo ging het grote geld aan hen voorbij.
Laurel was al 38 en Hardy 36 toen Roach hen samenbracht. Groentjes waren ze dus niet meer. Hardy werd geboren als Norvell Hardy, maar maakte daar op achttienjarige leeftijd Oliver Norvell Hardy van uit respect voor zijn vader, de kort na Norvells geboorte overleden Oliver Hardy. Hij zou er als twee druppels water op geleken hebben. Kort na zijn eerste van drie huwelijken verliet Hardy de racistische staat Georgia en trok naar Hollywood. Hij vond er werk als acteur en speelde mee in zo’n 270 kortfilms, meestal stereotiepe nevenpersonages of figuranten. Aan de combinatie van een imposant lijf en een zacht gezicht hield hij de bijnaam Babe over.
Laurel heette bij zijn geboorte nog Arthur Stanley Jefferson en kwam uit Ulverston, Lancashire. Op jonge leeftijd verliet hij Engeland om zijn geluk in de VS te beproeven. Hij deed mee in de music-hall- en pantomimespektakels van Fred Karno en was de doublure voor de grote vedette: Charlie Chaplin. Maar die had al snel andere plannen: uitgroeien tot filmicoon. Laurel probeerde het even als vaudeville-artiest, maar belandde uiteindelijk ook in de filmsector. In een negentigtal Laurel-films probeerde hij verwoed maar vergeefs uit de schaduw van Charlie Chaplin te treden. Als regisseur, acteur en scenarist was hij vaak in de filmstudio van de ambitieuze Hal Roach te vinden.
Officieel werden Laurel & Hardy een eerste keer als duo opgevoerd in 1927, in de kortfilm Putting Pants on Philip, al speelden ze eerder al een paar keer samen in Hal Roach-producties. ‘De meest gestelde vraag is hoe we elkaar ontmoet hebben, maar daar is geen echt antwoord op. We kwamen op een natuurlijke manier samen’, legde Laurel keer op keer uit.
Zo groot als het fysieke verschil was het verschil in karakter. Laurel was het werkpaard dat de meeste grappen en situaties verzon en het ook op de set voor het zeggen had. Hij moest gedwongen worden om te stoppen met werken. Hardy moest dan weer gedwongen worden om te beginnen werken. Hij verkoos golfbaan, paardenrenbaan en liefdesnest boven filmset. Acteren was slechts een aangename broodwinning en een noodzaak om zijn levensstijl te bekostigen.
De kijker veegde daar zijn broek aan. Jong en oud ontdekten twee perfect op elkaar inspelende filmclowns die hen lieten gieren van het lachen. Solo sukkelden ze, maar als duo schreven ze filmgeschiedenis. Meer dan honderd films volgden.
Herculeswerken
Wat maakt Laurel & Hardy zo bijzonder? Om te beginnen: hun verschijning. De onafscheidelijke vrienden zijn van kilometers afstand te herkennen: een schriel ventje en een beer van een vent, in de echt verbonden door twee retrobolhoeden van het type waar René Magritte van droomde. Hun iconische silhouet leidt tot voorpret, net als The Cuckoo Song, de overbekende begintune van hun films. Laurel & Hardy bekwaamden zich in de fratsen waar hun tijdgenoten maar niet genoeg van kregen, zoals taartgooien, struikelen, op elkaar slaan en spullen vernielen, maar met net iets meer elegantie en klasse dan de anderen.
Ze hielden zich ver van de pathos, de politiek en de sociale thema’s van Charlie Chaplin en concentreerden zich op de lach. Het waren geen snobs maar entertainers, erop gebrand om de kijker te vermaken en hem even alle zorgen te laten vergeten. Dat kon met slapstick maar evengoed met een liedje of een onnozel dansje.
Laurel was het brein en bedacht veel grappen. Maar ook Hardy had uitzonderlijke kwaliteiten: een perfecte timing, een ongelofelijk talent om met één blik (soms recht in de camera) de hele, wanhopige situatie samen te vatten. Het grootste mysterie is hoe hij erin slaagde om dat kolossale lichaam (tot 130 kilo) te laten dansen, vallen en bewegen met de lichtvoetigheid van een prima ballerina.
Op de incompetentie van hun personages staat geen maat. Laurels naïviteit en kinderlijke nieuwsgierigheid kan elke situatie laten ontploffen. Hardy’s wilde plannen zijn keer op keer gedoemd om te mislukken. Door nooit na te denken roepen ze het ene onheil na het andere over zichzelf en hun omgeving af. De simpelste opdrachten (een piano bezorgen, kerstbomen verkopen) worden herculeswerken die ontsporen en eindigen in de grootst mogelijke chaos. Ruiten, auto’s, huizen, vazen: alles moet eraan geloven in een orgie van cartoonesk geweld en vernielzucht.
Another nice mess
Toch kun je nooit kwaad op hen zijn. Dat zou Laurel toch alleen maar doen huilen, en ze bedoelen het allemaal goed. Ze vertegenwoordigen de gewone man die het zonder diploma, financiële mogelijkheden of uitzonderlijke talenten moet zien te redden in economisch beroerde tijden. Niet zij zijn van slechte wil, het is de wereld die niet goed in elkaar steekt, waardoor brave zielen als zij voortdurend gevaar lopen en gekloot worden.
Maar door hoeveel ellende het duo ook (al dan niet letterlijk) wordt verpletterd, telkens opnieuw staan ze recht. Niets of niemand krijgt hen eronder. Hoogstens zucht Hardy rechtstreeks in de camera zijn bekende slagzin: ‘Well, here’s another nice mess you’ve gotten me into.’ Dieper wordt de wanhoop niet. Hoe groot de rampspoed die hen treft ook is, ze zetten hun bolhoed recht, kloppen het stof van zich af en gaan verder met hun leven.
Ook hun vriendschap overleeft élke storm. Ze hebben misschien geen geld, geen geluk en geen begripvolle echtgenotes maar ze hebben wel elkaar. Wat er ook gebeurt. Letterlijk álles gaat stuk behalve hun vriendschap. Dat is melig maar ook ontroerend.
Ik hield van ons
Aanvankelijk waren de Dikke en de Dunne eerder partners dan dikke vrienden. Maar door de intense samenwerking ontstond er wel een hechte band. Ze doorzwommen vele wateren. Privé reden ze allebei een hobbelig parcours. Samen waren ze goed voor zeven huwelijken. Vooral Hardy kreeg nogal wat juridische of financiële problemen op zijn bord.
Na Hardy’s dood in 1957 wilde Laurel niet meer acteren. Hij bleef wel nog jaren sketches bedenken voor Laurel & Hardy, want dat was zijn leven geworden.
De omschakeling van stille naar gesproken film maakten ze probleemloos. Laurels Britse en Hardy’s zuiderse accent pasten bij de tegengestelden die ze vertolkten. Ook de grotere vraag naar langspeelfilms leken ze aanvankelijk makkelijk op te vangen: Sons of the Desert en Way Out West behoren tot hun beste werk. Maar als je hun hele carrière overschouwt, valt wel op dat er toch net iets meer geniale scènes zitten in de kortfilms. Let wel op als u die online gaat opsnorren. Beginnen aan Laurel & Hardy is namelijk een stuk makkelijker dan ermee stoppen.
In 1940 braken Laurel & Hardy alsnog met hun beschermengel en bloedzuiger, producer Hal Roach. Ze ondertekenden betere contracten bij de grotere filmstudio’s 20th Century Fox en MGM. Helaas werd dat een afknapper. Ze mochten niet improviseren of zich bemoeien met de scenario’s, terwijl dat eerder wel kon. Die films, acht stuks, brachten aanvankelijk nog wel geld op, maar de kwaliteit lag beduidend lager en de populariteit van het duo taande. Op de koop toe kregen ze allebei steeds meer last van een zwakke gezondheid. De Frans-Italiaanse productie Utopia werd in 1951 een fiasco waar ze niet meer van herstelden.
De film Stan & Ollie portretteert hen tijdens een theatertournee in Engeland en Ierland in 1953 en een ultieme maar vergeefse poging om hun filmcarrière te herlanceren. Een aangrijpende scène schetst hun complexe verhouding. Na een ruzie treurt Laurel: ‘Ik hield van ons.’ ‘Maar je hebt nooit van míj gehouden’, antwoordt Hardy.
Na Hardy’s dood in 1957 wilde Laurel niet meer acteren. Hij bleef wel nog jaren sketches bedenken voor Laurel & Hardy, want dat was zijn leven geworden. Laurel leefde nog net lang genoeg, tot 1965, om mee te maken hoe de tv-kijker de Dikke en Dunne weer in de armen sloot. Op Laurels begrafenis bekende Buster Keaton, die andere grote komiek: ‘Niet Charlie Chaplin, niet ikzelf maar deze man was de grappigste.’ Schromelijk overdreven maar dubbel en dik verdiend.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier