De sixties volgens Tarantino: de feiten achter ‘Once Upon A Time… in Hollywood’
Quentin Tarantino groepeert in Once Upon a Time in Hollywood zijn stokpaardjes tot een kudde die bijna drie uur lang in en uit de werkelijkheid galoppeert. Volgens Onze Man is het zijn beste sinds Jackie Brown (1997), maar wat had de regisseur precies in het jaar 1969 te zoeken? En wat heeft hij daar gevonden?
Rick Dalton (Leonardo DiCaprio) is een uitgerangeerde acteur die met zijn beste vriend en stunt double Cliff Booth (Brad Pitt) door het Hollywood van eind jaren zestig cruiset. Terwijl Dalton met tegenzin overweegt om in Italië zijn carrière nieuw leven in te blazen (‘Spaghettiwesterns zijn de laagste sport van de entertainmentladder’) komen ze naast een bonte stoet fictieve personages ook notoire figuren als Bruce Lee, Charles Manson, Sharon Tate en een resem vergeten acteurs en ander aan de filmindustrie gelieerd volk tegen. ‘ Once Upon a Time in Hollywood stopt de waarheid in een hasjpijp en zet er de fik in’, schreef Time-Out. Wat er precies met die waarheid gebeurt, laten we ter wille van uw kijkplezier in het midden, maar er is geen reden om het niet over de historische fundamenten van Tarantino’s negende film te hebben.
Roman Polanski verdacht veel van zijn vrienden en kennissen van de moord op Sharon Tate, omdat hij met al hun vrouwen en vriendinnen had geslapen.
Van oud naar nieuw
Het jaar 1969 is niet alleen voor Eddy Merckx en de maan een scharnierjaar. In augustus van dat jaar komt Easy Rider in de zalen, waarin Dennis Hopper en Peter Fonda hun kijk op de American dream uit de doeken doen. De film kondigt, samen met het twee jaar oudere Bonnie & Clyde, een aflossing van de wacht aan: in de Amerikaanse filmindustrie moet het oude studiosysteem plaatsmaken voor New Hollywood, waar de regisseur als heer en meester over zijn film het hoe, wat, waar en waarom bepaalt. De komende tien jaar zullen de haantjes Robert Altman, Francis Ford Coppola, William Friedkin en Martin Scorsese de dienst uitmaken en aan de lopende band meesterwerken afleveren, tot de machine stokt en alle coke van de wereld ze niet meer aan de praat krijgt. Notoire flops als One from the Heart (Coppola) en Heaven’s Gate (Michael Cimino) brengen Hollywood aan de rand van de afgrond en de studio’s trekken de controle weer naar zich toe. Dankzij piepkuikens als Steven Spielberg en George Lucas breekt vervolgens het tijdperk van de blockbuster los, die tot op vandaag de multiplexen gegijzeld houdt. Stuur hulp!
Een haantje van 1 meter 65 dat omwille van de opbouw van dit verhaal uit bovenstaande opsomming werd weggelaten, is de Pools-Franse meesterfilmer Roman Polanski. Hij heeft in 1968 met Rosemary’s Baby zijn allereerste Hollywoodfilm uitgebracht, een kassucces dat hem bovendien een Oscarnominatie heeft opgeleverd. De vrouwelijke hoofdrol in de film wordt gespeeld door Mia Farrow, die op de set – volgens de legende – van haar toenmalige echtgenoot Frank Sinatra een bundeltje echtscheidingspapieren ontvangt. De stress zorgt ervoor dat de zo al messcherpe Farrow zienderogen vermagert, wat gek genoeg van pas kwam voor haar rol van jonge, paranoïde vrouw die het kind van de antichrist in haar buik draagt. Polanski had voor de rol eigenlijk zijn verloofde in gedachten, een mooie, zorgeloze meid van halfweg de twintig die hij leerde kennen op de set van de frivole horrorpastiche The Fearless Vampire Killers (1967). Haar naam is Sharon Tate. Zij is het die in Tarantino’s film tegenover DiCaprio’s gedemodeerde filmster Rick Dalton wordt geplaatst als een symbool van New Hollywood.
De Tate van toen
Het is vandaag lang zoeken naar iemand die een positief woord veil heeft voor de privépersoon Polanski, maar over Tate bevestigt iedereen unaniem dat ze een schat van een mens was. Onbevangen, en misschien een tikje naïef. In Peter Biskinds bestseller Easy Riders, Raging Bulls haalt een vriendin de volgende anekdote aan: ‘Op een dag zag ik Sharon een plant water geven. Ze goot er een hele gieter over uit, vulde die opnieuw en begon weer te gieten, terwijl we toekeken en ons afvroegen wanneer ze eindelijk zou merken dat al het water door de pot op haar tapijt liep.’ Een zonnige meid met een talent voor comedy naast de doemdenkende Pool: het perfecte Tinseltowncliché.
Tate is in die jaren een soort it-girl, die haar huwelijk met Polanski niet in de weg van een eigen carrière laat staan. Na The Fearless Vampire Killers draait ze Valley of the Dolls (1967) en The Wrecking Crew (1968), een komische spionagefilm met Dean Martin in de hoofdrol – très Old Hollywood, eigenlijk. In The Thirteen Chairs (1969) worden eerst haar naaktscènes opgenomen, want Sharon is zwanger. Naarmate de opnames vorderen, wordt haar bolle buik onder steeds meer sjaaltjes en textiel verborgen, maar op het moment dat de film uitkomt, is de baby allang geen nieuws meer. Sharon Tate is namelijk dood. Ze wordt op 9 augustus 1969 samen met nog drie anderen vermoord door discipelen van Charles Manson in haar huis in 10050 Cielo Drive. De al bij al onbekende Tate, acht en een halve maand zwanger, zal nooit de kans krijgen een grote actrice te worden, maar een symbool wordt ze zeker.
Op het moment van de moorden zit Polanski in Londen. Achteraf verdenkt hij veel van zijn vrienden een film over zijn leven, met Dennis Hopper in de hoofdrol.
Welkom in de seventies. Roman Polanski wordt in 1977 aangeklaagd voor seks met een meisje van dertien en is sindsdien het ideale zwarte schaap in een milieu dat ook zonder hem compleet was ontspoord. Papa John Phillips overlijdt in 2001 na een leven vol drank en drugs. Acht jaar na zijn dood beweert zijn oudste dochter Mackenzie (actrice in o.a. American Graffiti) dat ze als kind samen drugs gebruikte met haar vader, en dat ze tussen 1979 en 1989 een seksuele relatie hadden.
Liefdesbrieven
Terug naar het zonnige Tinseltown van de sixties. Op het moment dat ze aan haar filmografie begint te bouwen, heeft Sharon Tate er al een bescheiden televisiecarrière op zitten, met gastrollen in onder meer The Man from U.N.C.L.E. en een vaste stek in The Beverly Hillbillies. Het kleine scherm krijgt ook in Once Upon a Time in Hollywood een grote rol. Zo is Rick Daltons claim to fame, de westernserie Bounty Law, gebaseerd op Wanted Dead or Alive, de reeks die van Steve McQueen een ster maakte vóór hij het witte doek veroverde. Tarantino verzint een hele cast voor Bounty Law en laat niet alleen McQueen (Damian Lewis) opdraven, maar ook acteurs als Wayne Maunder (Luke Perry zaliger gedachtenis) en James Stacy (Timothy Olyphant uit Deadwood), ooit bekend van door de tijd verzwolgen westernseries.
Bruce Lee (Mike Moh) zat in The Green Hornet en Connie Stevens (Dreama Walker) in Hawaiian Eye. Zegt ons weinig, maar het kijkbuiskind Tarantino heeft ze allemaal gezien. ‘Ik herinner me dat ik met mijn stiefvader door LA reed en er aan de bushaltes affiches hingen voor herhalingen van al die oude series.’ Daarnaast is zijn film zowel een ode aan de studio’s van classic Hollywood als aan de generatie hemelbestormers die in 1969 haar opwachting maakte, én aan de stuntmannen, impresario’s, haarstilisten, wannabe’s, has-beens en meelopers die van LA zo’n elektriserende stad maken.
Naar de vorm zou je Once Upon a Time in Hollywood zelf als een exponent van New Hollywood kunnen zien, met de aan Robert Altman herinnerende ensemblecast, de losse structuur, de antihelden, de aanwezigheid van Al Pacino en de regisseur als heer en meester over zijn film. Maar inhoudelijk houdt Tarantino zich als vanouds ver van het drama en radicalisme van Scorsese, Friedkin en anderen. Hij beperkt zich liever andermaal tot knipogen, entertainen, exploiteren en af en toe een stukje masturberen. Maar dat, beste vrienden, kan hij dan ook als de beste.
Zijn negende beleefde dit voorjaar – net als Pulp Fiction een kwarteeuw geleden – zijn wereldpremière op Cannes, tot groot genoegen van het verzamelde journaille. Sommigen meenden zelfs iets meer diepgang te spotten dan we van hem gewend zijn, wat te maken zou kunnen hebben met het feit dat Tarantino dit keer terugkeert naar zijn eigen jeugd, en níét naar iets dat hij ooit op een gehuurde VHS-cassette heeft gezien. Zelf zegt hij: ‘Ik ben opgegroeid in Los Angeles, en ik hou van de stad. De enige mensen die echt van LA kunnen houden – op de juiste manier – zijn degenen die de stad echt kennen.’ Brad Pitt is het daar niet mee eens, maar het bewijs in Once Upon a Time in Hollywood is behoorlijk overweldigend.
Once Upon a Time in Hollywood
Vanaf 14/8 in de bioscoop.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier