Afscheidsbrief aan David Lynch, de regisseur die ons leerde dromen
De Amerikaanse filmmaker David Lynch is overleden. Dat meldde zijn familie gisteren op Facebook. Een brief aan de onnavolgbare regisseur van Twin Peaks, Eraserhead en andere wonderlijke, verontrustende gesamtkunstwerken.
Beste David,
‘Nu hij niet meer bij ons is, gaapt er een groot gat in onze wereld’, schreef je familie gisteren op Facebook om het trieste nieuws te melden dat je het tijdelijke had ingewisseld voor het eeuwige. ‘Maar zoals hij zou zeggen,’ voegden ze eraan toe, ‘kijk naar de donut, niet naar het gat. Het is een mooie dag met gouden zonnestralen en een oneindige blauwe lucht’.
Het bericht kwam schaamteloos onverwachts en schokte elke cinefiel die de voorbije vijf decennia ondergedompeld mocht worden in jouw surrealistische wereld. Ook al wisten we dat je, na een 78-jarig leven als loyaal kettingroker, leed aan longembolie en moeite had met stappen en ademen. ‘Alsof er een plastic zak over me heen hangt’, bekende je in een interview.
Je hebt ons geleerd om te kijken, David. Niet zomaar, maar diep, tot onder het pelliculeoppervlak, tot in de krochten van het menselijke bestaan. Jij wist, zoals Stanley Kubrick, Federico Fellini, Andrei Tarkovski en die paar andere, échte genieën van de zevende kunst, dat cinema een picturaal medium is – geboren uit het beeld, niet uit het woord. Elk frame dat je maakte, ademde die sacrale overtuiging. Je films waren bewegende schilderijen, dwarrelende dromen, raadsels die koppig weigerden opgelost te worden. Geen wonder dat Mel Brooks, de producent van je victoriaanse drama The Elephant Man (1980), je ‘Jimmy Stewart from Mars’ doopte.
Je hebt ons geleerd om te kijken, David. Niet zomaar, maar diep, tot in de krochten van het menselijke bestaan.
Maar je was meer dan een filmmaker. Je was meubelmaker, ook al hadden je gammele tafeltjes maar drie poten. Je was rockmuzikant, ook al galmden er slechts drie akkoorden uit je gitaar. Je was goeroe, ook al was je uitleg over transcendente meditatie meestal zo helder als een mistige ochtend in de fameuze red room uit Twin Peaks.
Maar vooral: je was schilder – dat ben je altijd geweest. Nog voor je in de sixties aan de kunstacademies van Boston en Philadelphia studeerde. Je canvas was gevuld met donkere tinten en surrealistische vormen, alsof je jouw innerlijke wereld probeerde te vangen. Je was al schilder voor je camera’s oppakte, en dat bleef je zien in al je werk. Zelfs in je videoclip voor Chris Isaaks Wicked Game.
En wie kan jouw fascinerende overgang naar televisie vergeten? Met Twin Peaks – je grijnslachende mix van suspense, soap en satire – maakte je niet alleen een serie, maar een fenomeen. Het werd een culturele blauwdruk voor hoe televisie ook gedurfd en hypnotiserend kan zijn, en nog steeds vraagt een hele generatie – in navolging van FBI-agent Dale Cooper – zich af wie nu eigenlijk Laura Palmer heeft vermoord. Bij voorkeur op de spookachtige tonen van je huiscomponist Angelo Badalamenti.
Je ongrijpbare oeuvre – ontsproten aan Elvis, Roy Orbison, The Twilight Zone en andere fenomenen die je jeugd in de Amerikaanse Midwest van de jaren vijftig (ver)tekenden – zit vol met onvergetelijke, diep verontrustende momenten, David. Hoe kunnen we ooit die dansende kip en akelige baby uit Eraserhead vergeten, je zwart-witte nachtmerrie waarmee je in 1977 debuteerde? Of de opening van Blue Velvet (1986), waar het beeld van een perfect gazon in suburbia muteert tot een sinister universum van krioelende insecten? En wat te maken van de extatische dans van Sailor en Lula uit Wild at Heart, je Wizard of Oz-rêverie waarmee je in 1990 in Cannes een Gouden Palm won?
Je ongrijpbare oeuvre zit vol verontrustende momenten, David. Hoe kunnen we ooit die dansende kip en akelige baby uit Eraserhead vergeten, je zwart-witte nachtmerrie waarmee je in 1977 debuteerde?
Was je een Vlaming geweest, David, dan hadden je films waarschijnlijk nooit een cent subsidie ontvangen. Je scenario’s – grillig, ongrijpbaar, zeg maar gerust gestoord – hadden nooit de toets van het VAF of andere bureaucratische commissies doorstaan. Jij begreep immers dat verhalen niet in woorden of regels leven, maar in beelden en gevoelens, in de donkere stilte tussen knipperende neonlichten of gele strepen op een strook asfalt. Je creëerde geen ‘verhalen’ in de klassieke zin. Daarvoor moet je in een bibliotheek zijn, niet in een bioscoop. Je maakte gesamtkunstwerken die onmogelijk in formats te vatten waren, maar waarmee je toch het grote publiek in trance kon brengen.
Je was dan ook een man van rituelen. Je begon je dagen met meditatie en eindigde ze vaak met verf op je handen. En wie kan je weerberichten vergeten? Met een onnavolgbare ernst voorspelde je op je website dagelijks mooi weer – zelfs al regende het pijpenstelen. Wat weliswaar niet zo vaak voorkwam in je thuishaven Los Angeles. Het was alsof je een stukje hoop de wereld in wilde sturen, een herinnering dat elke wolk een zilveren rand heeft. Hoe grijs en dreigend ze soms ook oogt.
Het leven in jouw wereld was niet makkelijk. Het was donker, het was chaotisch en soms ronduit angstaanjagend. Zeker aangezien er freaks in rondspookten als Bobby Peru, Frank Booth en die witgepoederde Mystery Man uit Lost Highway. Maar jij gaf ons altijd een handvat, een manier om door die duisternis te navigeren. Zoals je familie schreef: ‘Kijk naar de donut, niet naar het gat.’ Dat was jouw mantra, jouw wijsheid. Zelfs in de meest verontrustende momenten zit een kern van hoop, een flikkering van schoonheid.
Met een onnavolgbare ernst voorspelde je op je website dagelijks mooi weer – zelfs al regende het pijpenstelen. Het was alsof je een stukje hoop de wereld in wilde sturen.
Nu je zo dood bent als Dick Laurent blijft jouw werk ons gidsen. Ook al weten we niet goed naar waar. Zelfs niet nadat we je filmmysteries en hun codes meermaals probeerden te kraken. Je laat ons niet alleen achter met gaten, je laat ons achter met donuts. Overheerlijke, wonderlijke donuts. Met The Straight Story bijvoorbeeld, die tedere roadmovie over ouderdom en verzoening aan het tempo van een John Deere-tractor, ronkend langs goudgele korenvelden.
Met Lost Highway, die schizofrene neonoir waarin telefoons rinkelen als voorbodes van onheil en het universum kromtrekt in een hypnotisch labyrint van identiteit en schuld. Met Mulholland Drive (2001), waarin een femme fatale je meelokt naar een parallel universum getekend door geheugenverlies en brandende begeerte. Of met Inland Empire (2006), je digitale duik in het onderbewuste, compleet met reuzenkonijnen die cryptische dialogen mompelen in een sitcomsetting.
Jouw verhalen bieden een warme gloed van inspiratie, met bizarre beelden die zich in onze geesten nestelen en een visie die groter is dan het leven zelf. Ze zijn als die ‘damn good coffee’ die je verkocht: sterk, donker en altijd met een onverwachte nasmaak. Dus rust zacht, Jimmy Stewart from Mars, en dankjewel. We kijken naar de donut, niet naar het gat. Beloofd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier