Donald Sutherland: ‘Fellini castte me omdat ik de ogen heb van iemand die masturbeert’

© NurPhoto via Getty Images
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Donald Sutherland is op 88-jarige leeftijd overleden. Drie jaar geleden rakelde de Canadese Hollywoodreus naar hartenlust herinneringen en anekdotes op met Knack Focus. ‘Niemand zag eruit als ik. Niemand wilde eruitzien als ik. Een stewardess zei me dat ik er maar half zo lelijk uitzag als op tv.’

MASH, Klute, Don’t Look Now, The Day of the Locust, Invasion of the Body Snatchers, Ordinary People: je moet als leading man al van ver komen om zo’n brede waaier aan klassiekers te kunnen voorleggen als Donald Sutherland. Het mooie aan de rijzige, Canadese acteergigant met het golvende, witte haar is dat hij door de decennia heen nooit zijn geprononceerde neus optrok voor bijrollen die minstens zo memorabel waren. De fascistische ambtenaar uit Bernardo Bertolucci’s monumentale epos Novecento, de weed rokende professor in Animal House, de kwaadaardige dictator in de The Hunger Games-films, of recent nog de ruimteveteraan die Brad Pitt op missie stuurt in Ad Astra: het zijn personages die blijven hangen, met dank aan Sutherlands ongrijpbare charisma, gratie, veelzijdigheid en aparte looks. Op een zucht van zijn 85e verjaardag op 17 juli overschouwt de enige Donald die er echt toe doet enkele van de vele hoogtepunten uit zijn illustere carrière.

Il castello dei morti vivi, Warren Kiefer, 1964

Sutherlands eerste verschijning(en) op doek ontdek je in deze B-horrorfilm met Christopher Lee als Graaf Drago.

Il castello dei morti vivi
Il castello dei morti vivi

Donald Sutherland: In 1964 moest ik naar Rome voor The Castle of the Living Dead, waarin ik zowel een heks als een bewaker speel. Ik had een relatie met een meisje dat ik daar had ontmoet, en ze had mijn gegevens doorgespeeld aan de befaamde astroloog Francesco Waldner, die ook Mussolini’s waarzegger was geweest. Hij belde haar op en zei: ‘Ik moet die man ontmoeten. Ik heb zijn kaarten gelegd en hij wordt zeker een filmster.’ Mijn lief regelde een afspraak, ik ging naar ’s mans appartement en Waldner kwam binnen.’ Ik zei: ‘ Buongiorno, mijn naam is Donald Sutherland, waarop hij me enkele seconden aankeek en zei: ‘Sorry dat ik je naar hier heb laten komen. Ik heb me duidelijk vergist.’ Echt gebeurd.

Constant onderweg zijn, constant onzeker zijn, constant bang zijn om te falen, om afgewezen te worden: dat ben ik al bijna zeventig jaar, want dat is wat je te wachten staat als je voor een carrière als professioneel acteur gaat. Het is een wonderlijk leven vol passie en creativiteit, maar ook vol angsten en lijden. Je moet het echt willen om dat vol te houden, om telkens opnieuw je ziel bloot te geven voor volslagen onbekenden. Je moet een beetje talent hebben, dat is de genster. Maar om daarvan een vuur te maken, moet je gedisciplineerd zijn en opofferingen maken, ook privé. Het belangrijkste: dat vuur houdt je een leven lang warm.

The Dirty Dozen, Robert Aldrich, 1967

Robert Aldrich’ grootste kassucces is deze viriele oorlogsfilm over twaalf criminelen die op missie gestuurd worden achter de Duitse linies in bezet Frankrijk.

The Dirty Dozen
The Dirty Dozen

Sutherland: We zaten aan een lange tafel in de MGM-studio in Londen het script door te nemen. Robert Aldrich zat aan het hoofd, de grote sterren Lee Marvin, John Cassavetes en Charles Bronson zaten het dichtst bij hem. Ik was als jonge, onbekende Canadees een van de minder belangrijke van het dozijn, dus ik zat er verder af. Ik had aanvankelijk één lijntje tekst: ‘Number Two, sir.’ Dat was alles, maar ik had er weken op geoefend. Op een gegeven moment stak Clint Walker zijn hand op en zei: ‘Mister Aldrich, ik vind niet dat ik als blanke het recht heb om een native American te spelen.’ Aldrich zweeg, keek me aan en zei: ‘Jij met je grote oren, jij doet het.’ Aldrich kende geeneens mijn naam. Wel, dat ene moment heeft mijn leven veranderd. Op school noemden ze me Dumbo door mijn grote oren, maar die oren hebben me, doordat Clint het lef had om te zeggen wat hij voelde, een carrière opgeleverd. Ik had plots meer schermtijd en kreeg een scène waarin ik me moest uitgeven voor generaal. Ingo Preminger, producent en zoon van Otto, zag die, had een matig script liggen over de Koreaanse oorlog en huurde mij in. MASH werd een wereldwijde hit en maakte plots een leading man van me. Op mijn 34e. Met mijn looks. Om maar te zeggen dat ook stom toeval het vuur kan doen oplaaien, ook al heb je jaren zitten blazen en hout verzameld.

MASH, Robert Altman, 1970

Zowel Sutherland als Robert Altman brak door met deze heerlijke satire over een medisch team tijdens de Koreaanse oorlog.

MASH
MASH

Sutherland: Toen Ingo me zijn vod van een script liet lezen, vroeg hij: ‘Zie je het zitten?’ Ik zei: ‘Absoluut. Geweldig script.’ Alsof ik andere aanbiedingen had. Later wist hij Elliott Gould te strikken, en finaal ook Bob Altman, die op dat moment ook weinig voorstelde, dertiende keuze was en zei: ‘Ik wil het wel regisseren, maar dan zonder die lange Canadees. Ik ken acteurs die veel geschikter zijn.’ Ingo zei: ‘Nee, Donald is mijn eerste keuze.’ Waarop Altman: ‘Oké, maar dan wil ik hem niet als leading man.’ Waarop Ingo: ‘Geen sprake van.’ Dat is hoe Altman en ik aan die film zijn begonnen. Bob respecteerde bepaalde woorden uit Ingo’s script zoals ’the’, ‘I’ en ‘no’ en maakte er simpelweg een meesterwerk van. Alles aan die film is ter plekke verzonnen en uitgedacht. Elk woord. Elk shot. Ik denk niet dat we twee keer hetzelfde hebben gedaan. Bob won er een Oscar mee, maar verdiende een Nobelprijs. Om het even welke. Het was magie. Het was speels, subversief, clever, en we voelden het dag na dag groeien. Op een gegeven moment stuurde Ingo zelfs een telegram naar Mike Nichols. Die was op de Filipijnen Catch-22 aan het draaien, ook een oorlogssatire maar duizend keer groter qua ambitie en budget. Er stond op: ‘Forget it.’ We hébben Catch-22 ook verslagen, op alle fronten. Ik was in Joegoslavië de oorlogsfilm Kelly’s Heroes aan het draaien toen MASH voor het eerst werd gescreend in New York, en men vertelde me dat de rij tien blocks ver reikte. Dat was fenomenaal voor een film die het zonder sterren of promo moest stellen. Hij capteerde de tijdgeest, want hij knipoogde duidelijk naar Vietnam, én oversteeg hem. Zulke films zijn uiterst zeldzaam.

Don’t Look Now, Nicolas Roeg, 1973

Ingenieuze occulte thriller waarin Sutherland door het winterse Venetië waart als een restaurateur die nog altijd rouwt om zijn verdronken kind.

Don't Look Now
Don’t Look Now

Sutherland: Ik denk niet dat mijn ouders die film hebben gezien. En gelukkig maar, want hij begint met die vranke vrijscène met Julie Christie. Ik heb mijn kont een paar keer op pellicule getoond, maar ik hou ze toch het liefst privé. De film gaat over de angsten en schuldgevoelens van ouders ten aanzien van hun kinderen. Niet dat ik mijn ouders of kinderen ooit gevoeld heb op de set of in mijn werk – die werelden hield ik gescheiden -, maar je streeft als mens toch naar bevestiging en goedkeuring in wat je doet. Wie weet heb ik mijn kinderen daarom wel naar regisseurs vernoemd: Roeg naar Nicolas Roeg, Redford naar Robert Redford. Rossif naar Frédéric Rossif en Kiefer naar Warren Kiefer.

Il Casanova di Federico Fellini, Federico Fellini, 1976

In Fellini’s groteske droom, waarin meer schuilt in de façades dan erachter, is de beroemde Venetiaanse rokkenjager een kille libertijn die snakt naar la mamma.

Il Casanova di Federico Fellini
Il Casanova di Federico Fellini

Sutherland: Ik hield van Fellini. Van de man, zijn films, zijn wereld. Het was een fucking romance. De eerste drie weken met hem waren bizar. De volgende elf maanden ook, maar ze waren hemels. Op een dag werd hij geïnterviewd op de set. De journalist keek eerst naar mij en vroeg dan aan Fellini: ‘Waarom heb je Sutherland gecast als Casanova? Ik hoopte dat Federico zou zeggen: ‘Ik heb hem gezien in MASH en Don’t Look Now en vind hem geweldig.’ Maar hij antwoordde: ‘Ik heb Sutherland gecast omdat hij de ogen heeft van iemand die masturbeert.’ Ik dacht: hoe wéét hij dat? Mijn moeder weet het geeneens. (lacht) Hij bracht me elke morgen een pagina van het scenario en vroeg me: ‘Kun je er eens naar kijken?’ Ik zei ‘ja’, waarop hij antwoordde: ‘Goed, want we zullen die scène nu draaien.’ Hij zat ook de hele tijd op mijn knie om anderen te regisseren. Ik was zijn favoriete regisseursstoel én zijn concubine. Hij was ook diegene die mijn haar en wenkbrauwen afschoor voor de rol, en die mijn make-up deed. Ik voelde me mooi in zijn handen.

Ordinary People, Robert Redford, 1980

Redfords regiedebuut is dit familiedrama met Sutherland als emotioneel verkrampte vader en Timothy Hutton als diens labiele zoon.

Ordinary People
Ordinary People

Sutherland: Ik ben vaak doodgegaan in mijn carrière. Al vallend, liggend, rechtopstaand. Maar de ergste dood voor een acteur is doodgaan aan de kassa. Na Ordinary People, dat nochtans een hit was en Oscars won, kon ik een jaar lang geen werk krijgen. In het theater had ik een bijrol naast Christopher Plummer in Oedipus. Op zeker moment begon Chris te schreeuwen backstage, in zijn blootje. Zijn agent had hem net verteld dat hij geen werk voor hem kon vinden na The Sound of Music, dat hij dood was aan de box office. ‘Ik heb die rotzak meteen ontslagen’, zei hij me woedend. Ik wist niet wat te zeggen. Niet omdat Chris, die een goede vriend was en me indertijd geld leende om voor het eerst van Londen naar LA te gaan, in de gang voor me tekeerging in adamskostuum, wel omdat ik dacht dat agenten acteurs ontsloegen, en niet omgekeerd.

Eye of the Needle, Richard Marquand, 1981

Oorlogsthriller met Sutherland als Duitse meesterspion die undercover op een Schots eiland de landing in Normandië hoopt te saboteren.

Eye of the Needle
Eye of the Needle

Sutherland: In 1962 deed ik voor het eerst auditie. Ik dacht dat ik het goed gedaan had, maar achteraf belde de producent me en hij zei letterlijk: ‘Je hebt de rol niet. We zoeken een man next door, en jij ziet eruit alsof je nooit naast iemand gewoond hebt.’ Zijn woorden staan in mijn brein gebrand. Niemand zag eruit als ik. Niemand wilde eruitzien als ik. In 1980 moest ik naar Schotland voor Eye of the Needle. Ik liep over het tarmac van de luchthaven van Glasgow, toen uit de mist en de regen plots de mooiste stewardess ooit tevoorschijn kwam. Ze was een jaar of 21, had wonderlijke ogen en handen, en een rok die vast illegaal was in Schotland. Ze klampte me aan zei: ‘Jij bent Donald Sutherland, niet?’ Ik bevestigde. Waarop ze zei: ‘Je bent niet half zo lelijk als op tv.’ Als acteur moet je altijd voorbereid zijn op vernederingen, altijd klaar zijn om afgewezen te worden.

A Dry White Season, Euzhan Palcy, 1989

Suspensedrama over het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, met Sutherland als leraar op een blanke school en Marlon Brando als de advocaat die het opneemt voor zijn zwarte tuinier.

A Dry White Season
A Dry White Season© Ronald Grant Archive / Mary Evan

Sutherland: Ik stond ’s morgens te douchen voor de opnames, toen de producent me plots belde en zei: ‘We draaien niet vandaag. Marlon voelt zich niet klaar om te werken.’ Ik zei: ‘Zeg Marlon dat ik hem bewonder, want mocht ik zoveel macht hebben als hij, dan zou ik nooit gaan werken’. Ik hou van mijn beroep, alleen niet van de aanstellerij die er vaak bij komt kijken. Hollywoodmogol Samuel Goldwyn gaf ooit een speech tijdens de Oscars. Hij zei: ‘Ik heb het geheim van acteren ontdekt. Het geheim is eerlijkheid. Zodra je dat hebt leren te faken, ben je er.’ Hij had gelijk. En tegelijk vergiste hij zich.

The Hunger Games, Gary Ross, 2010

Dystopische actiefabel over jongeren die aan gladiatorenspelen worden onderworpen, met Sutherland als de dictator van de heilstaat Panem.

The Hunger Games
The Hunger Games

Sutherland: Ik lees graag scripts en dat van The Hunger Games sprong eruit, dus schreef ik in een brief aan de producenten dat ik graag president Snow wilde spelen. Hij had twee lijntjes tekst, maar dat maakte niet uit. Ik kende de boeken van Suzanne Collins niet, maar ik vond het een belangrijke film omdat het onderwerp een electoraat kon aanspreken dat zich te lang niet over politiek had uitgelaten. De producenten toonden mijn brief aan regisseur Gary Ross, en die vond het meteen een goed idee. Hij heeft zelfs speciaal die rozentuinscène voor mij geschreven.

Ad Astra, James Gray, 2019

Existentieel scifi-avontuur met Brad Pitt die als astronaut zijn op drift geslagen pa achternareist, en met Sutherland als ruimteveteraan kolonel Pruitt.

Ad Astra
Ad Astra

Sutherland: Ik hou van James. Een geweldige regisseur, maar hij draait zo vaak om de zaken heen. Op een gegeven moment zei ik hem: ‘James, vertel me nu gewoon wat je wilt. Ik zal je heus niet kopiëren. Ik geef er wel een draai aan. En dan kun je input geven en werken we verder.’ De beste regieaanwijzing die ik ooit gekregen heb, kwam van Fellini. Die zei: ‘Sssttt.’ Waarmee hij bedoelde: maak je klein en wees stil. Nu doet mijn vrouw dat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content