Docu ‘The Beatles: Get Back’ slaagt er niet in om de verhalen over spanningen tussen The Fab Four te ontkrachten

© Disney

Peter Jacksons langverwachte docu The Beatles: Get Back vangt aan met een vlekkeloos gemonteerde geschiedenisles die je in tien minuten van het prille begin van de groep naar de opnames van hun laatste twee platen gidst. Daarna heb je nog zes uur Big Brother: Fab Four voor de boeg.

Het achtergrondverhaal van Peter Jacksons grote Beatles-project dat vandaag na allerlei coronaperikelen eindelijk op Disney+ wordt gelost, is inmiddels net zo bekend als de groep zelf, maar omdat het essentieel is om de film te begrijpen, spelen we het nog eens versneld af. Tenslotte kun je hun liedjes ook blijven draaien. Toen John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr in januari 1969 de studio introkken voor de opnames van een later gedumpte tv-special en een nieuwe plaat, werden ze vergezeld door een cameraploeg en regisseur Michael Lindsay-Hogg. Dat leidde tot de in 1970 verschenen documentaire Let It Be, die om twee redenen in het geheugen is blijven hangen. Ten eerste bevat ze fragmenten van het legendarische rooftop concert op 30 januari 1969, de laatste gezamenlijke publieke verschijning van de groep. Ten tweede wordt de film altijd als bewijsmateriaal aangevoerd als we het over de venijnige split van The Beatles hebben.

Nadat Lindsay-Hogg, van wie wordt beweerd dat hij een bastaardkind van Orson Welles is, zijn film had afgewerkt, bleef ongeveer zestig uur beeldmateriaal en 140 uur audio over. Uit die grondstof boetseerde Peter Jackson een lange, in drie delen geknipte documentaire die precies een nieuw licht op de nadagen van de groep moest werpen: volgens de promocampagne zou de film het verhaal over de constante spanningen, die de fab four nu eens in de fab two-two en dan weer in de fab three-one veranderden, voor eens en altijd ontkrachten.

Dat is alvast mislukt. De vooruitgestuurde preview toonde vijf minuten muziek en plezier en zo zijn er in de volle zes uur wel meer momenten te vinden, met een groot assortiment impromptu covers van Bob Dylan en oude rock-‘n-rollhelden. Er is baldadige jongenshumor, een partijtje schaduwboksen en het onmiskenbare gevoel dat deze jongens al heel lang vrienden zijn. Maar bovenal ben je getuige van een groep in volle desintegratie. En dat op een wel heel bijzondere manier.

Peter Jackson creu0026#xEB;ert het gevoel alsof je naar de livestream van het realityprogramma u003cemu003eBig Brotheru003c/emu003e zit te kijken, waarbij de meest banale dingen minutenlang worden uitgesponnen.

De originele Let It Be was een fly on the wall-documentaire, een zo puur mogelijke registratie van alledaagse Beatles-bezigheden waarbij de camera’s draaiden en de crew deed alsof ze er niet was. Door datzelfde materiaal te gebruiken, maar dan zes uur aan een stuk, creëert Peter Jackson het gevoel alsof je naar de livestream van het realityprogramma Big Brother zit te kijken, waarbij de meest banale dingen minutenlang worden uitgesponnen.

Dat gaat bijvoorbeeld als volgt: Ringo discussieert met een tv-producer over opnames in het buitenland, die hij niet ziet zitten. Er wordt eindeloos aan lyrics en arrangementen geschaafd, zonder dat er schot in de zaak komt. Tijdschriften over de groep worden doorbladerd en van jolige commentaar voorzien. Paul moet even naar buiten en trekt zijn jas aan. Paul komt weer binnen en trekt zijn jas uit. George komt aan: ‘Morning George!’ – ‘Hi, lads.’ Ringo bekent dat hij de avond ervoor op de lappen is geweest….

Soms worden onze helden al te menselijk. Ringo laat zich in afwezigheid van George laatdunkend uit over de Hare Krishna, en als John er niet is wordt zijn relatie met Yoko tegen het licht gehouden door Paul, in aanwezigheid van Linda, Ringo en enkele technici en assistenten. Als Linda op een bepaald moment een suggestie doet, zegt hij: ‘Zwijg, Yoko!’ Iedereen lacht.

Heel saai allemaal, ware het niet dat je de beroemdste popgroep uit de geschiedenis aan z’n gat ziet krabben. En plots gebeurt er iets. In de eerste episode is dat een opmerking van Paul over de gitaarpartij van George in Two of Us, die uitmondt in een heel ongemakkelijke discussie over lang aanslepende frustraties. Big Brother!

Heel saai allemaal, ware het niet dat je de beroemdste popgroep uit de geschiedenis aan z’n gat ziet krabben.

Een halfuur (en veel repetities, vergaderingen en loos rondhangen) later staat George, wiens onvrede je al twee uur lang uit zijn ogen kunt aflezen, tijdens het inoefenen van Get Back recht en kondigt zijn vertrek uit de groep aan. Het fascinerende is dat de verhoudingen in de groep van het ene op het andere moment verschuiven. Paul en John, die al de hele tijd nauwelijks een woord hebben gewisseld, worden plots weer beste maatjes. Ze spelen die namiddag smerige rock en maken grappen op de rug van George. Ringo staat erbij en grijnst ernaar.

Een dag later is ook John niet te bespeuren. Als hij uiteindelijk toch opdaagt, heeft hij met Paul een privégesprek in de refter, weg van de camera’s. Maar Michael Lindsay-Hogg heeft een microfoon verstopt in de bloempot die tussen en instaat. Heel erg sneaky, heel erg Big Brother. Maar ook een heel boeiend gesprek over de verhoudingen binnen het grootste songschrijversteam dat we kennen.

George komt terug, The Beatles verhuizen naar een andere studio, en alles begint van voor af aan. De verhoudingen binnen de groep zijn aldoor duidelijk. Paul is de leider. Hij bemoeit zich met elk arrangement en iedere lyric, ook bij de songs die door de anderen zijn aangebracht. Tot ergernis van George, wiens bruine ogen bij elk close-up een tint donkerder lijken te worden. John zit er eerder apathisch bij, met Yoko aan zijn zij. Ringo grijnst.

u003cemu003eThe Beatles: Get Backu003c/emu003e is verhelderend, saai, fascinerend, banaal en soms verbijsterend.

Er zijn geweldige muzikale momenten die je niet gemist wil hebben, maar ook die lijken vaak op het nakende einde te wijzen. De groep die George helpt met Isn’t It a Pity, dat op zijn solodebuut All Things Must Pass terechtkwam. Lennon die een flard Child of Nature speelt, dat we vandaag kennen als Jealous Guy. Het zwarte wonderkind Billy Preston dat erbij wordt gehaald – vroeger hadden ze niemand nodig. En dan is er in de derde aflevering natuurlijk het integrale rooftop concert: magnifiek, maar ook een treffende illustratie van wat Paul eerder in de film heeft gezegd: ‘Muzikaal zijn we nooit beter geweest, maar toch is het minder goed dan vroeger.’

The Beatles: Get Back is verhelderend, saai, fascinerend, banaal en soms verbijsterend. Zo erg als de Metallica-documentaire Some Kind of Monster, die in 2004 de leden van ’s werelds grootste metalgroep op groteske wijze te kijk zette, wordt het nergens. Maar als Big Brother: Fab Four biedt het Beatles-fans een schaamteloze inkijk op het uiteenvallen hun favoriete groep. Je kijkt er ook naar zoals je naar Big Brother kijkt: je haalt een pilsje uit de koelkast, slaat een praatje met een huisgenoot, grinnikt om het kapsel van een technicus, overweegt even om weg te zappen…

En plots gebeurt er iets.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content