Marijke Pinoy: ‘Het duurde nooit lang voor we een koeienstront naar onze kop gesmeten kregen’

© YAQINE HAMZAOUI

Op Theater aan Zee brengt Marijke Pinoy straks een voorstelling over het beest in de mens. In de film van haar leven figureren niet alleen dikbillen, maar ook jongens met een brommer, processies en een kasteel vol wildebeesten.

Scène 1. De naakte man.

Behoedzaam daalt het meisje de trap af van het smalle rijtjeshuis waar ze woont. Aan de muur hangt een portret van haar grootmoeder Julia, die ze nooit heeft gekend maar naar wie ze elke avond een kus moet ‘smijten’. Onderaan de trap, in de kleine keuken tussen de woonkamer en het koertje, draait een naakte man zich om. Met koud water is hij zich aan het wassen in de stenen bak die als bad dienstdoet.

Het meisje schrikt. Zeventien is ze, naaktheid is nog geen vanzelfsprekendheid. Alles aan zijn lijf trilt nog na wanneer de man – haar vader – met forse stem zegt: ‘Doe nu niet alsof je dit nog nooit gezien hebt!’

Kort voordien heeft het meisje haar moeder verteld dat ze zwanger is. Van Franky, die jongen met zijn brommer. Na die mededeling is thuis het onweer losgebroken.

‘Vooral mijn vader had grote verwachtingen van mij. Ik was zijn enige dochter. Mijn broer Hans was een paar jaar jonger, en al van jongs af aan had ik het gevoel dat ik mijn vaders dromen werkelijkheid moest laten worden. Typisch voor de naoorlogse generatie, denk ik: arbeiders wilden hun kinderen een beter leven schenken.’

Vader Roger is postbode en amateurtoneelspeler. Hij is lid van de plaatselijke fanfare en wordt beschouwd als de filosoof van Geluwe, een dorp diep in West-Vlaanderen, vlak bij de Franse grens. Moeder Nellie is gerant van een winkeltje waar kiekens en keuns worden verkocht. Het hoort bij Flandrex, de pluimveeslachterij verderop in het dorp.

‘Ik was eigenlijk nog een seut op mijn zeventiende. Ik speelde nog met mijn knuffelberen en mijn poppen, maar tegelijk was ik ontzettend benieuwd naar het leven. Het dierlijke in mijn lichaam begon te werken en ik was toen al iemand die proefondervindelijk te werk ging, eerder dan in een boek te lezen hoe je het leven nu juist moest aanpakken. Zo raakte ik zwanger van Franky, een jongen uit Dadizele die al van zijn vijftiende in de weverij aan het werk was. Ik kende hem nauwelijks, maar mijn drang naar vrijheid was enorm. Ik wilde losbreken, vooral van de sfeer in het dorp, waar de kerk altijd in het midden moest staan.’

'Het duurde nooit lang voor we een koeienstront naar onze kop gesmeten kregen'
© YAQINE HAMZAOUI

Abortus is geen optie. Daarvoor is Pinoys moedergevoel te groot en zijn de verhalen uit het dorp te gruwelijk: een meisje is na een illegale abortus overleden, een ander – Annie, het buurmeisje dat zich prostitueerde, met haar hoge hakken en haar haarlak – is op het einde van haar zwangerschap door een zwarte Mercedes opgehaald en nadien spoorloos verdwenen. ‘Op een dag kwam de BOB (de toenmalige Bewakings- en Opsporingsbrigade van de rijkswacht, nvdr.) onze tuin omspitten: blijkbaar had Annie haar kindje wel gebaard, maar was het na de geboorte niet meer gezien. Enfin, in onze tuin lag het in elk geval niet.’

Om haar boller wordende lichaam te bedekken, en zo de hoon van het dorp af te weren, koopt ze brede bloezen in het Indische winkeltje in De Barakken, de arbeiderswijk in het naburige Menen. Het ruikt er heerlijk naar patchoeli. (Aan de deur van café ’t Smesken in Geluwe hangt daarentegen een bord dat haar woede opwekt: ‘Interdit aux chiens et étrangers.’ Ook dat is het West-Vlaanderen van de jaren zeventig.)

Met een buik die op ontploffen staat, treedt Pinoy uiteindelijk in het huwelijk met Franky. Het feest wordt opgeluisterd door een Roma-orkest uit Noord-Frankrijk. De aansluitende huwelijksreis brengt het bruidspaar naar Blankenberge, parel aan de Belgische kust.

Scène 2. Tussen de beesten en de bühne.

‘Ik leun voorover door het raam van mijn huisje in de Puinstraat in Gent en zie een koeienstier briesend op mijn auto afstormen. Een beige deux-cheuvauxtje dat ik van mijn broer gekregen heb. Er valt niets meer aan te doen, de stier ramt de zijkant van mijn auto. Wat een knal! De auto had blutsen en builen overal waar je kon kijken, maar ik heb er nog jaren mee rondgereden.’

Pinoy is begin de twintig en moeder van twee kinderen, Lotte en Arend. Ze studeert drama aan het Conservatorium van Gent. In de Puinstraat, dicht bij de Dampoort, woont ze tussen de filosofen, de studenten en de hoertjes.

‘Op de een of andere manier kom ik altijd terecht bij mensen die totaal andere levens leiden dan ikzelf. Ik ga nooit op zoek naar gelijkgestemden. Net de niet-comfortzone voelt voor mij comfortabel aan.’

Haar vader komt regelmatig een jenever drinken in Gent. Vandaag, tussen de koeien in de Puinstraat, proeft hij de sfeer van vroeger nog eens, toen de beestenmarchands in Geluwe na een ochtend vol geldgewin op tafel stonden te dansen.

Ik was eigenlijk nog een seut op mijn zeventiende. Ik speelde nog met mijn knuffelberen en mijn poppen, maar tegelijk was ik ontzettend benieuwd naar het leven.

‘Een keer per jaar was er koeienkeuring voor de dikbillen in de Puinstraat. Op het dashboard van de dikke Mercedessen lagen de pakken geld zomaar voor het grijpen, maar de geur van koeienstront hing ook in de hele wijk. De beestenmarchands sloegen met drietanden op hun beesten en op de rug van elke koe waren stokjes geprikt met hun prijs erop. Mijn vriendinnen en ik protesteerden ertegen, hippies als we waren: het duurde natuurlijk nooit lang voor we een koeienstront naar onze kop gesmeten kregen. Die wrede beelden staan nog altijd op mijn netvlies gebrand.’

Scène 3. Feest op het kasteel.

Bijna middernacht in Mariakerke. Maanlicht, kalkoengekakel, een wolk van rook. Terwijl ze nog een haal van haar sigaret neemt, bladert Pinoy door Misdaad en straf van Dostojevski. Ze zit op de dorpel van een donker, vervallen kasteel en begrijpt maar half wat ze aan het lezen is. Onvermijdelijk dwalen haar gedachten naar Lotte en Arend, haar twee jonge kinderen die boven liggen te slapen, in een van de koude kamers van het kasteel. Zouden ze hier aarden, tussen al die wilde, energieke zielen?

Als beginnend actrice trekt Pinoy van repetitie naar repetitie. Samen met wat vrienden – een journalist, een advocaat, een student rechten, een architect, enkele theatermakers en een straatmuzikant – huurt ze dit kasteel van verarmde adel uit het Luikse.

Het communegehalte is hoog: de muren zijn volgeschreven met slagzinnen en ideeën, de emoties lopen soms hoog op, de dadendrang is ongebreideld. In de tuin loopt een ezel vrij rond, een geit, een kalkoen, wat kippen. Ieder kloppend hart krijgt hier zijn vrijheid.

Om de verwarming te kunnen betalen houden Marijke Pinoy en haar medekasteelbewoners regelmatig een groot feest, telkens tot in de vroege uurtjes. Koken, dansen, spelen: alles gebeurt hier samen.

‘Lotte en Arend zeggen nog dikwijls dat ze daar de mooiste tijd van hun jeugd beleefd hebben. Het was bij wijze van spreken elke dag feest. We zorgden goed voor elkaar, we kookten samen, we hielden samen try-outs van onze voorstellingen, iemand kwam een film opnemen… Kortom, er was altijd ambiance. Ik kende geen limieten, ik kon nog de hele wereld aan. Heel erg rock-‘n-roll allemaal.’

Scène 4. Madonna met vijf kinderen.

Een dorpje in het zuiden van Spanje, in het altijd hete hinterland van Marbella. Met een camera in haar hand volgt Marijke Pinoy het Madonnabeeld dat met veel vertoon door het dorp wordt gedragen. Elke seconde van de jaarlijkse processie wil ze vastleggen. Niet alleen vandaag wil ze vastleggen, maar de hele Goede Week, de Semana Santa, de hele maand. Ze voelt opnieuw de opwinding, de kracht van rituelen die ze ook als kind zo dikwijls heeft gevoeld, toen ze onder de kerktoren van Geluwe in de jaarlijkse processies meeliep.

Gelukkig is ook haar man, acteur Koen De Sutter, meegekomen. Hij kan voor Pinoys drie jongste kinderen zorgen: Gilles, Titus en Cesar.

Het is het voorjaar van 2005, Pinoy is een gevierde actrice. Ze draait al jaren mee in het theater, in films en op tv. Met Yerma vraagt een toefeling, een bewerking van het magisch-realistische stuk van Federico García Lorca over een heidense vrouw die geen kinderen kan krijgen, neemt ze voor het eerst de rol van regisseur op zich. Ze werkt daarvoor samen met muziektheater LOD en met Dimitri Verhulst, die haar helpt bij het schrijven van het scenario.

Behalve de beelden die ze in Zuid-Spanje maakt, zijn ook de gesprekken tussen haar moeder en dier vriendinnen, zittend op de dorpel van hun huis in Geluwe, een bron van inspiratie.

Ook het ritueel van de biecht, dat haar als kind zo fascineerde, verwerkt Pinoy in de uiteindelijke tekst. ‘Ik ben als kind heel veel te biecht gegaan. Daardoor heb ik snel geleerd dat de waarheid vertellen niet altijd de beste optie is. Want als ik tegen mijn ouders de waarheid vertelde, kreeg ik kletsen. Maar als ik loog, kwam ik ermee weg en moest ik gewoon gaan biechten bij mijnheer pastoor. Zelfs in de biechtstoel heb ik nooit de waarheid verteld.’

Yerma vraagt een toefeling gaat in de zomer van 2005 in première in een leegstaande fabriek in de rand van Gent. Onder meer Stefaan Degand, Wine Dierickx, Amara Reta en Pinoys oudste zoon Arend staan die avond op het podium. Het publiek reageert enthousiast. De recensies zijn lovend.

‘Na de première was ik enorm opgelucht, want ik had tot het laatste moment getwijfeld en geschaafd. Alles kwam in dat stuk samen. Alles wat ik in mijn jeugd ooit gevoeld heb, zat erin, zonder dat het voor de toeschouwers opviel: het protest, het gevecht, de opstandigheid, de drang naar vrijheid. Door er theater van te maken kon ik er een beetje orde in scheppen. Dat is voor mij de kracht van kunst: dat ze tegelijk confronterend en helend kan zijn.’

Scène 5. De telefoon huilt mee.

‘Hallo, Marijke?’

‘Ja?’

‘Slecht nieuws.’

‘Hoezo?’

‘Je vader.’

‘Wat is er met mijn vader?’

‘Je komt best zo snel mogelijk naar huis.’

'Het duurde nooit lang voor we een koeienstront naar onze kop gesmeten kregen'
© YAQINE HAMZAOUI

Voorjaar 1991. In Amsterdam oefent Marijke Pinoy De kersentuin in, het allerlaatste toneelstuk van Anton Tsjechov. De telefoon brengt slecht nieuws.

Pinoy rijdt als een gek naar Geluwe, waar ze van haar ouders te horen krijgt dat haar vader kanker heeft. De artsen hebben in allerijl al een stukje van zijn tong weggesneden, maar genezen zal de dan 58-jarige Roger niet meer. De dorpsfilosoof is tot zwijgen gedoemd.

Vier maanden na de diagnose sterft hij, in de armen van zijn dochter.

‘Er is een periode voor en een periode na de dood van mijn vader. Ik heb lang nodig gehad om zijn dood een plekje te geven. Nog altijd ben ik enorm bang voor de dood, voor het ultieme loslaten. Ik zal mijn auto bijvoorbeeld nooit voor een begrafenisonderneming parkeren. Maar ik ben wel blij dat ik er tijdens zijn laatste maanden altijd voor hem geweest ben. We hebben nog veel mooie momenten gedeeld met elkaar, ik heb me niet verstopt.’

Scène 6. Renaissance in Oostende.

‘Ik sta op het podium van Theater aan Zee, het is eind juli 2021 en de zon gaat prachtig onder. In de overblijfselen van een concertgebouw, waar jaren geleden ineens bomen zijn beginnen te groeien, breng ik Our(s)sonate op de planken, een voorstelling over het beest in de mens. Ik speel een vrouw wier leven recent radicaal op zijn kop is gezet. Ze is een architecte en fulmineert tegen de almacht van het beton en de absurditeit van isolering, geïnspireerd door Hannah Arendt en Rosa Luxemburg. Naast me zit Cesar, mijn zoon, die de voorstelling van klanken voorziet. We gaan samen in gesprek met het publiek. Na het coronajaar vol stilstand en frustratie voelt het zalig om opnieuw te mogen spelen. Ik beweeg me vrij en redelijk dansant over het podium, met dank aan choreografe Lisbeth Gruwez, die me begeleid heeft. Jammer genoeg hebben de toeschouwers nog allemaal een mondmasker op hun gezicht, maar ik zie dat ze blij zijn, opgelucht dat het weer mag, theater. Het zijn drukke weken. Ik word straks 63, maar ik blijf in beweging. Ik ben nog altijd onrustig, dolend, zoekend. Wat zal de toekomst me nog brengen?’

Aftiteling.

Deze zomer pendelt Marijke Pinoy tussen haar huis in Evergem en Orléans, waar ze intensief aan het repeteren is met een Parijse regisseuse.

Ze is ook te zien in Music Hole, een film met verder ook Wim Willaert en Tom Audenaert.

Zonen Gilles, Cesar en Titus vormen samen Peenoise. Gilles maakt ook deel uit van de jazzband Steiger.

Dochter Lotte is aan de slag als yogalerares en als medeoprichter van de theaterwerkplaats Jong Wild, oudste zoon Arend als danser en acteur.

Moeder Nellie woont nog altijd in Geluwe.

Broer Hans is met prepensioen, na een leven in de fabriek. Volgens zijn zus is hij ‘een fantastische muzikant en fotograaf’.

In het kasteel van Mariakerke is nu het Parkcafé gevestigd. Op de muren staan geen slagzinnen en ideeën, maar prijslijsten geschreven.

Annie, het zwangere buurmeisje, heeft Pinoy nooit meer teruggezien.

Haar eerste vriendje Franky, met zijn brommer, evenmin.

Our(s)sonate

Van 28 tot 31/7 op Theater aan Zee.

Marijke Pinoy

62 jaar.

Groeit op in het West-Vlaamse Geluwe, woont ondertussen al jaren in Evergem, boven Gent.

Heeft vijf kinderen en vier kleinkinderen.

Is vooral bekend van haar theaterwerk, onder meer bij Theater Zuidpool en Compagnie Cecilia.

Ook te zien in films en tv-series als Ben X, De dag, De smaak van De Keyser, Red Sonja en Belgica.

Staat nog altijd geëngageerd en activistisch in het leven.

'Het duurde nooit lang voor we een koeienstront naar onze kop gesmeten kregen'

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content