Stijn Devillé
‘Is er een alternatief voor de Tax Shelter dat de gemeenschap minder geld kost?’
De Tax Shelter is niks meer of minder dan gemeenschapsgeld, schrijft theatermaker Stijn Devillé. ‘Het is vrijheid blijheid, en alleen de banken bepalen wie geld krijgt. De vraag is of dat een duurzaam principe is.’
Het begint als een mop: Een kunstenaar, een privéinvesteerder, een bankier en een minister van financiën spelen een spelletje poker. Iemand is de klos. En voor een keer is het niet de artiest. Wie dan wel?
Gisteren vond in de Commissie Cultuur van het Vlaams Parlement een debat plaats over de Tax Shelter voor de podiumkunsten. Dat was allicht een gezellig rondje, want de eerste podiumproducties haalden onlangs vlot geld binnen. Rosas, Jan Decorte en Brussels Philarmonic zijn nog maar de eerste van tien organisaties die in april al geld ophaalden. Vier miljoen in totaal, zo meldde De Standaard toen. Het systeem blijkt te werken, hoera. Dat zeg ik zonder cynisme, want hoe meer gemeenschapsgeld naar cultuur gaat, hoe beter ik het vind.
Gemeenschapsgeld? Dat leest u goed. Want de Tax Shelter is een systeem waarbij de federale overheid eigenlijk bedrijven subsidieert die geld beleggen in film of podiumkunsten. Alleen laat de liberaal-conservatieve overheid het uitschijnen alsof ze bedrijven aanspoort om geld te sponsoren aan cultuur. Kijk eens, cultuur kan best gedijen in de vrije markt, als die culturo’s alleen maar zouden willen. Dat schijnt de onderliggende boodschap te zijn. De werkelijkheid zit een beetje anders in mekaar.
‘Is er een alternatief voor de Tax Shelter dat de gemeenschap minder geld kost?’
Draagvlak en verbondenheid
Sinds 2010 is Het nieuwstedelijk binnen de podiumkunsten een pionier geweest in aanvullende financiering en fondsenwerving. We zetten een bedrijvennetwerk op, begonnen een Vrienden-werking, hielden verschillende mecenaatsdiners. En na verloop van tijd loonde dat ook. In 2016 haalden we ongeveer 75.000 euro bruto op, aangevuld met een kleine 25.000 aan giften in natura. Dat kan gaan van dranken, akoestische panelen, professionele geluidsapparatuur, een vrachtwagen, een piano, noem maar op. Best veel, eigenlijk. In totaal zo’n 6 à 7 procent van ons werkingsbudget.
Maar we slaagden er alleen in omdat we heel erg investeerden in ons inhoudelijke verhaal: we maakten bedrijfsleiders warm voor onze voorstellingen, voor onze kunst. De deal was simpel: ‘als u ons werk belangrijk vindt, steun ons dan. Maar verwacht van ons geen andere return, dan dat wij ons werk doen.’ Geen logo-vermeldingen dus, geen bemoeienis. En dat werkt prima.
We vragen iedereen die zich betrokken voelt bij onze werking, om een bijdrage te doen. In geld, in natura of in engagement. We maken daarbij geen onderscheid in grote of kleine bedragen, integendeel: wie weinig geld heeft, maar wel een bijdrage wil leveren als bijvoorbeeld vrijwilliger of figurant, koesteren we evenzeer.
Onze hele fondsenwerving is de afgelopen 7,5 jaar dan ook tegelijk een draagvlakcampagne en publiekswerving geweest. Mensen betrekken bij onze werking. En wie financieel, fysiek of emotioneel investeert, voelt zich betrokken. Dat blijkt een duurzame investering.
Eigenlijk is u003cemu003etaxshelterenu003c/emu003e even langs de kassa passeren. Maar waarom zijn bedrijven vandaag plots zo geu0026#xEF;nteresseerd om in film en podiumkunsten te doen?
Kassa Kassa?
Maar het vraagt een grote en continue inspanning. Die is niet altijd evident. De meerwaarde die het inhoudelijk en strategisch (en in natura) heeft opgeleverd is onschatbaar. Het draagvlak dat we erdoor verdienden ook. Maar als je alles bij mekaar telt en de geïnvesteerde uren en lonen in rekening brengt, draaien we netto na al die jaren nog steeds maar break-even.
Taxshelteren dan maar? De Tax Shelter lijkt in elk geval easy money. Eigenlijk is het even langs de kassa passeren. Gezien het grote aantal geïnteresseerde geldschieters, komt het daar wel op neer. Maar hoe dat zo? Waarom zijn bedrijven vandaag plots zo geïnteresseerd om in film en podiumkunsten te doen?
De uitbreiding van de Tax Shelter naar de podiumkunsten komt er precies omdat er méér geldschieters waren dan dat de Belgische filmsector films kon maken. Beleggers stonden in de rij. Dus overtuigde Franco Dragone de voormalige minister van financiën Didier Reynders om de Tax Shelter voor de film uit te breiden naar de brede podiumsector. Maar waarom zijn die geldschieters zo gretig? Zijn het wilde weldoeners geworden?
Allemaal even gretig
Omdat de federale regering simpelweg zelf een collateralized debt obligation heeft gecreëerd. Kent u de term nog? Jawel, cdo’s waren die lekkere derivaten die de kiem vormden van de hypotheekcrisis in 2007 en daaropvolgende bankencrisis in 2008.
Concreet komt het op het volgende neer: een geldschieter stapt naar een bank en wil 100.000 euro beleggen in de podiumkunsten. De bank heeft een portefeuille met een aantal theaterproducties, musicals, entertainmentshows. Die portefeuille is gediversifieerd en wordt getrancheerd of gesaucissonneerd. Dat maakt dat ook kleine projecten in aanmerking komen. De bank versnippert de 100.000 euro over de verschillende projecten in de portefeuille, en de theaterproducenten betalen van hun kant een coupon van ongeveer 5 procent (EURIBOR +4,5 procent) op het ontvangen bedrag. Hier eindigt al meteen de verbintenis tussen de geldschieter en de theaterproducent. Ze krijgen mekaar nooit te zien, de investeerder weet niet precies in welke projecten hij investeert, de kunstenaar weet niet precies waar zijn geld vandaan komt. En dat vindt iedereen prima. We zijn allemaal even gretig.
Wie weet is de Tax Shelter ook wel de oplossing voor andere maatschappelijke sectoren met chronisch geldtekort: ik zeg maar wat, onderwijs, zorg. Hopla! Ezeltje, strek je!
De kunstenaar kan inmiddels aan de slag met het opgehaalde geld. Het is, om even in de termen van de hypotheekcrisis te blijven, free money. Daar rusten weliswaar een aantal beperkingen op: zo komen maar een beperkt aantal uitgaven in aanmerking, moet het geld gespendeerd worden aan Belgische lonen en vergoedingen en valt de theaterproducent vanaf dan onder de vennootschapsbelasting.
Wie subsidieert wie?
En de investeerder? Die trekt met zijn betalingsbewijsje naar de fiscus. Dat mag hij voor 310 procent van zijn belastingen. Dat leest u goed. De uitgave van 100.000 euro is er voor de fiscus 310.000 waard. En dus ontloopt de investeerder voor dit ‘uitgegeven’ bedrag de aanslagvoet van 33,99 procent vennootschapsbelasting. Dat is op zich al goed voor een opbrengst van ongeveer 5 procent. Tel daar de coupon nog bij, en de investeerder is zeker van een rendement van 10 procent op zijn initiële belegging. Waar vind je vandaag nog zo’n rendement?
Geen wonder dus dat de geldschieters staan aan te schuiven. En dat de kunstensector gretig inspeelt op dit wondermiddel van de aanvullende financiering. Wie weet is de Tax Shelter ook wel de oplossing voor andere maatschappelijke sectoren met chronisch geldtekort: ik zeg maar wat, onderwijs, zorg. Hopla! Ezeltje, strek je!
Technisch gezien is de Tax Shelter natuurlijk een belasting-vrijstelling. Maar wat niemand luidop zegt, is dat het dus eigenlijk gewoon misgelopen gemeenschapsgeld is: de federale staat subsidieert de investeerders met een aandeel van 310 procent belastinggeld. Tegelijk kan de regering volhouden dat ze de kunstensector sensibiliseert om ook geld op te halen op de vrije markt en niet alleen de hand uit te steken naar subsidies. Bovendien kan ze het neoliberale betoog voeren dat de bedrijfswereld wel degelijk zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt.
Out of the box
Is er een alternatief voor de Tax Shelter? Eentje dat de overheid en de gemeenschap minder geld kost, en toch meerwaarde creëert voor de kunstensector? Even out of the box denken. Stel dat we die geïnteresseerde beleggers nu eens gewoon zouden vragen om hun geld rechtstreeks aan de overheid door te storten, in de vorm van belastingen. Dan kan die overheid, middels het democratische proces, de projecten ondersteunen die kwalitatief waardevol zijn. Is dat geen idee?
Als Tax Shelter de tool is die de overheid ons aanreikt om te overleven, zal ik niet aarzelen om er ook zelf gebruik van te maken. Ik ben niet nau0026#xEF;ef.
Daarnaast bestaat er voor de non-profit-sector (ikzelf hoor liever het woord for benefit) al sinds mensenheugenis het systeem van de fiscaal aftrekbare giften. Alleen is de erkenningsprocedure kafkaïaans. In dit systeem kunnen mensen hun betrokkenheid uiten door een steentje bij te dragen en dat bedrag fiscaal in mindering te brengen. Aan 45 procent, niet aan 310 procent. Het is een systeem dat het draagvlak verbindt met de aanvullende financiering die broodnodig is voor het overleven van de kunstensector. Het lijkt me erg wenselijk dat de overheid dit systeem vlotter toegankelijk zou maken voor iedereen.
Pokertafel
Ik vind het prima dat de overheid experimenteert met andere vormen van financiering. De kunstensector heeft dat geld en die brede betrokkenheid broodnodig. Als Tax Shelter de tool is die de overheid ons aanreikt om te overleven, zal ik niet aarzelen om er ook zelf gebruik van te maken. Ik ben niet naïef. Uiteindelijk is het een vorm van overheidssteun, waar de kunstensector door kan overleven. Je kan je dan vragen stellen over de toekenning van die middelen. Binnen de geijkte procedures van het Kunstendecreet passeren dossiers voor een onafhankelijke beoordelingscommissie. Bij de Tax Shelter is het vrijheid blijheid, en bepalen alleen de banken wie geld krijgt. De vraag is of dat een duurzaam principe is. Het is in elk geval een maatschappelijke en politieke keuze.
Voor de Vlaamse (en de Waalse) overheid is de Tax Shelter een gewiekste manier om cultuurgeld te halen bij de federale overheid. Maar zo riskeren de verschillende overheden hier hun eigen bubbel te creëren.
In 2012 schreef ik een toneelstuk over de bankencrisis. Het heet Hebzucht. Een hedgefundmanager werpt de minister van financiën in het stuk de volgende quote toe: ‘Zoek aan de pokertafel altijd naar de sukkel. En als je hem niet vindt, dan ben je het zelf.’ Johan Van Overtveldt weze gewaarschuwd.
Stijn Devillé is directeur van Het nieuwstedelijk, theaterhuis Leuven/Hasselt/Genk. In 2011 won hij met zijn gezelschap de Vlaamse Cultuurprijs voor de Podiumkunsten. Van 2012 tot 2016 werkte hij aan een trilogie over de financiële crisis, waarvan Hebzucht de opener was.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier