Dans: Seppe Baeyens maakt stormachtig portret van (bijna) een eeuw leven

© Danny Willems
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Danser en choreograaf Seppe Baeyens kreeg van Wim Vandekeybus groen licht om onder de vleugels van Vandekeybus’ gezelschap Ultima Vez een creatie te maken over de storm die elk leven is en de stormen die elk leven te verduren krijgt.

The Play = Tornar

Gezelschap = Bronks / Ultima Vez

In een zin = Tornar is vooral naar het einde toe een indrukwekkende voorstelling over de storm die het leven is. Maar het is ook een productie die te traag opbouwt en wat te veel gewicht legt op de frêle schouders van de (piep)jonge dansers.

Hoogtepunt = Van zodra de windmachine opstart, bloeit de choreografie open en maakt Baeyens prachtige dansbeelden die een gouden gloed krijgen dankzij een schitterend geïmiteerde zandstorm.

Meer info:www.ultimavez.comen www.bronks.be

1923. Dat is het jaar waarin Leon Gyselynck het levenslicht zag. De man doorzwom tal van watertjes (waaronder een wereldoorlog) en belandde in de herfst van zijn bestaan in een straat waar ook Wim Vandekeybus zijn stek vond. Sinds kort wonen Gyselynck en Vandekeybus niet alleen in dezelfde straat, ze werkten ook samen aan een dansvoorstelling. Gyselynck als danser, Vandekeybus als artistiek adviseur.

Die dansvoorstelling is Tornar, de eerste grootschalige dansvoorstelling van Seppe Baeyens die reeds als danser en choreograaf zijn sporen verdiende bij onder meer de Gentse Kopergietery, het Leuvense Fabuleus en bij het dansgezelschap Kabinet K en bij Ultima Vez verbonden is aan de de kinderen- en jongerenwerking. Ook in zijn choreografieën focust Baeyens graag op de ontmoeting tussen een volwassene en een kind. Dat is niet anders in Tornar. Hij plaatst acht jongeren op de scène, een muzikant (Stef Heeren) en de bijna 92-jarige Gyselynck. De scène is kaal. Op wat stoelen, krijtjes, sinaasappels én een verstopte windmachine na.

Die windmachine is cruciaal en zorgt voor de ultieme apotheose van deze voorstelling waar iets te langzaam en letterlijk cirkelend naartoe gewerkt wordt. De voorstelling begint met een beeld dat de stilte na een (zand)storm suggereert. Iedereen ligt op de grond, de leunstoel waarin de oudere man zit, is omgevallen. De meeste dansers liggen bewusteloos. Slechts een iemand is wakker: een kleine, tengere jongen die met een krijtje de vloer vol figuren en cirkels tekent. En naast hem staat een meisje. Gek geworden van angst, wellicht. Want ze lacht onbedaarlijk, onnatuurlijk hard en zonder aanleiding.

Dat meisje zal voortdurend cirkels lopen omheen de scène. Het heeft iets ontzettend gekunstelds. Het is een gimmick terwijl het wanhoop zou kunnen uitstralen. Baeyens legt de lat hier echt te hoog voor zijn danseres. Haar waanzinnig personage botst met de rest van de groep waar Baeyens net wél probeert om hen zo eerlijk en puur op de scène te zetten. Van zodra de meeste dansers wakker zijn, ontstaan er onderlinge ontmoetingen waaruit heftige, korte, soms rakend tedere danssolo’s ontvlammen. De 92-jarige man is een ontroerende baken van rust die met kleine bewegingen – zoals zijn gevallen zakje sinaasappels oprapen – op de meest mooie manier zorgzaamheid, breekbaarheid en berusting weet uit te drukken. Prachtig. Die kracht om scènes op te tillen tot meer dan knap gebrachte dans beheersen ook de jongeren. Maar zo knap Baeyens de jongeren binnen de scènes weet te plaatsen, zo moeilijk heeft hij het om die scènes te monteren. Daardoor blijft de voorstelling te lang een vrij weinig zeggende opeenvolging van vaak bloedmooie scènes die vooral bestaan uit ontmoetingen tussen twee dansers waar de anderen omheen cirkelen, Tot de (zand)storm losbreekt. (Hoe verklappen we niet, maar het levert geweldige beelden op.) Dan neemt Baeyens de teugels strak in handen, het cirkelen stopt (evenals het gelach van het meisje) en er ontstaat eindelijk een prachtige, wervelende en krachtige scène die een metafoor lijkt voor wat het leven is: proberen dansen in en met de wind, samen. Terwijl de ouderen rustig toekijken en geholpen worden waar nodig.

Tornar ontpopt dan, na die trage, te diffuse opbouw tot een indrukwekkende voorstelling waarin het aanstekelijke plezier waarmee de dansers over de scène wervelen een lust en avontuur is voor het oog én een warme ode aan de zorgzaamheid waarmee verschillende generaties met elkaar (zouden moeten) omgaan. Een van de mooiste, meest veelzeggende beelden is misschien wel de scène waarin de bijna 92-jarige Gyselynck met zijn door het leven lichtjes gekromde rug voor de windmachine gaat staan en omringd wordt door enkele jonge handen die klaar zijn om hem te steunen wanneer nodig.

Els Van Steenberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content