Trixie Whitley in de AB: rennen tussen perspectieven en instrumenten

Trixie Whitley
Milena Maenhaut
Milena Maenhaut Journalist bij Knack Focus

‘No cure for curiosity’, liet Trixie Whitley projecteren voor het begin van haar concert in de AB. De lyric uit Touch functioneerde als het ware als een disclaimer: live is de zangeres zo onvoorspelbaar als de gemiddelde regeringsonderhandeling in België.

Wie anno 2019 naar de concertzaal trekt voor Trixie Whitley, kan stilaan alles verwachten. Voor haar eerste twee albums steunde de zangeres op gitaren, vorig jaar richtte ze zich live op haar synthesizer, die ze al lachend ‘haar nieuwe vriendin Rolande’ noemde, naar het pianomerk. Op haar laatste album Lacuna is de glansrol dan weer voor de ritmesectie weggelegd, met Chris Valtaro en Little Shalimar, co-producer bij hiphopgroep Run The Jewels, achter de drumvellen.

Die eerste nam ze mee op tour, maar live leek de gitaar opnieuw te heersen. Long Time Coming en Bleak waren, als je de soulstem wegdenkt, rasechte rocknummers. Het laatste alludeerde zowaar op stadionrock, al had het gebruik van de strotoscoop daar ook iets mee te maken. In het knappe Dandy ging Whitley wel achter de drums zitten. Daar hadden we graag meer van gezien, al konden we slechts bewonderend toekijken hoe ze vlot van instrument wisselde.

Zoals rasartiesten doen, blijft Whitley aan haar werk timmeren: je hoort niet snel twee keer hetzelfde nummer. Dat was ook nodig, want met een bezetting van twee muzikanten kon en wilde de artieste niet de volledige complexiteit van Lacuna benaderen. Zo gaf ze bluesrocksong May Cannan de urgentie van postpunk: het refrein versnelde, de cymbalen en snaren trilden driftig.

Hier en daar viel de gelaagdheid die de plaat net zo interessant maakt weg.

Andere nummers pakte ze minimalistisch aan. Dat werkte vaak. Heartbeat werd efficiënt uitgekleed tot percussie en vocalen, Closer tot toetsen en zang. Niet veel artiesten kunnen publieksfavorieten elke keer zo oprecht laten klinken.

Maar het werkte niet altijd. Hier en daar viel de gelaagdheid die de plaat net zo interessant maakt weg. In Time vormden de synths en de gitaar één blok, waarbovenop Whitley het nummer vocaal maar moest rechthouden.

Op haar twaalfde stond Whitley met haar vader op het podium en was ze resident-dj van de Gentse Eskimofabriek. Ze acteerde, danste en groeide dus op op de planken. Dat merkten we in Brussel. Vroeger waren haar bindteksten misschien ietwat gekunsteld, nu erg down to earth. Toen ze de opzet van Lacuna uitlegde, bijvoorbeeld. Achteraf moest ze lachen met haar eigen monoloog: ‘Nu ga ‘k beginnen babbelen. Is ’t goed?’

De titel van de plaat verwijst naar de open ruimte tussen twee polen, kwamen we te weten. Whitley is gefascineerd door wat er tussen die uitersten leeft: ‘Dit album is een studie van perspectieven.’ Perspectieven van twee continenten bijvoorbeeld – Whitley groeide op tussen Gent en New York. Of perspectieven van twee personen in een relatie, zoals in Dare to Imagine. Ze schreef het nummer toen ze boel had met haar lief, vertelde ze ons.

Voor Dandy gaf ze schouderophalend haar leuze mee: ‘We gaan zien of dat hier gaat lukken. Zo niet, doen we voort, hè. Zo gaat dat’. Na een valse start werd met grillige blazersamples het sterkste nummer van de avond ingezet. Dandy was tegelijk het meest politieke, mede omdat je de tekst opnieuw kon lezen op het scherm achter Whitley. ‘Watching the world burn / screen mastery / are they the signs of our time‘: we moesten zowaar aan de digitale communicatiestrategie van een winnende politieke partij denken.

‘Fascist, idealist, racist, humanist, realist, rapist, activist, pacifist, futurist, aristocrat, rebel, diplomat‘: in een daverende outro, kwamen alle polen waartussen Trixie Whitley zich beweegt samen op het scherm. Die conventionele encore was overbodig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content