Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City

Thurston Moore © fber.be

De jaren des onderscheids kunnen ook een vloek zijn, en een referentiekader kan ook té groot worden. Die indruk kregen we toch op de slotdag van Sonic City. De meeste bands konden hun voorbeelden moeilijk van zich af schudden. Behalve Suuns & Jerusalem in My Heart, die op onnavolgbare wijze zichzelf waren, en vooral Thurston Moore, die minzaam en met de vingers in de neus z’n klasse demonstreerde.

HO9909: waar waren de gitaren?

Horror (’that is H-O-nine-nine-O-nine’, drukte frontman the OGM ons voor alle duidelijkheid nog eens op het hart) zorgde al tijdens de soundcheck voor trommelvliesverscheurdende noise. Een intentieverklaring, zo bleek, want vanaf de eerste dubdreunen van Prisoners of War ging HO99O9 een uur lang vér over de pijngrens, zelfs voor wie oordopjes droeg. Jammer, want voor wie niét met bloedende oren naar buiten wou, was het kiezen tussen pest en cholera: een deel van je gehoor of een deel van het geluid opofferen. Wij kozen voor het laatste.

Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City
© fber.be

HO9909 knoopt aan met de everything louder than everything else-traditie van legendarische zwarte punkbands als Bad Brains en het tot voor kort vrij obscure Death. Casey Jones, Cum Rag , Bone Collector en Dead Bodies in the Lake raasden voorbij. Op de grens tussen nachtmerrie en camp, hels en meeslepend – al zorgde de uit lijfsbehoud tot diep in onze oren gepropte rubberen mousse toch ook voor enige afstand.

En die onthechting werd nog verder in de hand gewerkt door de formule van dit driemanschap. Alle riffs – we hoorden samples en echo’s van onder meer Minor Threat, H20 en The Misfits – kwamen uit een doosje, waardoor je na vijf nummers toch wat de indruk kreeg naar een – weliswaar godslasterlijk luide – soundmixshow te staan kijken.

Onbegrijpelijk dat een band die voor z’n sound en z’n energie zo zwaar op een scheurende gitaarsound leunt, net de gitaren en de bas thuis laat. Een goeie vijftien decibels minder en één Gibson ‘Flying V’ hadden volstaan om hier een memorabel concert van te maken. Nu hadden we het halverwege al ongeveer gehad, de punkenergie en de obligate Bad Brainscover ten spijt.

Total Control: het einde zoek

Total Control deed het dan weer omgekeerd. ‘Bands with only drum machines and synths are just not as much fun to watch as bands with a drummer’, liet zanger Dan Stewart onlangs optekenen. Desondanks had hij z’n drummer thuisgelaten. ‘Much fun to watch’ waren Total Control dan ook niet echt.

Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City
© fber.be

De soundcheck vloeide op totaal ónglamoureuze wijze over in een concert dat vooral veel weg had van een open rehearsal in het repetitiekot. Bij elke song leken ze het einde vergeten, en de nummers werden dan maar – telkens opnieuw – afgesloten met wat nonchalant gepiel en snarengepluk.

Maar ze hadden wél een koffer vol catchy, droney en diep in de eighties gewortelde popsongs mee. Expensive Dogs, Vote Cops, All Punk, Carpet Rash en Flesh War klonken alsof ze okselfris waren overgevlogen uit Manchester. Hun echte roots – de bandleden zijn geboren en getogen in Melbourne – hield Total Control verscholen onder een dikke laag invloeden van en verwijzingen naar Joy Division, New Order, Gary Numan en Underworld. Dan Stewart bleef, geheel in de geest van de tijd waar hij z’n mosterd haalde, een heel optreden lang worstelen met zichzelf en de wereld. Geen Vrolijke Fransen, wel Australiërs met een handvol goeie songs-zonder-eind.

Suuns & Jerusalem in my Heart: for the love of Drone

Het eerste échte muzikale avontuur van de avond is de niet voor de hand liggende joint-venture van indie-rockers Suuns en Jerusalem in my Heart. De studiosamenwerking tussen Suuns en producer Radwan Ghazi Moumneh (het brein achter Jerusalem in my Heart) dateert al van 2012, maar werd door omstandigheden pas dit jaar uitgebracht. De live-uitvoering van dit project greep vanaf de eerste noot bij de strot.

Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City
© fber.be

De set begint met een lang uitgesponnen vocale mantra van Moumneh, afwisselend dreigend en balsemend en met zelfs enige Tool-referenties. Even later bezweert diezelfde Moumneh het publiek met een minutenlange solo op een elektrisch versterkte guembri, een soort van Arabische luit of mandoline, die we deze zomer ook al bij Robert Plant een hoofdrol zagen vertolken.

Een klein uur lang goochelen en stoeien Suuns en Jerusalem in my Heart op adembenemende wijze met genres en invloeden.

Gaandeweg lijkt zich één duidelijke overeenkomst af te tekenen, die beide bands verbindt. In songs als In Touch, Seif, 3 attam baby of het instrumentale Metal lijkt de grootste gemene deler een gemeenschappelijke liefde voor een drone, een hypnotische postrockhartslag, die we het hele concert lang door ons middenrif voelen dreunen. Nu eens ondersteund door haast onpersoonlijke en tóch pakkende vocoder-vocals, dan weer door de hypnotische muezzin-uithalen van Moumneh, die het publiek vanuit een denkbeeldige minaret lijkt toe te zingen.

Onwillekeurig moeten we af en toe aan – nogmaals – Tool denken, of aan Pink Floyd, niet toevallig twee bands die het bruggen slaan tot kunst hebben verheven. Suuns en Jerusalem in My Heart bliezen ons een uur lang omver. Prachtig concert.

Lightning Bolt: Soulvolle teringherrie

Na het concert van Lightning Bolt registreerden we in de buurt van de toog een klacht: ‘Ik heb hen dit jaar al drie keer gezien en ze speelden drie keer net dezelfde set’, liet een niet meer zó prille dertiger optekenen.

Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City
© fber.be

Die opmerking bracht ons, ondanks een steeds venijniger wordende oorsuis, aan het glimlachen. Zelf hadden we in de mate van het mogelijke genoten van de show van Lightning Bolt. Hoewel de band van drummer Brian Chippendale – die later op de avond door Thurston Moore werd bedankt voor het opsouperen van de papieren zakdoekjes in de backstage – al bijna twintig jaar grossiert in soulvolle teringherrie, was dit de eerste keer dat wij hen live aan het werk zagen.

Chippendale en bassist Brian Gibson zien eruit als de vermoorde onschuld. Wellicht dààrom dat Chippendale gedurende het grootste deel van het concert z’n gezicht verbergt achter een afzichtelijk vervormd masker. Met z’n tweeën zorgen Lightning Bolt voor een uniek spektakel. Gibsons bas verbluft elke seconde van het concert – zelfs tijdens z’n meest relaxte moment klinkt het nog alsof er zes Lemmy Kilmisters tegelijkertijd bezig zijn, en Chippendale beukt en roffelt, snauwt, blaft en bedient intussen nog eens stemeffecten, effectprocessor en loopstation. Een dik half uur lang staan we hier met open bek naar te kijken.

Maar daarna is de duivelse drumroffel voor ons bijna één continue toon geworden. De oren zijn murw. Het Raketkanonsyndroom. Maar zelfs zonder die bewustzijnsverlaging hadden we hier geen songs in kunnen onderscheiden. Laat staan dat we het zouden gemerkt hebben indien Lighnting Bolt ons hier reeds voor de derde keer eenzelfde set had geserveerd.

Thurston Moore Band: een warm deken van geluid tegen de eerste vrieskou

‘Hi, we’re a band. I’m Thurston, and these are James, Deb and Steve’, begroette Thurston Moore het aan z’n lippen hangende publiek. ‘Steve’ is Steve Shelly, de drummer van Sonic Youth. ‘Deb’ is Debbie Googe van My Bloody Valentine. En samen klinken ze als Thurston Moore op z’n Sonicyouthst.’

De klank is vanaf de eerste noot perfect. Indrukwekkend, temeer omdat Moore nauwelijks heeft gesoundcheckt. We zagen ‘m, eigenhandig en slungelig, z’n pedaaltjes – slechts vier stuks – opstellen, z’n kabels ontrollen, en daarna twee of drie akkoorden aanslaan.

Desalniettemin klinkt Speak to the Wild hemels. Geen noot klinkt te scherp, alles is perfect in balans, twee gitaren en een bas die samen een diepe, warme en troostende klank weven. Cease Fire, een nieuwe song, wordt door Moore aangekondigd als een uitnodiging om hulp te reiken aan ‘iedereen die steun, troost, warmte, bescherming of onderdak nodig heeft’. ‘The very thought of that is the core of all activism’, voegt hij er aan toe. Terwijl hij het zegt, wordt in Brussel ei zo na de staat van beleg afgekondigd.

Thurston Moore speelt een klasse hoger dan de rest op Sonic City
© fber.be

De band musiceert met zichtbaar plezier. Vooral Steve Shelley, zwetend als een otter en de hele tijd met een extatische glimlacht op de lippen, schijnt zicht te pletter te amuseren. En ze mogen dan een band zijn, zoals Thurston Moore daarnet zei, hijzelf is wel degelijk de dirigent. De groepsleden staan bijna in een halve cirkel opgesteld, zodat iedereen de bandleider goed in het oog kan houden. Moore, en hij alleen, leidt het orkest. Minzaam en subtiel, met een hoofdknikje, of gewoon door de zo typerend opgebouwde tempowisselingen in te zetten en zo de vaart en de feel van het concert te dicteren.

Het blijft indrukwekkend om ‘m bezig te zien. De achteloos creatieve manier van spelen, de manoeuvres met de rug van z’n rechterhand, het op z’n zevenenvijftigste nog steeds ontwapenende jongensachtige geslungel. Turn on, The Best Day, Grace Lake, Exalted en Staring Statues zijn lappen bescherming tegen de vrieskou.

Thurston Moore is een agressieloos mens. En de muziek van de Thurston Moore Band, hoewel luid en meeslepend, bevat geen aggressie, alleen warmte. Met een simpel ’thank you’ en een vriendelijk wuifhandje neemt Moore afscheid van De Kreun. In goed acht songs, en zonder het te willen of er moeite voor te hoeven doen, demonstreerden Moore en de zijnen ongeëvenaarde klasse.

Peter Lissens

Lees ook de Sonic Cityverslagen van Viet Cong, van The Pop Group en Chelsea Wolfe en van Evil Superstars.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content