Rolling Blackouts Coastal Fever: ‘Je eigen land verheerlijken is een beetje dubieus, zeker in Australië’

Rare jongens, die nieuwe gitaarhelden van Rolling Blackouts Coastal Fever. Je hebt een schier oneindige outback om je songschrijversgeest over te laten dwalen, en zij komen uit bij een klein fake stukje Italië in Australië: Sideways to New Italy!

Elke Australische groep die in het buitenland gaat optreden, begint per definitie aan een wereldtournee. Met debuutplaat Hope Downs – een feest van heldere, snedige gitaren die met veel melodische flair in elkaar zijn gehaakt – verzamelde Rolling Blackout Coastal Fever een pak air miles, en dat ging de vijf bandleden niet in de koude kleren zitten. Over de aldus iets bedachtzamere, maar verder even zalige opvolger Sideways to New Italy mogen we via de langeafstandskabel een gesprekje voeren met Fran Keaney, een van de drie zangers-gitaristen. Een visuele verbinding met Melbourne tot stand brengen lukt even niet, dus eerst gecheckt of we de juiste man hebben.

We vonden én Oasis én Bob Dylan én Led Zeppelin goed. We wilden nogal veel aanvankelijk.

Jij bent toch de Dave Grohl van de band, een drummer die zanger en gitarist is geworden?

Fran Keaney: (lacht) Klopt. Vroeger zat ik samen met onze twee andere zangers, Joe White en Tom Russo, in een trio. Daarin speelde ik drums en Joe bas, met Tom op gitaar en zang. Dat is enkele jaren zo gebleven. Toen we na een intermezzo weer samenkwamen, speelde Joe óók gitaar. De derde keer dat we de groep van de grond probeerden te krijgen, hebben we alle drie zang en gitaar voor onze rekening genomen omdat we samen aan de songs wilden werken – componeren op drums leek me toch te hoog gegrepen. Maar het initiële idee waarmee we midden jaren 2000 waren begonnen, was nog steeds hetzelfde: weemoedige pop/punk/garage/countrysongs maken.

Nou.

Keaney: (lachje) Ik weet het, we wilden nogal veel. Maar we waren er niet bijster goed in. Als jonge groep heb je de neiging om van alles tegen de muur te gooien en je ziet wel wat blijft plakken. Discipline was niet onze sterkste kant. Ik bedoel: we vonden én Oasis én Bob Dylan én Led Zeppelin goed. We hebben verwoed geprobeerd die invloeden tot treffelijke songs samen te smeden, maar helaas. Och, dat proberen hoort erbij. Tot je op een idee stoot dat werkelijk goed is. Plots gaat er een deur open. Andere sluit je dan weer: dahaag, John Bonham-drumsolosong, bluesjam #5 of Joes rockriffnummer. (lacht) Pas toen we naar die derde fase evolueerden, voelden we dat we eindelijk het juiste spoor gevonden hadden. Ook al zaten we in het begin gewoon met wijn en pizza op iemands slaapkamer akoestische gitaar te spelen. Zo is Rolling Blackouts ontstaan.

Jullie schrijven dan wel samen, maar iedereen wil toch in zekere mate het idee doordrukken dat hij in zijn hoofd heeft?

Keaney: Neen, want wedijver of egokwesties zijn bij ons van geen tel. Je bent uiteraard blij als de anderen meegaan in wat je hebt bedacht. Maar we zijn intussen volwassen genoeg om zelf te beseffen wanneer zo’n zogezegd briljante vondst niet werkt. En anders helpen de anderen je wel een beetje. Maar nooit door vlakaf te zeggen: dit is bagger. Je leidt dat af uit het gebrek aan animo. Dat incasseer en aanvaard je dan in stilte.

Amen. Welke specifieke elementen draagt elk van jullie over het algemeen bij?

Keaney: Hm. (denkt na) Zelf ben ik vaak bezig met structuur, dynamiek en arrangementen. Veel van onze songs zijn gebaseerd op ritme, dus dan helpt het wel dat ik daar met onze drummer Marcel Tussie over kan praten: in dat stukje beter geen hihat, daar een ride cymbal, de crash cymbal vanaf dat punt… Daar kan ik nogal obsessief in zijn. Joe schenkt de songs vaak een andere dimensie door zijn veelzijdige gebruik van effecten. Hij heeft zichzelf gitaar leren spelen, waardoor zijn stijl wat onorthodox is en er plots nieuwe perspectieven kunnen ontstaan. Toms partijen vormen meestal het DNA van de song – je kunt ze er niet van scheiden. Zijn teksten laten dan weer veel aan de verbeelding over. Dat vind ik er zo goed aan. Zelf schrijf ik een tikje absurder.

Rolling Blackouts Coastal Fever: 'Je eigen land verheerlijken is een beetje dubieus, zeker in Australië'

Behalve dat het tempo op Sideways to New Italy over het algemeen iets lager ligt, wilden jullie zo te horen niet aan de formule morrelen.

Keaney: Songs als Not Tonight, Cameo, Beautiful Steven of Sunglasses at the Wedding zijn inderdaad meer midtempo. Not Tonight was in een vroege gedaante onze country-discosong – hoe afgrijselijk dat ook moge klinken. Maar net als in onze Oasis meets Led Zeppelin-dagen wilden we dat concept absoluut doordrijven, puur voor het plezier en omdat het zo apart is. Alsof je aan een stinkende kaas ruikt en denkt: en tóch zou dit wel eens lekker kunnen zijn. (lacht)

Waarom wilden jullie van de nieuwe songs per se een soort talismans maken, vol referenties aan vertrouwde plekken, vrienden en familie?

Keaney: Waw, talismans: naar dat woord heb ik een jaar lang gezocht! We verwijzen heel vaak naar zekerheden op de plaat. Dat is een rechtstreeks gevolg van lang van huis te zijn. Onvermijdelijk voel je je onthecht. Alsof je van je anker bent geslagen. Wat in mijn geval nog werd versterkt doordat ik een tijdlang geen vaste verblijfplaats had. Thuis zitten al je spullen in dozen en maandenlang zie je je vrienden niet. En kom je dan eindelijk weer thuis, dan is het niet voor lang, of merk je dat er in je afwezigheid een paar dingen zijn veranderd. Op de duur ben je óveral een vreemde. Je begint je af te vragen: normaal, wat is dat eigenlijk? Daarom is de plaat een projectie van onze zekerheden geworden, van de dingen die we koesteren.

Die nood aan houvast was op Hope Downs ook al wel een thema.

Keaney: Het is best wel een rode draad, ja. Reiken naar iets of iemand. Alleen gebeurt het nog iets nadrukkelijker op de nieuwe plaat. Voor de duidelijkheid: we willen helemaal niet ondankbaar zijn. Touren is op veel vlakken een sleur maar we weten goed genoeg dat we met ons gat in de boter zijn gevallen. Ik hou van reizen en probeer altijd zo veel mogelijk te zien van de plekken die we aandoen.

Jullie bassist Joe Russo heeft zich in een interview eens laten ontvallen dat het opwindendste aan touren de dagen zijn waarop de kleren worden gewassen.

Keaney: Dat stond inderdaad in ons eerste interview met Rolling Stone in Amerika. We hadden in New York twee optredens na elkaar, en tussenin spraken we – allemaal behoorlijk uitgeput -drie kwartier lang met die journalist. Toen dat artikel verscheen, bleek het niet alleen belachelijk kort, uitgerekend Joes grap over de wasdag was er als grote quote uit gelicht. Tot zover ons rock-‘n-rollimago. (lacht)

Reageren mensen anders op jullie muziek afhankelijk van het continent of land?

Keaney: Zeker. In veel landen hebben mensen hun eigen favoriete songs, of vergelijken ze ons met weer andere bands.

Maar meestal zijn het wel andere bands uit Australie of Nieuw-Zeeland: The Go-Betweens, The Triffids, The Chills.

Keaney: Wat uiteraard een compliment is, ook al hoor ik de overeenkomsten zelf niet. Laat staan dat we bewust als die groepen zouden willen klinken. Dat gezegd zijnde denk ik dat ik naar geen band zo vaak heb geluisterd als naar The Go-Betweens. Ik ben tien jaar lang door hen geobsedeerd geweest, van 2005 tot 2015 ongeveer. Het was een Australische band die heel cinematografisch schreef, heel poëtisch en – op een artistieke manier – ambitieus was. Ze gebruikten concepten waardoor hun songs eigen werelden vormen. Het zijn romans in zakformaat waarbij je het oud papier haast kunt ruiken.

Hope Downs is een gigantische ijzermijn in West-Australië, en New Italy een dorpje dicht bij de plek waar je die eerste plaat hebt opgenomen. Jullie zijn wel verknocht aan de Australische bodem.

Keaney: Eerbetonen zijn dat nochtans niet. Je eigen land verheerlijken is een beetje dubieus, niet? Zeker in Australië, met zijn kolonisatieverleden. Daarbij: Hope Downs is eigendom van de ontzaglijk rijke industrieel Gina Rinehart en zij is – cru gesteld – een egoïstisch zwijn. Maar ik hou wel van de poëzie in veel Australische plaats- en straatnamen. Ze prikkelen de verbeelding en er zitten verhalen achter. Neem nu New Italy. Op het einde van de negentiende eeuw lokte een Franse kolonist tegen betaling Italiaanse immigranten uit de armzalige streek Veneto naar een eiland in de Stille Oceaan dat toen nog New France heette, met de belofte dat het er een bruisend paradijs was. Maar toen die Italianen daar aankwamen, was er niks: geen wegen, geen haven, geen huizen. Veel mensen zijn van ontbering omgekomen. De overblijvers werden door de Australische autoriteiten naar het vasteland overgeheveld en een deel daarvan is in New South Wales beland, waar ze een dorp hebben gebouwd, helemaal in Noord-Italiaanse stijl.

En ze leefden nog lang en gelukkig.

Keaney: Zoiets! Het besef van waar het begrip thuis voor staat, dat paste wel enigszins bij de plaat. Let wel, echt autobiografisch schrijven we niet. Maar we proberen wel eerlijk te zijn. Ik heb zelf alleszins nooit geprobeerd mijzelf in het middelpunt van een nummer te zetten, omdat ik niet geloof dat iemand daarin geïnteresseerd zou zijn. Maar het valt me wel op dat sinds we platen uitbrengen en onze songs op de radio worden gedraaid ik minder naar fictie neig. Je merkt namelijk dat mensen nadenken over waarover je zingt, en daar ook op reageren. Niet dat onze eerste songs onecht waren, maar je wilt toch dat ze ergens op slaan. Zeker als je ze avond na avond moet zingen, wil je er zelf ook graag iets bij voelen.

Daarover gesproken: wel sneu dat jullie het positieve effect van de songs nu niet zelf kunnen uittesten.

Keaney: Dat deert niet. Voor ons was het al leuk om na te denken over wat we belangrijk vinden. Bovendien draagt de plaat een boodschap van hoop en positivisme mee. Het voelt goed om die alsnog de wereld in te sturen onder deze bizarre omstandigheden.

Sideways to New Italy

Uit op 5/6 bij Sub Pop.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Rolling Blackouts Coastal Fever

Opgericht in 2013 in Melbourne.

Bestaat uit de drie zangers-gitaristen Fran Keaney, Joe White en Tom Russo plus bassist Joe Russo (broer van) en drummer Marcel Tussie.

Geheim wapen in het gitaararsenaal is een Gretsch uit 1959 met open klankkast. Joe White: ‘ It kicks like a mule! De klank is agressief maar clean. Als we die gitaar gebruiken, klinken we meteen als onszelf.’

Discografie de ep’s Talk Tight (2016) en The French Press (2017), en de albums Hope Downs (2018) en Sideways to New Italy (2020).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content