Pasta, porselein en pornobeschuiten: dit was de eerste dag van Best Kept Secret
De teleurstelling van Julien Baker, het theater van Cate Le Bon en de retestrakke psychrock van vijf langharige Australiërs: tot zover de openingsdag van de zevende editie van Best Kept Secret .
Angie McMahon slaagde op het nippertje ***
Beginnen deden we met Angie McMahon, een Australische die ooit een negenkoppige soulband in de rug had en het vandaag met niet meer doet dan een drummer, een bassist en een strot waarmee ze de noten ergens tussen Patti Smith en Aretha Franklin in het vagevuur mikt. Dat bleek op het eerste gehoor niet genoeg om het nieuwe podium SEVEN, een kleine langwerpige hangar, tot verder dan de helft in te palmen. Zelfs een tot op de rafelige boxershort uitgeklede cover van Neil Youngs Helpless kon het geroezemoes naast ons niet verstommen.
Maar McMahon trok de set alsnog uit het slop met enkele potigere lofinummers. Slotsong Pasta, compleet met punkrelletje in het midden, trok zowaar de laatste vervelende babbelaars over de streep. Zonder voorbehoud beloftevol te noemen, deze vrouw, al kon ze haar potentieel niet altijd tot uiting brengen in deze veel te diepe schuur, waarin de meesten meer oog hadden voor hun pils of rabarberlimonade dan voor de dapperen op het podium.
Julien Baker had haar porseleinkast niet opgeruimd **
‘The harder I swim, the faster I sink’ , zong Julien Baker in Sour Breath, ergens in het begin van haar set. Eigenlijk was het meer ploeteren wat de zangeres uit Tennessee tot dan had gedaan, spartelen ineen zee van reverb, echo’s en een allesoverheersende bastoon die god weet waar uitkwam. Euvels die je als PA-man van een vierkoppig combo snel kan wegwerken, maar die dodelijk waren voor Baker, die enkel een violist bij zich had om haar perfect uitgebalanceerde, minimaal aangeklede parels over drugs, eenzaamheid en andere in het hart snijdende dingen des levens te vertolken.
De gevoelige americana van Funeral Pyre was een lichtpuntje, Turn Out The Lights ook. Verder was het pompen of verzuipen voor Baker, ook al zong ze loepzuiver en tokkelde ze zich onberispelijk in het zweet. Het kon allemaal niet verhelpen dat de set rommelig en oninteressant was, en daar kon zelfs hitje Appointments, dat onherkenbaar begon, niets aan veranderen. Hard gezwommen, maar verdronken in grote verwachtingen en een nog grotere tent.
Blossoms kwam af met een doodgewoon boeketje ***
Over naar Blossoms dan maar, een band van zes jongens uit Manchester die gretig heeft gegraaid in de Britpopbak van hun platenboer. Van The Smiths tot The Stone Roses, allemaal spreken een mondje mee in deze groep, al valt de invloed van Future Islands ook niet te ontkennen. Nog één referentie om het af te leren: de vroege Muse, zonder de tralala en de conceptalbums.
De band overgiet haar energieke rocksongs – u kent misschien hun hitje Charlemagne – met een goedafsmakende synthpopsaus, maar zich echt onderscheiden van het peloton doen de heren niet. Dat hun androgyne frontman Tom Ogden, net als de rest van de groep in het wit gekleed, charisma én vocaal bereik mist, helpt daar natuurlijk niet aan.
Het half uurtje van Blossoms was leuk, maar op geen enkel moment zagen we een Grote Band In Spe. De vraag is of dat hoeft: van een fijne namiddagband meer of minder is nog geen enkele festivalganger gestorven.
De purperen eigenzinnigheid van Cate Le Bon ****
Wat Julien Baker niet lukte, namelijk een genuanceerd album naar het podium vertalen, lukte Cate Le Bon wel. De chanteuse speelde deels op veilig door wat details van haar laatste worp Reward gewoon te samplen, maar had ook een polyvalent vijftal in haar rug staan, dat zich met uitgestreken gezichten uitleefde op een batterij saxofoons, keyboards en percussie.
Zo ging alle aandacht naar mevrouw Le Bon zelf, die haar songs met een vleugje theater serveerde. Haar innemende présence was meteen de enige verbindende factor tussen de nummers, die op en neer gingen van kabbelpop over postpunkerig gedram op z’n Talking Heads naar jazzy intermezzi.
Veel van zeggen was de zangeres niet, maar ze nam toch het laatste woord. Met een verschroeiende gitaarsolo weliswaar, die alle gedachten doorkliefde die we tot dan in ons boekje hadden geschreven. Gevoelig, eigenwijs en op geen enkel moment voor één gat te vangen: zo hebben we onze indiemeesteressen graag.
Noem Psychedelic Porn Crumpets niet zomaar een hagedis ****
Een lekker gekke groepsnaam, drie gitaristen, veel effectenpedalen en nog veel meer haar: Psychedelic Porn Crumpets vinkt met gemak alle vakjes op de bucketlist van de garagerock af. Als u weet dat de band uit Australië komt, is de vergelijking met King Gizzard and the Lizard Wizard snel gemaakt.
Terecht, maar ook weer niet: de seksfilmbeschuiten houden hun songs een pak strakker in de teugels dan King Gizzard en zullen sneller voor de gebalde riff kiezen dan voor voor de experimentele jam. Zo had Keen For Kick Ons, de eerste single van hun nieuwe plaat die deze week is verschenen, evengoed van Wolfmother kunnen zijn en Buzz van een rammelrockband als Fidlar.
U deed wat u moest doen op dit kolkende psychrockfeestje en moshte zich de pleuris. U had dat ziedende slotoffensief, met een likje van Jimi Hendrix’ Purple Haze als kersje op de taart, dan ook dikverdiend. Conclusie: geen idee dat er een gat bestond tussen Queens of The Stone Age en Ty Segall, maar jongens, wat vult deze band dat toch maar lekker in.
Priests kon ons net niet helemaal bekeren ***
Ook Priests had nieuw werk voor te stellen in Hilvarenbeek. The Seduction of Kansas heet de verse worp van zangeres Alice Greer en de haren, al moest Greer het verleidingswerk wel grotendeels zelf doen. De zangeres, een verschijning die zich ergens ophoudt tussen Robyn en Fenne Kuppens van Whispering Sons, droeg de groep zowat op haar eentje door een kloeke postpunkset, die soms antwoord gaf op de vraag hoe Idles zou klinken met een vrouwelijke vocalist en ons dan weer liet uitkijken naar een comebackalbum van Gossip.
Misschien zijn we de laatste jaren verwend qua postpunkbands, maar we zagen in de Beekse Bergen niet meteen hoe deze band de volgende jaren haar blonde hoofd definitief boven het maaiveld kanuitsteken. We houden evenwel een slag om de arm: hun geluid is best catchy en met Priests in de buurt vallen nu eenmaal nooit mirakels uit te sluiten.
Bbymutha ***
Ons slaapmutsje van de eerste dag was van leer en stond op het paarsharige hoofd van Bbymutha. Bijna babymother dus, en dat is niet voor niets: de zwarte rapster uit Tennessee voedt in haar eentje twee tweelingen op. Een vrouw met een verhaal dus, dat ze in de SEVEN met zichtbaar plezier en in een uitstekende flow over loden trapbeats strooide. Dat ze meerapte met zichzelf op tape was niet zozeer een zwaktebod dan wel een bewijs dat ze ook live effectief geen lettergreep miste.
Voor de laatste twijfelaars – en voor het kluitje superfans op de eerste rij – gooide Bbymutha er nogeen a-capellaversie van haar bekendste nummer Rules tegenaan. Nog even handjes schudden en dan moest ze er, zichtbaar tot haar eigen spijt, echt vandoor na wat wellicht de sympathiekste hiphopshow is die we dit jaar al gezien hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier