Ons laatste interview met Daniel Johnston: ‘Sinds ik The Beatles heb ontdekt, is mijn leven véél plezanter geworden’
Zanger, songwriter en tekenaar Daniel Johnston is op 58-jarige leeftijd overleden. Knack Focus sprak hem negen jaar geleden voor het laatst: ‘Mijn leven is een comedy.’
Dit interview verscheen in 2010 in Knack Focus.
Lees ook: Invloedrijke singer-songwriter Daniel Johnston (58) overleden
Ze noemen hem een sociopaat. Een gek. In het beste geval: een idiot savant. Dat zijn diegenen die in Daniel Johnston de geestelijk verwarde en sociaal onaangepaste eenzaat zien. De psychia-trische patiënt. De excentriekeling.
Maar Daniel Johnston is ook zanger, liedjesschrijver en tekenaar – zij het dan één met de kolder in de kop. Want ja: sinds een slechte lsd-trip is Daniel Johnston een manisch-depressieve psychoot. Hij kent enorme mood swings en is het ene moment euforisch en het daaropvolgende compleet gedeprimeerd. Hij lijdt aan ernstige gedragsstoornissen, heeft hallucinaties en is extreem vatbaar voor verslavingen: zelden wordt hij gespot zonder een sigaret in de ene en een blikje cola in de andere hand.
Onnodig te zeggen dat het leven van Daniel Johnston niet bepaald over rozen loopt. Zijn diepgelovige ouders kunnen zijn mentale problemen maar moeizaam aanvaarden en zijn jeugd in het oerconservatieve Texas verloopt extreem tumultueus. De lastige en teugelloze tiener raakt ongezond geobsedeerd door zijn jeugdliefde Laurie. Een liefde die niet wederkerig blijkt – Laurie trouwt met een begrafenisondernemer – en die zijn kwetsbare ziel een definitieve deuk bezorgt. Wanneer hij Laurie jaren later terugziet tijdens een begrafenisplechtigheid, wil hij nog het liefst van al in de openstaande kist verdwijnen.
Hij lijdt aan ernstige gedragsstoornissen, heeft hallucinaties en is extreem vatbaar voor verslavingen: zelden wordt hij gespot zonder een sigaret in de ene en een blikje cola in de andere hand.
Gelukkig vindt Daniel Johnston op zijn negentiende verlossing in de muziek. Hij heeft The Beatles ontdekt en ze zullen hem nooit meer loslaten. In het ouderlijke huis neemt hij zijn eerste home recordings op: cassettes vol liedjes over Laurie die luisteren naar titels als Songs of Pain en More Songs of Pain. Zijn gitaarspel is primitief, zijn beheersing van de piano abominabel en zijn stem op z’n zachtst gezegd een beetje beverig. Maar zijn teksten zijn zo hartverscheurend eerlijk en zijn melodieën zo eenvoudig en puur dat ze geen mens onbewogen laten. Ook niet de makers van het MTV-programma Cutting Edge die in 1985 een reportage maken over de muziekscene in Austin, Texas en door zowat alle locals worden doorverwezen naar ‘die rare snuiter die op straat zelfgemaakte cassettes verkoopt’.
Een kwarteeuw later is Daniel Johnston een bescheiden cultfiguur met meer dan dertig platen en een almaar groter wordende schare fans. Ook onder de allergrootsten. Beck, Tom Waits, Eels, M. Ward, Wilco, The Flaming Lips, Sonic Youth, Pearl Jam, Yo La Tengo, Conor ‘Bright Eyes’ Oberst en Karen O van Yeah Yeah Yeahs: allemaal hebben ze zijn nummers gecoverd. Kurt Cobain, die zich overigens graag liet zien in een T-shirt van Daniel Johnston, noemde hem ooit ‘de grootste nog levende songschrijver’. En dat was lang vóór Is And Always Was uitkwam, zijn nieuwste, wellicht ook zijn meest toegankelijke en misschien wel zijn beste plaat tot nog toe. Hij heeft ze opgenomen met de hulp van Jason Falkner – die eerder al samenwerkte met Paul McCartney en Beck – en hij wil er vlak voor een optreden in de W2 in Den Bosch over praten.
Nu is Daniel Johnston niet de gemakkelijkste mens in de omgang. Ooit dreef hij tijdens een woedeaanval een bejaarde vrouw van haar balkon. Zijn vader, tevens amateurpiloot, greep hij tijdens een pleziervlucht brutaal bij de keel omdat hij hem voor de Duivel hield, waarop vader en zoon de onvermijdelijke crash maar op het nippertje overleefden. Een collega-journalist zat hij dan weer minutenlang achterna met een stalen buis.
Tegenwoordig laat zijn medicatie een vreedzaam gesprek toe, maar de communicatie verloopt nog steeds bijzonder stroef. Hij mijdt oogcontact, kan zich moeilijk concentreren en heeft een zeer slecht kortetermijngeheugen. Vaak is hij al tijdens een antwoord zijn vorige antwoord vergeten en als hij in zijn eigen woorden verstrikt raakt, geeft een nerveus zenuwlachje aan dat het tijd is voor een andere vraag. Dat hij afgelopen nacht nauwelijks heeft geslapen, is ook niet bevorderlijk.
DANIEL JOHNSTON: Ik heb comic books gelezen. Dat mag eigenlijk niet van Sergeant Pepper daar (zijn broer Dick die hij zo noemt vanwege zijn snor, nvdr.), maar hij heeft er niets van gemerkt. Pas toen ik een chocoladereep uit de verpakking wikkelde, is hij wakker geworden. ‘Daniel, get back to sleep!’ riep hij. Maar ik heb gedaan alsof, een paar minuten later was ik weer gewoon aan het lezen. Hahaha!
Op tournee word ik altijd uitbetaald in strips. In elke stad mag ik in de stripwinkel een aantal comic books kopen. Vandaag waren het boeken van Terminator, Iron Man en Captain America. De uitbater bleek mijn muziek te kennen en ik heb een korting gekregen! How cool is that?
Koop je op tournee ook wel eens andere dingen dan strips?
JOHNSTON: Speelgoed. Vooral speelgoedinstrumenten eigenlijk, die vind ik leuk. Vroeger, toen ik bij mijn broer inwoonde, gebruikte ik vaak de speelgoedpiano van mijn neefje om op te spelen. Een heel cool geluid. Dan nam ik muziek op in de kelder, op een kleine cassetterecorder. En die cassettes gaf ik dan aan mijn vrienden.
Maar weet je: ik ben echt moe, hoor. Ik zou wel kunnen omvallen. Ik ga even een blikje cola halen…
Exit Daniel Johnston. We zullen hem die avond alleen nog terugzien op het podium. ‘Typisch,’ zegt zijn broer – Sergeant Pepper dus – als we hem even later in de backstage van de W2 tegen het lijf lopen. ‘Die truc gebruikt hij altijd. Maar weet je wat: bel hem over een paar weken op bij hem thuis. Aan de telefoon is hij veel meer op zijn gemak. Geen oogcontact, geen sociale druk. Dat zal veel beter gaan.’
Enige tijd later bellen we Daniel Johnston inderdaad op. Dat wil zeggen: we bellen naar zijn ouderlijke huis, waarop zijn vader de hoorn opneemt en Daniel gaat zoeken. Na enig gerommel en gemompel klinkt aan de andere kant van de lijn een opvallend goedgeluimde Daniel Johnston.
JOHNSTON:This is Daniel Johnston speaking.
Dag Daniel. Je moest van ver komen.
JOHNSTON: Mijn vader heeft een eigen huis voor me gebouwd in de tuin. Nu werken we aan mijn persoonlijke home studio. Kan ik elke dag opnemen. Mijn vader heeft beloofd dat ik later ook mijn eigen zwembad krijg. Maar dat wil ik eerst zien voor ik het geloof. Hahaha!
Je nieuwe plaat, ‘Is And Always Was’, is misschien wel de meest poppy plaat die je al hebt gemaakt.
JOHNSTON: Ah ja! Ze is ook helemaal anders gemaakt dan de cassettes die ik vroeger opnam. Deze keer was het net karaoke. Jason Falkner, de producer, had de meeste partijen al ingespeeld voor ik naar de studio kwam. Het klonk grandioos: net The Beatles. Ik moest eigenlijk alleen nog over die partijen mijn stem inzingen.
Jason Falkner heeft nog met Paul McCartney gewerkt. Was dat een belangrijke reden om deze plaat met hem te maken?
JOHNSTON:(Lacht) Nee, want ik wist daar niets van af. Mijn broer en mijn manager hebben hem ingehuurd. Maar ze hebben me tijdens de opnames wel de hele tijd zitten plagen: ‘Wacht maar, straks komt Paul McCartney langs om naar je songs te luisteren. Misschien komt hij wel bassen.’ Alsof ik daar zou intrappen! No way!
Nu wilde het toeval wél dat hij de week voordien in diezelfde studio had opgenomen. Er hing zelfs nog een briefje van hem. Daar heb ik elke dag wel minstens een paar keer naar staan kijken. Een briefje van Paul McCartney! Tegen niemand zeggen, maar ik heb het een paar keer van de muur gehaald en vastgenomen. (Grinnikt)
Jouw samenwerking met Jason Falkner doet een beetje denken aan die met Mark Linkous van Sparklehorse een paar jaar geleden. Heb je het nieuws van zijn dood al gehoord?
JOHNSTON:Yeah,it’s so sad. Ik heb zelf ook al vaak genoeg diep in de put gezeten en ik heb op zulke momenten ook weleens overwogen om… nou, je weet wel. Maar dat net hij zich van het leven berooft, is echt wel triest.
(Na een lange stilte) Weet je, sinds we samen die plaat hebben gemaakt, Fear Yourself, heb ik stiekem mijn beste nummers zitten opsparen voor als ik nog eens met hem kon werken. Acht jaar lang heb ik mijn beste nummers speciaal voor hem aan de kant gelegd. We hadden veel plannen en we praatten er weleens over om nog een plaat te maken. Maar nu… tja.
In een van de nummers op je nieuwe plaat, ‘Lost In My Infinite Memory’, zing je: ‘I feel so lazy I could cry.’ Vreemd om te horen van iemand die zoveel songs schrijft en zoveel tekeningen maakt als jij.
JOHNSTON: Oh, maar ik ben ontzettend lui! Ik oefen wel wat op de gitaar en ik teken veel, maar ik maak bijvoorbeeld veel minder muziek dan ik eigenlijk zou kunnen. Ik vind muziek maken best wel hard werken. Tekenen is veel leuker. Ook al omdat ik er minder moet bij nadenken en dat is goed voor mij: mezelf bezighouden, ervoor zorgen dat mijn hoofd wordt afgeleid van nare gedachten. Want ik heb veel nare gedachten.
Maar weet je wat het is? Het ene triggert vaak het andere. Als ik zit te tekenen, zet ik vaak een plaat op, en dan raak ik geïnspireerd voor een liedje. Maar zelfs dan ben ik soms te lui om aan de piano te gaan zitten. Ik ben ook ontzettend snel afgeleid. Eén krekel die op de vensterbank komt zitten en ik ben op slag ver-geten waarmee ik bezig was. Hahaha!
Sinds er een documentaire over jou gemaakt is, ‘The Devil And Daniel Johnston’, zou je naar verluidt elke dag vijf of zes fanbrieven krijgen. Waar gaan die brieven zoal over?
JOHNSTON: De meeste van die brieven komen van mensen met mentale problemen en ze beginnen meestal zo: ‘Dear Daniel Johnston, I too am mentally ill.’ Hahaha! Ze willen ook altijd weten welke medicatie ik neem en welke therapieën ik volg.
Schrijf je hen vaak terug?
JOHNSTON: Niet zo vaak, neen. Maar als het echt mooie of lieve brieven zijn, stuur ik wel eens een tekening terug.
Er wordt druk gewerkt aan een film over je leven. Hoe voelt het om door een acteur gespééld te worden?
JOHNSTON:It’s weird, man! Maar de gast die mij speelt, kan heel goed achterlijk doen, dus dat zit wel goed. Heel grappig ook. Maar ja, mijn leven ís ook een comedy.
Binnenkort word je er vijftig. Zit je daarmee in?
JOHNSTON: Ik kan het niet geloven, it’s so unreal. Maar het zit me niet echt dwars, neen. Sinds mijn medicatie meer en meer op punt staat, heb ik meer plezier in het leven. Zolang ik de nare gedachten maar kan bannen.
Zijn er nog dingen die je in de toekomst wil realiseren?
JOHNSTON: Ik zou graag fictie schrijven. Niet per se een roman, maar gewoon fictieve liedjes. Tot nu toe waren bijna al mijn songs grotendeels autobiografisch, maar nu zou ik graag verhaaltjes maken van die songs. En ik zou het ook fijn vinden als ik mijn eigen brood kon verdienen.
In ‘The Devil And Daniel Johnston’ vertel je dat je in de kunst bent gevlucht om jezelf te redden. Had je dan het gevoel dat je gered moest worden?
JOHNSTON: Ik weet niet of je het weet, maar ik ben manisch-depressief: een afwijking in mijn hersenen. Als ik depressief ben, ben ik niet gewoon een beetje verdrietig, maar heb ik fysiek pijn. Dan voelt het alsof ik elk moment kan doodgaan. Door me met muziek of comic books bezig te houden, kan ik mijn gedachten daarvan afleiden. Als ik nu depressief ben, speel ik een liedje. Zelfs als ik een heel treurig en bluesy liedje speel, voel ik me beter. Als ik The Beatles niet had leren kennen, had ik misschien hetzelfde gedaan als Mark Linkous. Want sinds ik The Beatles heb ontdekt, is mijn leven plezanter geworden, véél plezanter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier