Nope, Bert Dockx heeft uiteindelijk (alweer) niet die ‘normale’ singer-songwriterplaat gemaakt
‘Het heeft niet veel gescheeld of ik had weer een nieuwe groepsnaam bij deze plaat bedacht’, lacht Bert Dockx. Om maar te zeggen dat de uitermate productieve Antwerpenaar van Flying Horseman, Dans Dans, Ottla en Strand nog maar eens een plaat uit heeft. Voor de verandering onder eigen naam.
Het is de eerste dag waarop code geel in voege treedt. Een blauwe hemel spreidt zich uit boven het rijk der vrijheid. Maar in zijn knusse Antwerpse appartement valt Bert Dockx uit de lucht. ‘Is dat zo?’ Hij wist nog niet dat CST, mondmaskers en capaciteitsbeperkingen zijn sector niet langer aan banden leggen.
Het maakt van zijn nieuwe soloalbum Safe, dat deze week uitkomt, zijn eerste ‘vrije’ release in twee jaar tijd. Zowel Mothership (2020) van zijn groep Flying Horseman als Zink (2021) van zijn instrumentale trio Dans Dans kreunde onder het juk van de coronacrisis. ‘En dat was niet zo tof, nee’, verzucht Dockx, een van de meest bedrijvige muzikanten van het land. ‘Veel minder live spelen, twee jaar lang de financiële impact daarvan ondervinden, ik heb er serieus van afgezien. Vooral de onzekerheid was lastig. Veel repeteren naar optredens toe die dan uiteindelijk niet doorgaan, dat gaat wegen. En je móét veel repeteren net omdat je minder optredens speelt, snap je? Dat betekent veel werk om uiteindelijk veel minder te verdienen, zeer frustrerend.’
Moedig, ik? Zeker niet. Er is voor mij gewoon geen andere optie dan dingen met een heel eigen identiteit, die niet binnen de lijntjes kleuren, te doen.
Dat je zo ook het momentum miste, veroorzaakte zelfs lichte paniek. ‘Twee releases die grotendeels in het water vallen… Ik dacht: dit komt nooit meer goed. Want ja, we zijn allemaal niet meer zo jong… Ik had echt even schrik dat we tussen de plooien van de tijdgeest gingen verdwijnen. Soit, toen de coronaregels eventjes losser werden, vorig najaar, hebben we in De Roma gespeeld, waar ondanks de omstandigheden zowaar 800 man in de zaal stond. Dat was een enorme opsteker. En met Dans Dans hebben we wat concerten naar dit najaar kunnen verplaatsen én zijn we aan een nieuwe plaat begonnen die dan misschien al verschijnt. Er is dus opnieuw perspectief.’
Te beginnen dus met Safe. Op zijn eerste soloalbum, Transit, stonden vier jaar geleden enkel covers, van zulke uiteenlopende nummers als het instrumentale Albatross van Fleetwood Mac, I’m on Fire van Bruce Springsteen en Shadowplay van Joy Division, met niet meer begeleiding dan gitaar en stembanden. Deze keer laat hij zich niet alleen ondersteunen door enkele medemuzikanten – Loesje en Martha Maieu en Thomas Jillings -, de covers zijn in de minderheid: slechts twee stuks, eentje van The Velvet Underground (Pale Blue Eyes) en eentje van jazzsaxofonist Ornette Coleman (Lonely Woman). En verder niet alleen songs van Dockx’ eigen hand, maar ook instrumentals, soms acht tot negen minuten lang.
Als we hier in je living drie meter naar links opschuiven zitten we midden in het huiselijk tafereeltje dat op de hoes prijkt. In combinatie met de titel schreeuwt dat: lockdownplaat!
Bert Dockx: Niet erg als mensen die associatie maken. Maar in mijn hoofd is het heel anders gegroeid, uiteraard. (glimlacht) De titel komt uit een van de songteksten, en daar is de betekenis ‘kluis’, niet ‘veilig’. Die dubbele betekenis maakt het net wel tof. Zeker in combinatie met het beeld. Want deze ruimte – waar ik al twaalf jaar woon, al mijn muziek schrijf, en me veilig voel – kan behalve een gezellige woonkamer ook een soort valstrik zijn. Bijvoorbeeld omdat ik mezelf soms bijna moet dwingen om buiten te komen. Voor mij heeft die hoes dus iets knus en iets dreigends tegelijk. Iets naakts, zoals het portret op de hoes van mijn vorige soloplaat. Dat past dan weer bij de ongemakkelijke, intieme sfeer van de songs, die ik bijna exhibitionistisch zou noemen.
Ik had me aan een traditionele singer-songwriterplaat verwacht, maar jij maakt het jezelf niet graag gemakkelijk.
Dockx: Ten eerste, als ik songs cover, heb ik er een even persoonlijke band mee als met mijn eigen liedjes. Ze voelen als een stukje van mezelf. En als een song erom vraagt om tien minuten te duren, dan is dat zo. Met tekst of instrumentaal, maakt niet uit. De muziek dicteert, en ik speel. Voor mij ís dit dus een singer-songwriterplaat. (lacht) Een belangrijke plaat ook, want na twaalf jaar al mijn projecten strikt gescheiden te hebben gehouden mogen de grenzen wat meer vervagen. Dus vermeng ik hier aspecten van verschillende groepen. Palmares zou een goed nummer voor Dans Dans zijn. Die cover van Ornette Coleman zou ik evengoed met mijn jazzband Ottla kunnen brengen, Pit en Home passen in het repertoire van Flying Horseman. Bert Dockx wordt dus de naam waaronder ik van alles en nog wat kan uitbrengen, zonder tussenschotten.
Eigenlijk kunnen al die andere bands en projecten dus op de schop?
Dockx: Op het podium brengen we deze plaat als kwintet. Het heeft niet veel gescheeld of ik had er weer een nieuwe naam bij bedacht. (lacht) En zo werkt het niet, hè.
Elke band is zijn eigen familie, zijn eigen universum, met een eigen dynamiek. Zo staan er geen drums op deze plaat, en ik ben gék op drums en percussie. Er staan ook geen vreemde, hobbelige maatsoorten op. Maar het is waar: nu ik mijn eigen naam gebruik, is het gedaan met nieuwe bandjes in het leven te roepen. Het begon een beetje vervelend en verwarrend te worden, besef ik zelf.
Begin dit jaar moest je met Flying Horseman een hele resem concerten in het buitenland cancelen wegens rugklachten.
Dockx: Een hernia, iets waar ik in zekere mate al lang problemen mee heb. Deze keer kon ik amper stappen, laat staan spelen. En daar is vervolgens een depressie uit voortgekomen. Al denk ik dat het eigenlijk omgekeerd was: dat mijn rug het begeven heeft omdat het in mijn hoofd niet goed ging. De opnames van deze plaat waren achter de rug, en er sluimerden toen zeker al dingen. Onbewust speelde het mee dat ik wist dat er iets mis ging lopen. Safe is een heel donkere plaat geworden – voor mij althans. In zekere zin is wat je hoort de aanloop naar een crash.
Het is binnenkort tien jaar geleden dat Flying Horseman doorbrak met Twist, jullie tweede album en het eerste op het Gentse Unday Records. Jij en dat label zijn elkaar sindsdien over alle projecten heen trouw gebleven.
Dockx: Is het al tien jaar? Ik heb zelf de tel niet bijgehouden. En nu vraag ik me meteen af hoeveel platen ik in die tijd heb uitgebracht.
Met Safe erbij staat de teller nu op dertien langspelers.
Dockx: Wow, nice!(klopt zichzelf op de schouder) En dan volgt nu een welgemeend dankwoordje voor Unday! Nee, echt, het is eigenlijk wel ongelooflijk dat zij zo trouw meestappen in eender wat ik wil doen. Daar heb ik écht chance mee. Niet dat ik maar met mijn vingers hoef te knippen en ze staan paraat, dat nu ook niet. Ze denken mee, stellen soms hun grenzen – over die verschillende groepsnamen bijvoorbeeld – maar ik heb nog nooit een idee gehad waarvan ze zeggen: dat interesseert ons niet. Ik word door Unday ook niet ingeperkt of gepusht. Ze zouden het waarschijnlijk helemaal niet erg vinden als ik effectief eens die ‘normale’ singer-songwriterplaat maak. (grijnst)
Hoe kijk je terug op die tien jaar sinds de doorbraak?
Dockx: De grootste vaststelling is dat de luistergewoontes van mensen fel geëvolueerd zijn. Neem nu Dans Dans. Daar heb ik Unday destijds echt van moeten overtuigen. Te experimenteel, weinig potentieel, dat was zowat het oordeel. Maar wij voelden toen al dat we een breed publiek konden aanspreken, vanuit verschillende achtergronden. ‘We zullen het eens proberen’, zei Tim Beuckels, de patron van Unday. En wat blijkt? Dans Dans verkoopt meer platen en trekt meer publiek dan Flying Horseman. We waren een van de eerste jazzbands die de brug sloegen naar een publiek dat eerder ‘rock’ was. In dat opzicht zaten we in de voorhoede van een generatie jazzmuzikanten die geen zin had om enkel binnen dat ene circuit rondjes te blijven draaien.
Vind je dat je genoeg erkenning hebt gekregen de voorbije tien jaar?
Dockx: (denkt na) Het simpele antwoord is ja. Boven alle verwachtingen. Ik functioneerde niet op school, ik wilde niet studeren, had geen zin in een gewone job… De enige uitweg was muziek of films maken. Dus ging ik naar het conservatorium, maar ook daar werd ik constant door stress geplaagd. ‘Binnenkort word ik dertig en er gebeurt niks. Hoe ga ik dit bolwerken?’ Van die dingen. Ik was chronisch onzeker, ging er vanuit dat niks goed genoeg was. Die typische jeugdige branie, de overtuiging dat je de wereld aankunt, dat heb ik nooit gehad. Ik was al 29 toen ik voor de eerste keer mijn zangstem aan mijn toenmalig lief liet horen. Maar kijk, ik heb een label gevonden dat in mij gelooft, een niet zo groot maar trouw publiek, ik heb niet te klagen wat goede recensies betreft en – belangrijk – ik krijg veel erkenning van andere muzikanten. Er zijn er dan die het waw vinden dat ik zo koppig ben, die mij moedig noemen in mijn traject.
Maar zo voelt het voor jou niet?
Dockx: Koppig? Dat zal wel, zeker? Omdat het nodig is. Moedig? Zeker niet. Er is gewoon geen andere optie voor mij dan dingen met een heel eigen identiteit, die niet binnen de lijntjes kleuren, te doen. Pas als anderen daar iets van zeggen besef ik dat dat speciaal is.
SAFE
Uit op 18/3 via Unday Records.
Bert Dockx
Geboren in 1980, in Antwerpen, waar hij ook woont.
Studeert gitaar en jazz aan het conservatorium.
Speelt bij Flying Horseman, Dans Dans, Ottla en alleen ook als Strand.
Heeft vorige zomer de muziek gemaakt bij de literaire voorstelling Kroniek van het vuur, van en met Josse De Pauw.
Brengt deze week een tweede soloalbum onder eigen naam uit.
Dockxville
Bert Dockx is een man van vele muzikale gedaantes. Vijf songs uit zijn diverse oeuvre die hem nauw aan het hart liggen.
Dans Dans: TV Dreams – uit Sand (2016)
‘Eén song uit onze vijf albums kiezen is niet makkelijk, maar ik denk dat TV Dreams toch de meeste aspecten van Dans Dans in zich verenigt: lyrisch, meeslepend, atmosferisch, moody, jazzy én stevig rockend.’
Flying Horseman: Faithfully Yours – uit Night Is Long (2015)
‘Sinds de release van Night Is Long hebben we deze song op elk optreden gespeeld. Het publiek zingt zelfs al eens mee. Best verrassend: we zijn geen popgroep en trekken overwegend introverte mensen aan.’
Bert Dockx: Albatross – uit Transit (2018)
‘ Transit was een soloalbum met eigenzinnige covers van iconische songs. Albatross van Fleetwood Mac vind ik een van de mooiste instrumentals ooit. Mijn versie is wat trager en somberder dan het origineel. Met dank aan producer Koen Gisen voor de sfeervolle, diepe sound.’
Ottla: Stofwolk – uit Ottla (2019)
‘Ottla is een vreemdsoortige jazzband die voorlopig één album uit heeft. Ik hou van de vermenging van elektrische en akoestische klanken, het bezwerende ritme en de subtiele melancholie in deze track. Ik ben ook heel blij met hoe ik hier gitaar speel, vooral naar het einde toe.’
Strand: Huis – uit Strand (2014)
‘Strand was een Nederlandstalig akoestisch solotussendoortje. Ik ben niet zeker wat ik ondertussen zelf van deze muziek vind, ik heb ze al lang niet meer beluisterd, maar denk wel dat de openingstrack overeind blijft. En Huis is mijn favoriete zelf geschreven liedjestekst.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier