Laatste Knack-interview met Jessye Norman: ‘Ik luister niet vaak naar opera. Ik vind er weinig rust in’
In New York is maandag de Amerikaanse operalegende Jessye Norman overleden. Knack praatte in 2015 in de victoriaanse Royal Albert Hall met een werkmansdochter.
Dit interview verscheen in 2015 in Knack.
‘Weet u, er is een verschil tussen de mensen die douchen voor ze naar het werk gaan, en mensen die douchen na het werk. (op dreef) Amerika heeft die laatste groep, de gewone werkmensen waar ik tussen opgroeide, in de steek gelaten.’ Ze gaat achteroverzitten, recht haar rug, grimast. ‘Mijn excuses’, zegt ze zacht. ‘Mijn rug doet zo’n zeer.’
Dan valt haar gezicht weer in de plooi. Ik kijk snel even om me heen. De Amerikaanse sopraan Jessye Norman, die net 70 is geworden, gaat helemaal op in het decor: de lobby van de Royal Albert Hall in Londen. Die grote, beheerste stem waaronder je een gevaarlijke energie voelt stromen. Die felle ogen. Die tijdloze majesteitelijkheid. Dwingend en vriendelijk tegelijk. Bedaard maar toch merkwaardig strijdbaar.
Zo is ook haar autobiografie, die pas in het Nederlands verscheen: De muziek van mijn leven. Natuurlijk gaat het boek veel over muziek, maar Norman heeft er geen naslagwerk voor muzikanten en musicologen van gemaakt. Verwacht ook geen zelfverheerlijkend divagedrag. Nee, De muziek van mijnleven gaat vooral over dankbaarheid: het boek is een buiging voor de mensen die haar hebben gevormd en geholpen, van haar jeugd in het gesegregeerde Zuiden van de VS tot op het podium van de meest prestigieuze opera- en concerthuizen. ‘Het zou al te gek zijn als ik dit boek had geschreven zonder te vertellen over opgroeien in Augusta, Georgia, en over de politieke en sociale omstandigheden waarin ik groot ben geworden’, zegt ze. ‘Zingen is niet het enige wat me bezighoudt. Ik wilde het in dit boek kunnen hebben over de mensen die me gemaakt hebben tot wie ik ben: mijn ouders, mijn omgeving, mijn kerk, mijn scoutsleidster… Ik wilde hen bedanken. En dat kon niet zonder de realiteit van het gesegregeerde Zuiden aan te kaarten.’
Het boek is een heel persoonlijk document geworden. Anderen in uw positie hadden voor zo’n tijdrovend project een ghostwriter ingehuurd.
JESSYE NORMAN:(grijnst) Dat wilde mijn uitgever eerst ook, maar we hebben het idee laten varen. Het wilde niet lukken met een ghostwriter die niets wist over mijn leven en mijn werk. En met iemand die niet eens thuis is in het basisjargon van de klassieke muziek kan ik moeilijk diepgaand over muziek praten. Nee, ik moest mijn verhaal zelf vertellen, en dat bleek een hoop werk. Ik heb vaak ’s nachts na concerten zitten schrijven. Een belangrijke stap was: het idee opgeven dat ik een literair meesterwerk moest maken. Toen ik ontdekte dat ik kon schrijven zoals ik praat, en dat ik me de lezer kon voorstellen als één gesprekspartner die tegenover me zat, ging het ineens uitstekend. Ongelooflijk, trouwens, wat je allemaal in een hoekje van je hersens ontdekt als je gericht begint na te denken. Je hele leven staat gewoon te wachten om herinnerd te worden. Je moet bij het schrijven natuurlijk een evenwicht zien te vinden tussen werk en privé, tussen lief en leed. In een carrière zoals de mijne is er ook heel veel wat niet loopt zoals je het had gewild, en dat moet je niet wegmoffelen.
U bent verrassend open over het racisme in het Georgia van de jaren vijftig en zestig.
NORMAN: Dat moest maar eens verteld worden. Er zijn niet al veel autobiografische boeken over een Afro-Amerikaanse familie en over opgroeien in het gesegregeerde Zuiden. Terwijl ik zeker weet dat véél mensen een boek zoals het mijne zouden kunnen schrijven over hun families en het leven onder de Amerikaanse apartheid. Mensen met verhalen over grootouders en ouders die met hun liefde een dam opwierpen tegen de slechtheid en de hebzucht van de buitenwereld die niets met hen te maken wilde hebben, puur vanwege hun huidskleur en hun manier van leven.
Is de gesegregeerde samenleving voorgoed begraven, na twee ambtstermijnen van Barack Obama?
NORMAN: Veel mensen beschouwden het feit dat een Afro-Amerikaan president werd als een grote sprong voorwaarts, en natuurlijk blijft dat een verwezenlijking. Maar je blijft na twee ambtstermijnen zitten met de vaststelling dat de Republikeinen álles tegenwerken dat hij nog maar ter sprake brengt. Sommige mensen droomden dat ‘alles nu beter zou worden’, maar de werkelijkheid is me al die tijd nooit ontsnapt, hoor. (lachje) Ik vraag me af op welke planeet de mensen leven die het vandaag over de post-racial society hebben. Racisme en intolerantie zijn tegenwoordig zó manifest aanwezig in de VS, dat is echt zelden vertoond. Ik zou zo graag kunnen zeggen dat de dingen sindsdien ten goede en ten gronde veranderd zijn, maar het is gewoon niet zo. Al kun je Obama natuurlijk niet verwijten dat hij in acht jaar niet kon rechtzetten wat eeuwenlang is misgelopen. Dat had niemand gekund.
Hoe ziet u de nabije toekomst?
NORMAN: Ik ben hoopvol op langere termijn, niet voor de nabije toekomst. Ik hoop dat de mensen die het huidige Congres hebben verkozen dat de volgende keer niet opnieuw zullen doen. Het is voor Europeanen wellicht moeilijk te begrijpen dat je bij ons tot voor kort alleen een ziekteverzekering kon krijgen als je een baan had – en dan nog kon je werkgever daar niet toe verplicht worden. Een student die net van de universiteit kwam, kon zich niet ver-zekeren. Mensen met een aangeboren afwijking al helemaal niet. Herinner u ook dat Obama de auto-industrie in Michigan heeft gered, waar zo veel mensen werken. Die industrie heeft intussen de leningen met rente terugbetaald. Heel wat Republikeinse senatoren waren nochtans bereid om die industrie te laten kapotgaan. Ze ondersteunden liever hun vrienden in Wall Street, die de wereld op een haar na ten gronde hebben gericht. Dát is klassenverschil. De bezittende klasse wilde de mensen op de werkvloer in de steek laten.
Obama kreeg de steun van enkele sterke, artistieke vrouwen, zoals Bonnie Raitt, Joni Mitchell en Jane Fonda…
NORMAN: Ik heb eindeloos respect voor hen. Het is belangrijk dat beroemdheden zich zulke zaken aantrekken. Ook heel wat hiphopartiesten zaten achter het activisme voor een algemene ziekteverzekering, en ze hebben ook hard meegeholpen om Obama voor een tweede keer verkozen te krijgen.
Nog zo’n belangrijke sterke vrouw was de zwarte zangeres Marian Anderson (1897-1993). In 1939 zong ze een legendarisch concert op de trappen van het Lincoln Memorial in Washington – dat ook een sleutelrol speelt in het boek The Time of Our Singing van Richard Powers, een kapitale roman over de rassenkwestie in Amerika. Wat maakte Anderson zo bijzonder?
NORMAN: Ik hoorde haar zingen tijdens haar afscheidstournee – ik zat in mijn eerste jaar aan de universiteit. Ik kon me natuurlijk alleen een kaartje voor de achterste rij veroorloven, maar dat was niet erg. Ze had een koninklijke aura. Toen ze haar mond opendeed om Schuberts Ave Maria te zingen, bleef geen oog in de zaal droog. Dat live horen was echt overdonderend. De diepte en de kleur van haar stem… Heel zeldzaam.
Marian Anderson was uniek. Ze had redenen genoeg om wraak te willen. Iemand van haar allure kon niet kiezen in welk hotel ze verbleef, omdat ze zwart was. Zij heeft zo veel betekend voor de zwarte gemeenschap. Altijd kalm, altijd bereid tot dialoog, en ze legde de nadruk op wat er al goed ging. In ’39 zou ze voor 3800 man optreden in Constitution Hall in Washington DC, maar de (racistische) Daughters of the American Revolution verhinderden dat. First lady Eleanor Roosevelt overtuigde haar man Franklin D. Roosevelt om Anderson dan maar aan het Lincoln Memorial te laten zingen, voor 75.000 mensen. Een mijlpaal.
Ik ben blij en trots dat ik haar persoonlijk heb gekend. Gouden momenten waren het. Negativiteit interesseerde haar niet. Ze vertelde me hoe fijn het was geweest om de koning van Noorwegen te ontmoeten. Hij was een groot fan, en nodigde haar uit aan het hof om samen thee te drinken. Terwijl ze thuis in de VS nog geen hotelkamer kon krijgen!
Wanneer ik eer betoon aan Marian Anderson en zo veel anderen, is dat omdat zij zongen in een ander Amerika, omdat zij jobs hebben aangenomen die ze niet graag deden om toch maar te kunnen optreden. Zij hebben het voor mij mogelijk gemaakt om nee te zeggen. En ik ben hen daar dankbaar voor.
Tijdens uw studententijd hebt u ook van het ‘andere’ leven geproefd. U woonde een tijdlang in Duitsland, in volle Koude Oorlog.
NORMAN: Ik was student aan de Universiteit van Michigan en woonde een tijd als buitenlandse studente in West-Berlijn. Met mijn Amerikaanse paspoort kon ik via Checkpoint Charlie makkelijk naar Oost-Berlijn. Daar kwam je in een andere wereld terecht. Ik had het voorrecht om als heel jonge zangeres op te treden in wat toen Tsjecho-Slowakije heette. Je kon toen maar beter je eigen eten meenemen, want voedsel was er schaars. Op tournee let ik heel erg op mijn eten om mijn spijsvertering in orde te houden. Ik reisde in het Oostblok altijd met vis in blik en pindakaas in mijn koffer. Dat is nu niet meer nodig. (lacht)
In Oost-Berlijn heb ik veel andere studenten en hun families leren kennen. Dan vroeg zo’n vader me om eens iets over Parijs te vertellen, hoe het er in het echt uitzag, want hij was er nog nooit geweest. Terwijl ik er twee keer per jaar kwam! Ik kon me niet voorstellen dat iemand op amper een uurtje vliegen van die stad vandaan was, maar er vanwege het regime niet naartoe kon.
Maar goed, ik heb toen erg genoten van mijn verblijf in Duitsland. Ik heb er zo veel geleerd. Elke avond kon ik naar een concert, of het nu Herbert Von Karajan was in de Philharmonie, of opera of ballet. Of ik stak de straat over en hoorde in de Schaubühne Shakespeare in het Duits.
Zwarte artiesten kregen in Duitsland na de oorlog blijkbaar veel kansen. YouTube barst van de Duitse tv-opnames van jazz- en soulsterren.
NORMAN: Precies! In Duitsland en Frankrijk was men meer dan elders geïnteresseerd in de nieuwe muziekvormen die overwaaiden uit Amerika. Het werkte dubbel: het publiek in Duitsland stond ervoor open, en Amerikaanse artiesten wilden graag in Duitsland spelen. De Amerikanen hadden veel minder met de Duitsers te maken gehad in de oorlog, ziet u – bezet worden is toch nog iets anders dan buiten je grondgebied strijd leveren. De gevoeligheden lagen anders. Zeker zwarte artiesten werden in Duitsland met open armen ontvangen. Ze kregen er kansen die ze in hun thuisland nooit gekregen zouden hebben.
Iets anders. U luistert niet vaak naar opera. Mag ik dat in uw geval een beetje vreemd vinden?
NORMAN: Doet u maar. Ik vind er gewoon weinig rust in. Ik luister vaker naar jazz, en zelfs af en toe naar hiphop, want ik probeer een beetje op de hoogte te blijven van wat er zoal gaande is. De jongeren in mijn familie helpen me daarbij. Ik probeer hun muziek te begrijpen. Ik probeer te vatten wat er op hun lever ligt. Alleen al het feit dat ze dat uiten op een positieve manier, via muziek, maakt het belangrijk om het genre ernstig te nemen. Zelfs al is het ons in zeker opzicht volledig vreemd. Sommigen van die hiphoppers zijn echt heel goed, hoor. (lacht niet) Zo veel woorden in zo’n korte tijd gezegd krijgen, is echt wel quite remarkable.
Jessye Norman, De muziek van mijn leven, Kosmos, 368 blz., 22,50 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier