Kelsey Lu maakt de cello hip: ‘Heb met drugs geëxperimenteerd tot ik de noten letterlijk zag springen’

Kelsey Lu © .

De naam Kelsey Lu klinkt u misschien nog niet zo bekend in de oren, maar daar brengt de protegee van Solange en Blood Orange binnenkort verandering in met haar debuutalbum Blood. ‘De muziek heeft me verlost van het religieuze keurslijf waarin mijn ouders me gedwongen hebben.’

Mogelijk hebt u haar recente cover van 10 CC’s jarenzeventigplakker I’m Not in Love gehoord. Misschien hebt u haar het voorprogramma van Neneh Cherry zien spelen, onlangs in de AB. Misschien kent u haar van Church, haar debuut-ep uit 2016 waarop ze enkel met haar stem en haar via effectpedalen gemanipuleerde cello haar zielenroerselen ontbloot. De kans is echter groter dat u Kelsey Lu voor het eerst onbewust hebt gehoord op albums als Freetown Sound en Negro Swan van Blood Orange, A Seat at the Table van Solange, Take Me Apart van Kelela en Age Of van Oneohtrix Point Never, waaraan ze strijkers, keyboards en/of zang toevoegde.

Zelfs toen ik nog in klassieke ensembles en orkesten speelde en als de beste muzikant de eerste stoel toegewezen kreeg, was ik de clown van de hoop.

Met Blood toont ze dat ze zelf klaar is voor het grote werk, door neosoul, folk, klassiek en funk samen te kneden tot een sound die ze zelf ‘luthereal’ doopte. En het begon allemaal lang geleden met Johann Sebastian Bach.

Kelsey Lu: Ik was negen, ik speelde al piano en viool en het liefst van al wilde ik álle instrumenten spelen. In Charlotte, North Carolina, waar ik ben opgegroeid, was er een oude, stoffige muziekwinkel niet ver van ons huis. Het was mijn favoriete plekje van de wereld. De winkel lag wat verborgen in een doodlopende straat, er hing een heel speciale geur en er werkten alleen maar oude, vreemde mensen. (lacht) Een magische plaats, in mijn ogen. Ik had er een cello gespot, en toen er op een dag eentje in het klaslokaal van mijn muzieklerares stond, merkte die hoe gebiologeerd ik ernaar stond te kijken. ‘Wil je hem eens meenemen naar huis?’ vroeg ze. Ik heb geen seconde getwijfeld.

Cello is een kloek instrument voor een negenjarig meisje, niet?

Lu: Dat was net wat me zo aansprak. Ik hield niet echt van de viool, omdat ik de speelhouding zo krampachtig vond. Een cello, daar wikkel je je hele lijf rond, het is als een omhelzing. Je voelt elke noot die je speelt, de lage tonen resoneren door je lichaam. Ik ging naar de magische muziekwinkel, kocht er de partituren van de cellosuites van Bach en raakte geobsedeerd. I got lost in music.

Van klassieke muzikanten wordt verwacht dat ze constant de perfectie nastreven. Het lijkt me een zeer technische manier om jezelf in muziek te verliezen.

Lu: Zo heb ik het nooit ervaren, misschien omdat ik geen enkele druk ervoer. Veel van mijn leeftijdsgenoten werden gepusht door hun ouders, dat was bij mij niet het geval. Zelfs toen ik nog in klassieke ensembles en orkesten speelde en als de beste muzikant de eerste stoel toegewezen kreeg, was ik de clown van de hoop. I was always goofing around. Muziek was mijn manier om aan het religieuze leven van mijn ouders te ontsnappen, een bron van pure vreugde.

Je ouders waren Jehova’s getuigen. Ik vermoed dus dat zij niet het hippe koppel uit de sixties zijn dat je opvoert in Rebel?

Lu: Toch wel. Mijn ouders hebben elkaar leren kennen op de kunstacademie, mijn blanke moeder in minirok en met lange blonde krullen, mijn zwarte vader met een afro en in olifantenpijpen. (lacht) Ze waren hét toonbeeld van een bohemienkoppel. Dat is veranderd toen mijn vader werd gearresteerd met drugs op zak en in de gevangenis terechtkwam. Daar heeft hij het licht gezien, en toen hij vrijkwam hebben allebei mijn ouders hun hele leven omgegooid door zich aan te sluiten bij de Jehova’s getuigen. Pas toen het met hen begon te botsen en ik op m’n achttiende thuis vertrokken was, kwam ik te weten dat ook zij ooit een rebels kantje hadden.

Kelsey Lu maakt de cello hip: 'Heb met drugs geëxperimenteerd tot ik de noten letterlijk zag springen'

‘You didn’t mind being outside’, zing je in Rebel over je moeder. Maar dus ook een beetje over jezelf?

Lu: Absoluut. Het heeft me nooit geïnteresseerd om me te conformeren naar wat doorgaans als ‘normale’ normen en regels gezien wordt. Ik ben altijd een outsider geweest. Door dat religieuze keurslijf uit mijn jeugd, maar ook op de muziekacademie. Ik bespeelde mijn cello soms als een gitaar, improviseerde met dansers, trok op met hiphoppers en rookte weed. Pas laat in mijn adolescentie heb ik door muziek mezelf leren kennen en heb ik me ontplooid. Best verwarrend maar ook bevrijdend. Uiteindelijk ben ik dan ook met school gestopt, omdat ik zoveel expressiemogelijkheden ontdekte buiten de klassieke muziek. Ik experimenteerde in die periode ook met psychedelische drugs en zag de noten soms letterlijk van de partituren springen. Toen wist ik: het is tijd dat ik zelf ook een sprong maak.

De cello is een van de meest vocale instrumenten. Hoe heeft het je manier van zingen beïnvloed?

Lu: Net omdat cello zo’n fysiek instrument is, kun je bijna niet anders dan mee neuriën als je speelt. Maar ik heb pas ontdekt dat ik kon zingen toen ik al van school af was. Ik was ’s nachts met vrienden aan het jammen op iemands veranda, en ik had voor het eerst xtc genomen. Er werd een zangcirkel gevormd, en toen het mijn beurt was, viel iedereen achterover toen ik mijn mond opende: ‘Lu, je kunt zíngen verdorie!’ Ik was net zo verbaasd als hen. (lacht)

Blood heb je gemaakt nadat je van New York naar Los Angeles verhuisd bent. Om muzikale redenen?

Lu: Persoonlijke én muzikale redenen. New York heeft me veel gegeven, ik heb er veel creatieve mensen leren kennen en ik heb er mijn eerste ep kunnen opnemen.

In een kerk, nota bene.

Lu: Inderdaad. Enkel mijn cello en ik, in een kleine kerk in Brooklyn. Een moment van zuivere transgressie, alsof ik enkel daar en dan mijn recht op mijn stem en muziekbeleving kon claimen. Maar om mijn muzikale reikwijdte te vergroten had ik nood aan meer ruimte. De vrije natuur is mijn kerk nu. De bossen, het strand, de zee, de zon aan een open hemel. Hier heb ik de rust, de vrijheid en het zelfvertrouwen gevonden om met andere mensen samen te werken, om uit mijn bubbel te breken. Het album begint niet zomaar met Rebel, waarop enkel strijkers te horen zijn. Die song is de deur naar mijn volgende artistieke dimensie.

En in tegenstelling tot New York is LA een autostad. Met Foreign Car schreef je een hitsige liefdesbrief aan de vierwieler.

Lu: Oh yeah, I looove to drive! En je zit er niet ver naast met die liefdesbrief, want die song heb ik opgevat als een objectivering van het mannelijk geslacht. Er bestaan al duizenden songs waarin de vrouw als een object beschreven wordt, ik wilde er eentje maken die hetzelfde doet met een man.

‘Baby, you can drive my car’, maar dan anders?

Lu: Zoiets, ja! Niets komt tussen mij en mijn Volvo. (lacht)

Een Volvo? Echt?

Lu: Ja, een goudkleurige Volvo 240 uit 1985! Er zijn maar twee dingen die ik niet zou kunnen missen in mijn leven: mijn cello en mijn auto.

Blood

Uit op 19/4 via Columbia.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Kelsey Lu

Geboren in 1993 in Charlotte, North Carolina, VS.

Verlaat op achttienjarige leeftijd het ouderlijk huis en trekt naar de kunstacademie in North Carolina.

Komt in New York terecht, waar ze in 2016 haar debuut-ep Church opneemt met Patrick Wimberly van Chairlift.

Speelt mee op platen van Solange, Blood Orange, Lady Gaga en Kelela.

Toert met Florence & The Machine, Sampha en Neneh Cherry.

Figureert in modecampagnes van Kenzo en Jil Sander.

Werkt voor haar debuutalbum Blood samen met Jamie xx, Skrillex en producer Rodaidh McDonald.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content