Keith Jarrett: De Bach van de jazzpiano

© /

Het nieuws dat Keith Jarrett nog eens een soloconcert in ons land speelt, rolde nog maar vers van de pers, en alle kaartjes voor zijn komst naar Bozar vlogen de deur uit. De pianist, die dit jaar zijn zeventigste verjaardag vierde, is een icoon, ‘een levende legende’, volgens Jef Neve. Een portret door vier Belgische kenners en een Duitser.

Keith Jarrett speelt op 13/11 in de Henry Le Boeufzaal van het PSK, Brussel, in het kader van Hello Jazz.

WEG VAN KLASSIEK – ‘Zijn Sjostakovitsj is zeker niet de beste’ (Guy Van Nueten)

Keith Jarrett, geboren op 8 mei 1945 in Allentown, Pennsylvania, was een muzikaal wonderkind. ‘Op zijn zevende speelde hij al zijn eerste klassieke recitals’, zegt pianist Guy Van Nueten, bekend van de belpopband The Sands en zijn samenwerkingen met Tom Barman. ‘Dat is vrij uitzonderlijk, hoor. Mozart deed het ook op zo’n jonge leeftijd.’ Al in zijn tienerjaren maakt Jarrett, geïnspireerd na een optreden van Dave Brubeck, de overstap naar jazz, met de jarenlange klassieke opleiding voor altijd in de vingers. Toch moet hij, naar eigen zeggen, een grote mentale klik maken.

‘Het onderscheid tussen jazz en klassiek is dat er geen techniek bestaat in de jazz die dé juiste is’, vertelt hij in 2001. ‘In de jazz komt het erop aan om die voor jezelf te zoeken. Tijdens je zoektocht moet je alle regels, alle techniek overboord gooien. That was really a bitch.’

Volgens Fulco Ottervanger, toetsenist bij De Beren Gieren en Stadt, heeft Jarrett makkelijk praten: ‘Want hij hééft natuurlijk wel van nature die waanzinnige techniek. Dat is net zijn sterkte, hoe hij van bluesy passages kan overschakelen naar bijna gladde, poppy melodieën, naar harmonische passages of naar de free-achtige jazz van zijn beginperiode.’

Keith Jarrett: De Bach van de jazzpiano
© /

Hoewel Jarrett tussen het begin van de jaren tachtig en het midden van de jaren negentig naast jazz- ook klassieke albums uitbrengt (‘Zijn Sjostakovitsj is zeker niet de beste die er bestaat’, aldus Van Nueten) heeft hij de afwisseling nodig: ‘Ik vergat eens in te vallen tijdens een simpel Mozartstuk omdat ik naar het orkest aan het luisteren was. De dirigent draaide zich om en siste: ‘Stop listening!’ Ik was er kapot van, want mijn voornaamste job is luisteren. Wie improviseert en niet luistert, staat een seconde later met zijn mond vol tanden.’

MERCI MILES – ‘Uit zijn comfortzone’ (Peter Lesage)

Jarretts jazzdoorbraak, na een periode in de Jazz Messengers van drummer Art Blakey en enkele albums met saxofonist Charles Lloyd, komt er aan de zijde van Miles Davis, eind jaren zestig, begin jaren zeventig.

‘Zijn periode bij Charles Lloyd vind ik het interessantst’, zegt Ottervanger. ‘Daar speelde Jarrett heel harmonisch, heel diep. Bij Miles Davis, die toen volop in zijn fusionperiode zat, speelde hij behalve piano af en toe ook elektrische Fender Rhodes, en hij deed dat, naar mijn mening, heel goed. Blijkbaar heeft hij zichzelf achteraf gedistantieerd van dat instrument. Jammer, want die pop- en rockmelodieën gingen hem best goed af. Beter dan wat hij in de jaren tachtig met zijn versies van standards deed, vind ik.’

Peter Lesage, bekend als klavierman bij Flip Kowlier, kan het niet genoeg benadrukken: ‘Miles Davis heeft Keith Jarrett uit zijn comfortzone getrokken. Eigenlijk moest hij niks weten van elektrische instrumenten, maar toen Miles hem vroeg voor zijn groep kon hij – uit bewondering – niks anders dan toezeggen. Daarom komt op de Fender Rhodes zijn fantastische techniek nóg meer tot haar recht. Tot dan werd dat instrument vooral in de rock- en popmuziek gebruikt, maar Jarrett heeft er een compleet nieuwe, veel rijkere en volwassener klankkleur bij bedacht.’

GEDONDER IN KEULEN – ‘Een gevecht met de piano’ (Nils Frahm)

Veertig jaar geleden, in januari 1975, komt Keith Jarrett aan in de opera van Keulen, voor een soloconcert. De voortekenen zijn niet goed: per ongeluk wordt niet de gevraagde Bösendorfer 290 Imperial maar een verkeerde piano klaargezet (‘Het was zelfs het verkeerde merk’, aldus Jarrett), de Italiaanse maaltijd die hij voorgeschoteld krijgt, bevalt Jarrett niet goed, en hij moet zich achteraf reppen om op tijd de bühne te halen. Wat volgt is, volgens Nils Frahm enkele jaren geleden in Knack Focus, ‘een gevecht met de piano’.

Keith Jarrett: De Bach van de jazzpiano
© /

‘Een perfect voorbeeld van hoe wrijvingen en conflict soms tot mooie dingen kunnen leiden’, aldus de Duitser, die tijdens zijn concerten vaak de pianosnaren rechtstreeks bespeelt, een techniek die Jarrett mee introduceerde.

‘Een buitengewone performance’, noemt Frahm de integraal geïmproviseerde liveopnames, die onder de titel The Köln Concert uitgroeiden tot de best verkopende pianoplaat en een van de populairste solojazzplaten ooit. Ook Guy Van Nueten heeft niets dan lof voor de manier waarop Jarrett zijn hele set – destijds verdeeld over drie vinylplaten – aan elkaar breit.

Net als Ottervanger (‘Het is een beetje muzak, niet?’) denkt Jef Neve, die soms vergeleken wordt met Keith Jarrett, er het zijne van: ‘Eerlijk gezegd, ik vind het muzikaal gewauwel. Eerder vrijblijvend, en zeker niet zijn beste, interessantste werk. Anderzijds is het een toegankelijke plaat die veel mensen de jazz heeft laten ontdekken en de grenzen tussen klassiek en jazz heeft opengebroken, dus is ze in zekere zin wel waardevol.’

Het doorlopende, hoorbare geneurie van Jarrett vindt Neve dan weer geen probleem: ‘Ik doe het soms ook, wanneer ik improviseer. Je hoort Jarrett zoeken in zijn hoofd, zoals een computer die zijn RAM-geheugen aanspreekt. Die opborrelende ideeën moeten er spontaan uit, en je moet er als speler naar luisteren, anders komt er plots niks meer.’

TOUCHÉ! – ‘Enorm trefzeker’ (Fulco Ottervanger)

Hoort een pianist bij de eerste noten dat Keith Jarrett aan het klavier zit? Ja, klinkt het volmondig bij ons panel. Neve: ‘Jarrett heeft een heel herkenbaar toucher, de manier waarop zijn aanslagen klinken. Heel gecontroleerd, heel bewust.’

Volgens Guy Van Nueten is het best mogelijk dat zijn klassieke opleiding daar voor iets tussen zit: ‘Je hoort in zijn toucher veel techniek en véél ideeën. Zijn besef van harmonie, mede door zijn klassieke opleiding gevormd, en zijn gebruik van verschillende stemmingen en akkoorden zal daar wel iets mee te maken hebben. Je hoort dat ook bij Nina Simone, die van jongs af aan een klassieke opleiding gekregen had, en daar in haar latere werk in de soul en blues nog vaak op terugviel. Je kunt pas zo zelfverzekerd en los de toetsen bespelen als je eerst die heel strenge, klassieke aanslagen onder de knie hebt.’

Van Nueten omschrijft het toucher van Keith Jarrett als ‘zacht, wollig en rond’, Ottervanger hoort vooral ‘veel expressie, enorme trefzekerheid en een zekere koude’. Lesage houdt het op ‘lyrisch, afgerond en melodieus’. ‘Vooral als je hem vergelijkt met pakweg Thelonious Monk, die veel ruwer en primitiever klonk. Gewaagder ook, voor veel mensen. Ook in de houding van Jarrett herken je de restanten van een klassiek pianist. Hij buigt zich vaak naar het klavier en gebruikt ook zijn armen om iets te vertellen.’ Conclusie: er bestaat niet zoiets als één Keith Jarrett. Het is het kenmerk van een ware…

OUDE MEESTER – ‘Gewaagder en kleurrijker dan ooit’ (Jef Neve)

Een jazzmuzikant die op zijn zeventigste, veertig jaar na zijn grootste commerciële succes, zalen uitverkoopt over de hele wereld: behoort Keith Jarrett tot de grootste nog levende jazziconen?

‘Hij is op een leeftijd gekomen waarop snelheid en virtuositeit plaatsmaken voor intensiteit en diepgang,’ denkt Van Nueten, ‘maar hij is en blijft een uitzonderlijke muzikant.’ Een muzikant die zich bovendien heeft onderscheiden door een constante zoektocht naar avontuur, volgens Fulco Ottervanger: ‘Persoonlijk vind ik zijn periode begin jaren zeventig, zijn platen met het American Quartet, de beste, maar zijn lange loopbaan en de uiteenlopende dingen die hij heeft gedaan, spreken voor zich.’

Alle muzikanten zijn op hun best in hun jonge jaren, zegt ook Peter Lesage: ‘Jarrett zal, zoals zovele jazzmuzikanten, altijd voor- en tegenstanders kennen. Voor sommigen speelt hij misschien té mooi. Hij was sowieso een van de technisch begaafdste pianisten, naast Herbie Hancock en Chick Corea, allebei leeftijdsgenoten. Dus, of hij nu zeventig of tachtig jaar oud is, zolang zijn hoofd en zijn vingers meewillen, beschikt hij over een gigantische bibliotheek waar hij uit kan putten wanneer hij improviseert. Hoe ouder, hoe rijker.’

Het laatste woord is aan Jef Neve: ‘Ik vind de voorbije vijftien jaar zijn beste periode. Keith Jarrett blijft zoeken en evolueren, en zijn recentste soloalbums klinken vaak gewaagder en kleurrijker dan zijn vroegere werk. In de evolutie van de jazzpiano kun je simpelweg niet om hem heen. Hij is een levende legende, je mag hem wat mij betreft zelfs gerust de Beethoven of de Bach van de jazzpiano noemen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content