Op zijn blote voeten sjokt zanger Brent Vanneste door de asse die uit de lucht is komen dwarrelen. Helwitte letters blokletteren STAKE over de hele breedte van het podium. Dacht er echt ook maar iemand dat de gasten van Steak Number Eight ermee zouden ophouden?
We kunnen u geruststellen: het nieuwe Stake klinkt nogal zoals Steak, maar dan met een dansbare synth erdoorheen gedraaid. De voorzichtig om goedkeuring vragende grijns op de gezichten van de bandleden, omstreeks halfelf ’s avonds, sprak boekdelen: ja, ze zijn trots op die nieuwe nummers, en nee, het is vooral niet de bedoeling om die hondstrouwe aanhang al te zeer tegen de schenen te schoppen.
Want de naam van de slotconcerten was hier en daar wat verkeerd geïnterpreteerd geweest, had Steak Number Eight wat bedremmeld benadrukt in de onvermijdelijke interviewreeks die voorafging aan the closure. Natuurlijk gaan ze ermee door. Al vijftien jaar lang perfectioneren ze, toegewijd en bedachtzaam knauwend aan hun gitaarhalzen in een Wevelgems repetitiekot, de betere betonriff. Ze zouden wel gek zijn om dat ambacht nu zomaar op te geven.
Stake moet een professioneler, nieuw luik van hun carriu0026#xE8;re inluiden. Als het dat is wat ze nodig hebben, moeten ze dat vooral doen. Zolang ze maar blijven doorgaan.
Nee, dit was geen begrafenis maar een geboortefeest, eentje waar het verse Stake zich halsoverkop op stortte met het soort van onverzettelijke branie waaruit ze in Oost-Europa populistische politici optrekken. Beginnen deden ze met The Sea Is Dying (van de Rock Rally, weet u nog), meer nog dan een episch stukje postmetal een absoluut openingsstatement dat middels een stel mokerende drums de zaal ingehamerd werd.
In datzelfde manische beginkwartier, waarin een inderhaast aandravende roadie al na twee nummers een tollende microfoonstandaard kwam stabiliseren, volgde het briesende drieluik Black Eyed, Pyromaniac en Your Soul Deserves To Die Twice. Het zette, zo vlak na dat toch alweer tien jaar oude oer-openingsnummer, de indrukwekkende evolutie die deze band heeft doorgemaakt dik in de verf. Die ging van twee motiefjes die een heel nummer moeten dragen tot complexe sludgecomposities met hier een beetje Tool, daar wat Mogwai, op tijd en stond een break en vooral heel veel Mastodon.
Maar hoe gaat dat: na die bijzonder straffe eerste twintig minuten had de set even last van een dipje. Tot de tijd van de refreinen gekomen was. Want ja, er waren die gortdroge riffs, al even strak als dat toch wel potsierlijke potloodsnorretje dat zanger Brent Vanneste tegenwoordig torst. En er waren die dromerige, in elkaar hakende melodieën. Maar bovenal waren het de songs die de lont in een afgeladen Vooruit staken, songs met nog eens verdomd meebrulbare refreinen ook.
Dit was een geboortefeest, eentje waar het verse Stake zich op stortte met het soort van branie waaruit ze in Oost-Europa populistische politici optrekken.
Publiekslieveling Dickhead (‘You dickless motherfucker’ / ‘You can suck my dick if you don’t like my shit’, jawel) joeg stagedivers richting podium; mannen, vrouwen en zelfs één waaghals in een rolstoel die zijn gesneuvelde rechterwiel als een trofee de lucht in stak. In de grond zijn dit eigenlijk allang geen metalsongs meer, dit zijn anthems, volksliederen voor het overwegend in het zwart getooide volkje dat tot tweemaal toe de Vooruit doet vollopen voor een weerbarstig Wevelgems groepje dat hondsbrutale muziek speelt. Geen marketeer die het in zijn wildste dromen zou bedenken, of hij moet het (terecht) hyperpopulaire Amenra kennen.
Frontman Brent Vanneste deed intussen aan de betere magnetische uitstraling, met z’n hyperkinetische podiumprésence die al eens doet vergeten dat er naast hem nog drie man (wijdbeens) op het podium staat. Wat zijn die patsertjes trouwens nog altijd jong: hun borstkassen zijn wat breder geworden en hun kapsels wat modieuzer, maar verder verschillen deze jonge twintigers niet eens zo gek veel van de kerels die op hun veertiende voor het eerst echt de neus aan het venster staken. Tijd om veel te praten had Vanneste niet, want daar vlak voor hem stond een microfoon die ondergebruld moest en aan zijn voeten een publiek waar nodig moest worden ingedoken. Geen wonder dat de man al eens meer kotsend dan zingend zijn optredens afsluit. We zouden zelfs meer zeggen: bizar dat dat niet gewoon altijd het geval is.
Deze avond dus geen lichaamssappen. Na een wat rommelig Return Of The Kolomon volgde de bisronde waarop iedereen zat te wachten, en daarmee ook de raison d’être van deze avond: de nieuwe naam die bekendgemaakt zou worden. Dat dat dus Stake geworden is, een bijzonder logische keuze, weet u intussen. Die nieuwe vlag moet een professioneler, nieuw luik van hun carrière inluiden, en de creatieve sappen opnieuw doen stromen. Als het dat is wat ze nodig hebben, moeten ze dat vooral doen. Zolang ze maar blijven doorgaan.
Op de volgende vijftien jaar, mannen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier