Primavera Sound, dag 2: de wraak van de weirdo’s
De tweede dag van Primavera Sound bood zich aan als een gelegenheid om te dansen, te pogoën, maar vooral als een dag vol verwondering, met onder meer Sons Of Kemet, Chai, Aldous Harding, Dirty Projectors en een Catalaanse krop in de keel.
Primavera telt vele podia, groot en klein, maar de meest bijzondere locatie is het Auditori Rockdelux, een binnenhuisauditorium met iets meer dan 3000 zitjes. Een prachtige setting, waar onder meer Apparat, Terry Riley, Julia Holter, het experimentele jazztrio The Necks, en (vanavond) Les Mysteres de Voix Bulgares aantreden. Wij lieten er ons helemaal inpakken door María José Llergo, een lokale zangeres van 24 die een gemoderniseerde vorm van flamenco bekleedt.
Wat. Een. Stem.
Omringd door een gitarist, een knoppendraaier en een toetsenist die ook met een lapsteel uit de voeten kan, stond Llergo statig en centraal in het voetlicht. Gerechte rug, cape om de schouders, het hoofd lichtjes naar achteren. En toen kwam het, een geluid waarin eeuwen traditie en folklore schuilt, als waardevolle familiejuwelen generatie per generatie overgedragen en van glans verzekerd. Wat. Een. Stem.
Neen, we zijn niet van het huilerige type, maar een Catalaanse krop in de keel konden we bij zoveel pasíon niet onderdrukken, en ook het kippenvel liet zich met de beste wil van de wereld niet verjagen. Subtiel omfloerst met elektronica, begeleid door akoestische gitaar, gesampelde percussie en die weemoedige lapsteelklanken zong María José Llergo de sterren van de hemel en een blauwe maan in ons hart. We tekenden Cocteau Twins op als referentie, en ook – wanneer af en toe logge beats de zaal lieten daveren – het Massive Attack met hun sopraan Liz Fraser aan de microfoon, maar dan met een stevige injectie antieke overgave en vuur. Llergo heeft pas twee singles uit – check het pas verschenen Me Miras Pero No Me Ves – maar nog heel wat in haar mars. Een ontdekking.
Sons Of Kemet XL was er paukenslag, roffel, pats, boenk op.
Na de ontroering was het tijd voor een dansje. De twist, bijvoorbeeld. Of de rumba, de soca, de limbo, de moon stomp en zelfs de floss. Allemaal persoonlijk getest en toepasselijk gevonden – onze stappenteller sloeg tilt – tijdens Sons Of Kemet, het Londense jazzcombo met saxofonist Shabaka Hutchings, dat voor de gelegenheid in XL-bezetting naar Barcelona was gekomen. Naast Hutchings stond zijn vertrouwde compagnon Theon Cross op tuba, en achter hen, in een halve cirkel, niet één, niet twee, niet drie, maar vier drummers! Stilstaan was geen optie, en met hun furieuze mix van afrobeat, fanfareklanken uit New Orleans, punkfunk en Caribische feestritmes brachten Shabaka en de zijnen een volgelopen plein aan het dansen. En dat rond half zeven ’s avonds, vroeg op de middag naar Primavera-normen. Entertainment voor jong en oud – naast ons stond een zevenjarig meisje duchtig mee te shaken – met een politieke ondertoon, zeker wanneer performancedichter Josh Idehen – ‘good immigrant’ lazen we op zijn trui – het vuur nog eens kwam oppoken tijdens een onvermoeibaar, lang uitgerekt My Queen Is Ada Eastman, opgedragen aan Shabaka’s grootmoeder in Barbados. Yep, Sons Of Kemet XL was er paukenslag, roffel, pats, boenk op.
Tussentijdse dienstmededeling: als psychedelische (prog)rock die het midden houdt tussen Genesis, Led Zeppelin en Pink Floyd uw ding is, of als u die paar vrienden die Greta Van Fleet het einde vinden eens voor de gek wil houden en u geen bezwaar hebt tegen een zanger in strakke, witte olifantenpijpen met een poedelachtig Peter Frampton-kapsel en een BMX-stuur op zijn microfoonstatief gemonteerd: beslist Derby Motoreta’s Burrito Kachimba eens uitchecken.
Op naar – nog maar eens – het Auditori dan, voor de tweede Primavera-passage van Dirty Projectors. Bezieler David Longstreth en zijn in bezetting wisselende band brachten donderdag hun kruisbestuiving van experimentele indierock, afropop, r&b en buitenissige folk op één van de hoofdpodia, en strooiden daarbij royaal met hits. Maar in deze intieme setting schakelde het multi-instrumentaal aangelegde sextet – drie mannen en drie vrouwen, voor wie de quota bijhoudt – een tandje lager. Al meer dan tien jaar, van cultklassiekers als Rise Above (2007) en Bitte Orca (2009) tot het vorig verschenen Lamp Lit Prose, toont Longstreth zich een getalenteerde songschrijver en componist die amoureuze verwikkelingen – ex-zangeres Amber Coffman was naast zijn muze ook jarenlang zijn lief – en politieke observaties weet te rijmen met sierlijke, prikkelende, soms complexe arrangementen. Vooral zijn voorliefde voor vrouwelijke vocalen springt daarbij in het oor, en ook hier etaleerden Dirty Projectors hun meerstemmige klasse, met de hoge toppen scherende nieuwe aanwinst Felicia Douglass op kop.
Mooi, klassevol, maar ook een tikkeltje academisch. Door vooral in de tragere en gevoelige songs uit hun catalogus te oogsten ging de nochtans typerende dynamiek van Dirty Projectors grotendeels verloren. Alsof we een transformerende kameleon bestudeerden: interessant, maar niet bepaald meeslepend. Buiten het auditorium lag er nog heel wat in het verschiet, dus slopen we op kousenvoeten richting uitgang.
Even later, babbel aan de toog:
Amerikaanse toerist: ‘Are you here for the next band?’
Knack Focus: ‘Yes.’
Amerikaanse toerist: ‘Can you tell me for sure if they are adults, or just really, really short?’
Die volgende band heette Chai, een meidengroep straight from Nagayo, Japan, en de meest knuffelbare act op deze editie van Primavera Sound. Twee albums hebben de tweelingzusjes Mana en Kana, Yuki, en Yuna op hun actief: debuutplaat Pink (2017) en de in februari, op Valentijnsdag, verschenen opvolger Punk – en daarmee hebt u de eerste twee trefwoorden gehad.
K3 meets Devo meets Blondie
Alsof er een gematerialiseerde LSD-droom van Gert Verhulst op het podium stond, beter kunnen we Chai – uitgedost in roze uniformpjes – niet beschrijven. Of het zou ‘K3 meets Devo meets Blondie’ moeten zijn. Suikerspinpunk met heliumstemmetjes, met synchrone dansjes uitgevoerde garagerave, een a capella, in het Japans gezongen cover van Dancing Queen: we vielen van verbazing in verwondering bij deze verrukkelijke vertoning. We hoorden Rolling Stones-riffjes, baslijnen uit de punkfunkwinkel van ESG, ravesynths à la Soulwax en natuurlijk ook de naweeën van Shonen Knife (eergisteren nog op de affiche), de peetmoeders van de Japanse meidenrock. Zelden zoveel glimlachende tronies opgemerkt tijdens een concert als tijdens deze licht surrealistische culture clash. Chai werd uitgezwaaid door een dolenthousiaste menigte nieuwe fans, en zien we hopelijk snel terug.
Van de ene groep rare snuiters naar de volgende vreemde vogel: Aldous Harding, rijmt op ‘awkward houding’. De excentrieke Nieuw-Zeelandse – voor de gelegenheid niet in het wit maar van top tot teen in het zwart – maakte haar reputatie van aparte verschijning meer dan waar. Als er ooit een comic book-slechterik wordt bedacht die de sardonische grijns van The Joker combineert met de kwaliteit om zacht sluimerende, licht schizofrene folkrocksongs te pennen, dan heeft deze dame model gestaan.
Het is een vreemd zicht: Harding die zich in griezelige grimassen uitdrukkend, als een schaduwboksende Quasimodo over het podium beweegt, of voorovergebogen met de gitaar op schoot het publiek in loenst, terwijl ze met haar vierkoppige band sereen en secuur haar elegante songs tot leven wekt. Opener Designer, uit haar gelijknamige, eerder dit jaar verschenen album, kreeg iedereen meteen muisstil. Zoo Eyes, met engelachtige harmonieën door de voltallige groep en een vleugje flugelhorn van de drummer, deed de adem stokken, single The Barrel werd door de eerste rijen meegezongen, maar wel behoedzaam, alsof niemand Aldous uit haar rol – of moeten we ‘rollen’ zeggen? – wilde doen vallen. Communicatie of interactie met het publiek bleef trouwens nihil, kwestie van de vierde muur niet te doorbreken. Alleen was dat buiten het overvloedige applaus gerekend, dat Aldous Harding terecht te beurt viel. Het feeërieke Minnewaterpark lijkt ons een ideale omgeving voor een intrigerende show als deze, ga dus zeker zelf een oordeel vellen tijdens het Cactusfestival, op zondag 7 juli.
De moshpit was happy bij Amyl & The Sniffers. En als de moshpit happy is, zijn wij dat ook.
Van Nieuw-Zeeland naar Australië: in principe is het een korte trip, maar op Primavera is het een wereld van verschil. Want daar kwamen Amyl & The Sniffers aan de beurt, met hun retropunkkabaal uit de meest vadsige, naar bier, urine en zuur zweet meurende pubs van Melbourne.
Een gitarist met de tronie van een seriemoordenaar en riffs recht uit het AC/DC-handboek, een drummer die waarschijnlijk ooit zijn hamster als ontbijt naar binnen heeft gespeeld, een rosse bassist met een serieus speedprobleem en een peroxideblonde zangeres – Amy Taylor – in hotpants die er uitziet als een buitenechtelijke dochter van The Runaways-frontvrouw Cherrie Currie op poppers. Niet bepaald een bende waarmee u uw kinderen alleen wilt laten, deze nozems met nektapijt, maar wel een geoliede rock-‘n-rollmachine die zich als dolle honden door de twee minuten-songs op haar pas verschenen debuutalbum katapulteerde. De moshpit was happy, en als de moshpit happy is, zijn wij dat ook. Benieuwd wat Werchter van deze freakshow zal vinden, op zondag 30 juni.
En daarmee klokten we af, op deze tweede dag van Primavera Sound. Het was de avond van de outcasts, de wraak van de weirdo’s. We hadden u graag verteld dat Tame Impala hier uitpakte met een spectaculaire headlinershow, maar wat we vanuit de verte aanschouwden was eerder een lamme bedoening. Herkansing op Pukkelpop?
En passant zagen we ook nog Beak> de revue passeren, net als Kate Tempest en de brulboeien van Fucked Up. De m/v-tussenstand op deze gendergelijke editie komt daarmee op 11/12. Vanavond staan onder meer Solange, Rosalía, Slowthai en Stereolab op ons programma. Adios!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier