Benny Sings is huisvader én de beroemdste Nederlandse muzikant van wie u nog nooit hebt gehoord

Benny Sings (Tim van Berkestijn) © .
Michael Ilegems
Michael Ilegems Chef van Knack Focus en KnackFocus.be

Hij is geen posterboy, maakt geen al te hippe muziek en toert nauwelijks. En toch ligt de internationale popwereld aan zijn voeten. Op bezoek bij Benny Sings, de beroemdste Nederlandse muzikant van wie u nog nooit gehoord hebt. ‘Naar verluidt luistert Anderson Paak elke dag énkel naar mijn muziek.’

Anderson Paak is geobsedeerd door zijn muziek. Frank Ocean draait zijn songs in zijn Blonded Radio-programma op Beats1. Lena Dunham gebruikt ze in haar hitreeks Girls. De muzikanten van Kanye West nodigen hem uit op concerten van Yeezy. John Mayer steekt de loftrompet over hem. Faberyayo van De Jeugd, het Britse indiewonderkind Rex Orange County, zelfs de Japanse popster Cornelius: ze staan allemaal in de rij om met hem samen te werken.

Benny Sings – Tim van Berkestijn voor zijn vrouw, twee kinderen en twee katten – staat zelf ook versteld van al die belangstelling. Vraag hem ernaar en hij zal antwoorden met ‘sick’, ‘kicken’, ‘echt lachen’ of ‘nee, joh!’ Alsof het allemaal louter op toeval berust.

In de jaren negentig heb ik panden gekraakt en zodanig veel drugs genomen dat ik er een angststoornis aan heb overgehouden.

En dat is misschien wel zo. De massale bijval die hij geniet, komt niet alleen uit onverwachte hoek maar ook op een onverwacht moment. Benny Sings is namelijk al 41, maakt al ruim vijftien jaar ‘lofi Disney hiphop’ – iets tussen adult-oriented rock, funk, soul, jazz en hiphop in – en heeft al zes albums op zijn palmares staan.

Benny Sings is bepaald geen newbie.

***

Het is volop lente wanneer we Benny Sings opzoeken in zijn studio, een oud keldergewelf onder de Prins Hendrikkade in Amsterdam.

‘Is een van die boten van jou?’ vraag ik. We zitten op een houten bankje net buiten de studio, dat uitgeeft op de Waalseilandsgracht, die u misschien kent van de hoes van Holland, de favoriete Beach Boys-plaat van Elvis Costello en Tom Petty.

‘Nee, alleen de studio’, zegt hij. ‘Dat is waar het allemaal gebeurt.’

Hier, in hartje Amsterdam, is Tim van Berkestijn Benny Sings geworden, maar opgroeien deed hij in het Zuid-Hollandse Dordrecht.

Benny Sings: Mijn vader was huisarts. Wij woonden boven zijn praktijk. Er was altijd muziek in huis. Mijn moeder hield van Chopin, Debussy en andere klassieke pianisten, mijn vader van meer bombastische muziek – opera en zo. Maar er werd ook veel Motown gedraaid. Het is de door Stevie Wonder geproducete duetplaat van Billy Preston & Syreeta die mijn interesse in muziek heeft gewekt. Wat een romantische, naïeve, vrolijke plaat. Ik vind ze nog steeds fantastisch. Ik was misschien vier of vijf, maar ik weet nog goed wat It Will Come in Time met me deed. Het pianoriedeltje in dat nummer – die ting, ting, ting, ting, ting, ting, ting, tingketing – is later heel kenmerkend geworden voor Benny Sings.

Volgens je Wikipediapagina kwam je in je jeugdjaren aan de bak als dj op illegale feestjes.

Benny Sings: Echt, staat dat op Wikipedia? Grappig, want dat was een erg korte periode die muzikaal helemaal niet belangrijk was. Het was midden de jaren negentig en ik raakte geïnteresseerd in illegale techno. Stoer doen met drugs en huizen kraken hoorde daar ook bij. In die kraakpanden stelden mijn vrienden en ik dan draaitafels op en begonnen we te dj’en. Van de drugs die ik toen nam, ben ik helemaal gek geworden. Nu ja, gek: ik heb er toch een angststoornis aan overgehouden. In dat opzicht heeft die periode wel een diepe indruk nagelaten.

Daarna werd het alleen maar donkerder. Ik ging sonologie studeren in Den Haag, een extreem heftige richting, die focuste op muziek die helemaal kapot was. Stockhausen en al die andere, hyperintelligente elektronische kunstmuziek uit de jaren vijftig: atonaler dan dat wordt het niet. Er werden luisteravonden gehouden waarop elke student zijn stuk moest laten horen. Vijftien minuten ruis, meer was het niet. Ik snapte daar niets van maar vond het wel fascinerend. Ik heb die studie afgemaakt, maar had na al die herrie wel weer nood aan ‘zalvende’ muziek: de jazz en soul uit mijn kindertijd, en hiphop.

Benny Sings is huisvader én de beroemdste Nederlandse muzikant van wie u nog nooit hebt gehoord

Enter Benny Sings.

Benny Sings: Precies.

Waarom noemt iemand die Tim van Berkestijn heet zich eigenlijk Benny Sings?

Benny Sings: Als je alle letters van mijn naam door elkaar haalt, krijg je Benny V Kream Tits. Dat vond ik een grappig anagram. Toen ik met hiphopbeats begon, was dat onder die naam. Later ging ik daar dan bij zingen, zoals Chet Baker die ten tijde van zijn elpee Chet Baker Sings plots aan het zingen sloeg.

Je eerste plaat, Champagne People, dateert van begin de nillies, lang vóór Spotify en Instagram. Hoe zag het muzieklandschap er toen uit?

Benny Sings: Niemand wist van iets, dat was het mooie. In 2002 maakte ik mijn eerste demootje, en dat brandde ik op vijfhonderd cd’tjes en deelde ik uit aan iedereen die ook maar een beetje voeling met muziek kon hebben. Die aanpak werkte, want al snel stond Kees de Koning op mijn voicemail. Het eerste it-moment uit mijn carrière.

De labelbaas van Top Notch die nu de Nederlandse charts domineert met iedereen van Lil’ Kleine tot Ronnie Flex: díé Kees de Koning?

Benny Sings: Ja. Ik kende hem toen alleen nog als manager van Extince, een rapper van wie ik grote fan was. Ik mocht langsgaan bij Kees en het eerste wat hij zei was: ‘Ik zie het al, dit wordt ‘m niet.’

Hoezo?

Benny Sings: De muziek vond hij helemaal te gek, maar hij zag in mij niet iemand who fills the room, iemand van wie de tienermeisjes een poster op hun kamer willen hangen. En hij had hartstikke gelijk. (lacht)

Je bent dan geen posterboy, je muziek ging wel meteen internationaal.

Benny Sings: Met dank aan Dox Records, het Nederlandse jazzlabel waar ik toevallig bij beland ben. Dox had internationale contacten, en al snel werd ik in Mexico en zo gedraaid. Veel verkopen deed ik niet: van mijn debuutalbum zijn wereldwijd misschien vijfhonderd stuks over de toonbank gegaan. Daar word je niet rijk van. Dus vatte Dox het idee op om mij huisproducer van hun label te maken. Ik bleef Benny Sings-muziek schrijven, maar dan voor mensen die wél dat sterrending hadden. Zoals Giovanca, die superlekker ging in Nederland, en Wouter Hamel, die big werd in Japan.

Als je alle letters van mijn naam door elkaar haalt, krijg je Benny V Kream Tits. Dat vond ik een grappig anagram.

Ook jij vult ondertussen vlotjes zalen in Japan.

Benny Sings: Ja, ik ga er zo ongeveer elk jaar spelen. Meestal treed ik op in van die superofficiële, chique jazzclubs, wine and dine-stijl. Maar soms sta ik ook in gewone concertzalen. Ik heb er mijn eigen agent en mijn eigen circuitje. In Japan moet alles kawaii zijn, schattig. En dat is mijn muziek wel, dus resoneert ze ginder beter dan in Nederland.

Frustreert jou dat?

Benny Sings: Nee, want hoe leuk is het wel niet om in Japan, maar ook in de VS of in Frankrijk, gespeeld te worden? Af en toe moet ik eens schamper lachen, dat wel. Toen onlangs de recensies van mijn nieuwe plaat City Pop binnenkwamen, bijvoorbeeld. In het buitenland was iedereen er gek van en werd het een meesterwerk genoemd. En dan volgden de Nederlandse reviews: ‘Het kabbelt een beetje door. Een echte hit is er niet te vinden. Maar het luistert wel lekker weg. Drie sterren!’ Dat is typisch voor Nederlanders. Wij kunnen gewoon niet van onszelf houden.

Het is ook uitgerekend in Japan dat je de hiphopster Anderson Paak leerde kennen.

Benny Sings: Ja. Dat was in 2017. Ik kreeg een Instagramberichtje van Kelsey Gonzalez, de bassist van Paaks groep The Free Nationals. ‘Ik ben grote fan’, liet Gonzalez weten. Toevallig toerden zij gelijktijdig met ons door Japan, waarop mijn manager hen uitnodigde op een concert van mij in Tokio. Wij dachten natuurlijk dat alleen die bassist zou opdagen, tot het concert eenmaal bezig was en ik merkte dat mijn band wel érg slick aan het spelen was. Bleek dat ze Anderson Paak al tijdens het eerste nummer gespot hadden, en dat hij nog aan het meezingen was ook.

Je had hem zelf niet herkend?

Benny Sings: Nee. Wist ik veel hoe die eruitzag. (lacht) Ik had een tweetal nummers gehoord van die grote plaat van hem – Malibu, of zo? – maar meer ook niet. Ondertussen heb ik hem wel een tweetal keer ontmoet. Toegegeven: dat was nooit een makkelijk gesprek. Volgens mij is hij erg verlegen, en ik ben al helemaal niet de man van de handshakes. Ik doe het omdat mijn manager dat vraagt.

Je onderhoudt het contact met Paak niet?

Benny Sings: Niet rechtstreeks, nee. Maar die bassist hoor ik wel nog geregeld. Zoals laatst, toen hij me vertelde dat Paak keihard op mijn nieuwe plaat zat te kicken. ‘Anderson is echt geobsedeerd door jou’, zei hij. ‘Hij draait elke dag alléén maar Benny Sings.’ (lacht)

Het is echt gek: in de Amerikaanse muzikantenwereld – of toch in de hiphop- en soulhoek – kent iederéén Benny Sings, en daarbuiten bijna niemand. Zo werd ik ook eens op de gastenlijst gezet bij een Nederlands concert van – hoe heet die? – Kanye West. Al zijn livemuzikanten bleken Benny Sings-fans te zijn.

BENNY SINGS: 'Ik werk van negen tot vijf in de studio, daarna ga ik koken en luiers verversen.'
BENNY SINGS: ‘Ik werk van negen tot vijf in de studio, daarna ga ik koken en luiers verversen.’

Nog zo’n Amerikaanse fan: Frank Ocean. Hij draaide All We Do for Love, een nummer van jou uit 2011, in Blonded Radio, het radioprogramma dat hij voor Beats1 van Apple maakt. Kende je hem?

Benny Sings: Al mijn vrienden wel, maar ik ben niet iemand die alles wil kennen, en sinds ik kinderen heb kan ik al helemaal geen prikkels meer aan. Het leven is avontuurlijk genoeg met kinderen. Dus nee, ik kende hem niet.

Rex Orange County?

Benny Sings:(lacht) Met hem heb ik samengewerkt vóór hij bekend was. Hij had toen een buzzje op SoundCloud, maar dat stelde echt niets voor. Blijkbaar was hij Benny Sings-liefhebber en wilde hij met me werken, waarop mijn manager wederom zei: ‘Doe dat nou maar.’

Ik heb twee weken met Rex in mijn studio gezeten. Het was echt een verlegen gastje, dat helemaal niet de allures van een artiest had, net als ik. Ook muzikaal zaten we helemaal on the same page. Eindelijk had ik iemand gevonden die écht Benny Sings-muziek maakte, maar dan met een strot à la Stevie Wonder. De demo’s die we samen hebben gemaakt waren sick.

Een van die demo’s werd een wereldhit: Loving Is Easy. Honderd miljoen streams en een plekje in de persoonlijke Spotify-playlist van Taylor Swift: dat zal je beslist geen windeieren hebben gelegd.

Benny Sings: Wel… (lacht) Op het moment dat je met zo’n jong, timide kereltje samenwerkt, denk je toch al snel: ‘Dit zal wel niets worden.’ We vonden het niet belangrijk genoeg, en hebben bijgevolg een superslechte deal gemaakt voor de royalty’s van dat nummer.

Wat hield die deal in?

Benny Sings: Ik geloof dat we drie procent van de Spotify-inkomsten krijgen. Dat is een normaal percentage voor een producer die een afgewerkte song van een artiest onder handen neemt, maar niet voor iemand die in één ruimte met die artiest zit en dat nummer voor de helft mee maakt, zoals in dit geval. Jezus, er staat gewoon ‘featuring Benny Sings’ bij! Ik had toch op zijn minst tien procent moeten onderhandelen, zo niet twintig of vijfentwintig. Maar nogmaals: wisten wij veel dat Rex tweede zou worden in de BBC Sound of 2018 en gemanaged zou worden door de entourage van Adele. (lacht)

Hoeveel heb je aan Loving Is Easy overgehouden?

Benny Sings: Tienduizend, misschien twintigduizend euro. Een leuk bedragje, maar voor een wereldhit is dat niets. Dan verwacht je tonnen. Rex zelf zal zijn eerste half miljoen of miljoen wel binnen hebben.

***

Anderson Paak die plots fan werd, Frank Ocean die hem draaide, Rex Orange County die hem vroeg. Alle voornoemde feiten hadden één ding gemeen: ze speelden zich af in 2017.

Twintig- tot vijfendertigjarigen, dat is zo’n beetje mijn publiek. Terwijl ik stiekem muziek maak voor veertigplussers. Tegen niemand zeggen, hè.

Het eigenaardige is: Benny Sings bracht dat jaar helemaal geen album uit, zelfs geen single. Studio, zijn vijfde en op dat moment recentste plaat, dateerde al van 2015 en was danig geflopt.

‘En twee jaar na die mislukte plaat werd ik ineens door artiesten van over de hele wereld gevraagd’, zegt hij. ‘Dat was heel weird, onverklaarbaar. “Ik weet niet wat het is,” zei ik tegen mijn manager, “maar er is hier iets gaande.”‘

Weet je inmiddels wat er gaande was?

Benny Sings: De zeitgeist had zich gekeerd.

De zeitgeist had zich gekeerd?

Benny Sings: Ja. In de jaren vóór 2017 klonk alle popmuziek donker en einde-van-de-wereldachtig. Geen enkele noot was nog jazzy, snappy of funny, alles was new wave. Ik voelde me toen helemaal verloren. In die mate zelfs dat ik na Art, mijn vierde plaat uit 2011, eigenlijk helemaal klaar was met muziek. ‘Maak toch nog maar een plaatje, gewoon voor je fans’, zei mijn manager. Dat plaatje was Studio, een album dat dus helemaal niets heeft gedaan. Toen dacht ik dat het voorbij was met Benny Sings.

Tot het in 2017 helemaal kantelde, en het soort sweet music dat ik maak opeens weer mocht. Anderson Paak zorgde ervoor dat we D’Angelo weer leuk mochten vinden. Chance The Rapper greep terug naar de sound van oude musicals. Een nieuwe generatie indie-artiesten als Rex Orange County en Gus Dapperton begon weer vrolijke, blije en zachte muziek te maken. De zon mocht opnieuw schijnen in de pop.

Geheel onverwachts pluk ik daar nu ook opnieuw de vruchten van. Renaud Letang, de Franse producer van Manu Chao, Feist en Jamie Lidell met wie ik in het verleden al verschillende keren tevergeefs contact had opgenomen, wilde plots met me samenwerken. De Japanse popster Cornelius stemde in met een featuring. Het legendarische Amerikaanse label Stones Throw wilde City Pop uitbrengen. Het was een gekkenhuis!

Een album pitchen bij de platenfirma van J Dilla en Madlib: hoe doe je zoiets als je niet van handjes schudden houdt?

Benny Sings: Mijn manager sleept mij daar dan mee naartoe, hè. Ik dacht dat ze bij Stones Throw helemaal niet op Benny Sings zaten te wachten, dat ze ons enkel op hun hoofdkantoor in LA uitnodigden om aardig te zijn. Die meeting was ook heel vaag. Iedereen in LA is ofwel heel erg stoned, ofwel heel erg mindful. ‘Yeah, man. Great, man. Wanna see the office, man?’ Geen enkele keer hebben ze me gevraagd waar ik vandaan kom en wat ik met mijn muziek wil bereiken. Na die ontmoeting hebben we ook anderhalf jaar niets van hen gehoord. En net toen we dachten dat het niets zou worden, kregen we het verlossende telefoontje: ‘Of course we want to release your album!’

Jij hebt nooit echt van toeren gehouden. Je concert in de Botanique wordt je tweede ooit in België. Zal de belangstelling die er nu is daar verandering in brengen?

Benny Sings: Ik ben nooit een troubadour geweest. Die angststoornissen hebben ervoor gezorgd dat het altijd stevig gestormd heeft in mijn hoofd. Daardoor heb ik behoefte aan stabiliteit, structuur, huiselijkheid. Ik werk van negen tot vijf in de studio, daarna ga ik koken en luiers verversen.

Sinds ik kinderen heb, heb ik wel beduidend minder last van die angststoornissen en geniet ik meer van toeren. Ik heb dus zeker zin om vaker te gaan optreden. Maar nu nog mijn hele leven omgooien? Nee. Het gaat mij vooral om liedjes maken. Die studio hier, dat is mijn leven. Live spelen is gewoon iets dat af en toe moet. Twee à drie weekjes per jaar ga ik naar het buitenland om contact met de fans te onderhouden. Die fans zijn trouwens opvallend jong, dat is het leuke aan die nieuwe indiegolf. Al die Rex-gastjes vinden het ook te gek. Twintig- tot vijfendertigjarigen, dat is zo’n beetje mijn publiek. Terwijl ik eigenlijk stiekem muziek maak voor veertigplussers. Maar tegen niemand zeggen, hè.

City Pop

Uit bij Stones Throw Records.

Les Nuits Botanique

Van 23/4 tot 5/5 in de Botanique, Brussel. Benny Sings speelt er op 1/5. Alle info: botanique.be.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Benny Sings

Echte naam Tim van Berkestijn.

Leeftijd 41.

Woonplaats Amsterdam.

Genre lofi Disney-hiphop, ‘vanwege de redelijk vierkante, stugge en dus lofi klank, het jazzy, romantische Disney-snikje en de hiphopbeats’.

Discografie Champagne People (2003), I Love You (2005), Benny… At Home (2007), Art (2011), Studio (2015), City Pop (2019) en de tussendoortjes Euh (met Rednose Distrikt, 2006), The Best of Benny Sings (2012) en Beat Tape (2018).

Ook actief als dj, lid van het hiphopcollectief De Toffen en de band We’ll Make It Right, producer van onder meer Faberyayo (Coco, 2012), gastzanger bij Rex Orange County (Loving Is Easy, 2017) en The Free Nationals (nog te verschijnen).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content