100 jaar Billie Holiday: het geheime leven van Lady Day

Billie Holiday, de laatste sessie 1958 © Michael Ochs Archives

Ontspoord door harde drugs en foute mannen, met een stem getekend door tragiek en verdriet, kwam Billie Holiday veel te vroeg aan haar eind. Een gesprek over haar muzikale erfenis, haar taboes, en haar verwarrende levensloop.

Op 7 april zou ze 100 jaar zijn geworden – als ze in de zomer van 1959, op haar 44e, tenminste niet was gestorven aan de complicaties van levercirrose. De komende weken valt er niet te ontsnappen aan Billie Holiday, een van de grootheden van de jazzwereld – én aan haar tragische levenswandel. Ontspoord door harde drugs en foute mannen, met een stem getekend door tragiek en verdriet, kwam ze veel te vroeg aan haar eind. Vaak wordt haar nalatenschap bedolven onder het drama. Terwijl er zo veel meer is.

Kurt Overbergh, in het dagelijks leven programmator van de Brusselse Ancienne Belgique, is een hartstochtelijke Billie Holiday-fan, en hoopt bij dit jubileum het kommer-en-kwelverhaal wat bij te stellen. Op verzoek van Radio 1 trok hij naar New York. Hij volgde er het spoor van Lady Day, zoals ze kwam te heten, en goot het resultaat in een reportagereeks die dezer dagen wordt uitgezonden.

‘Mijn passie voor Billie begon toen ik aan de unief zat’, vertelt Overbergh. ‘Het begon al met een misverstand: ik ging ervan uit dat ze een man was. (lacht) Tot ik het verzamelalbum Lady Sings the Blues te horen kreeg. Ik werd diep geraakt door haar waarachtige stem. Ik heb het nu over de late jaren tachtig, en ik luisterde destijds heel veel naar hiphop. Bands als A Tribe Called Quest en Gangstarr, die hun sound baseerden op jazzsamples, van de saxofonisten Charlie Parker en John Coltrane, bijvoorbeeld. Maar Billie Holiday werd zo goed als nooit gesampeld, en ik merkte dat er weinig coverversies van haar songs bestonden. Het deed mijn fascinatie alleen maar toenemen. Het is nooit meer overgegaan.’

Billie Holiday
Billie Holiday© William Gottlieb, Redferns

Een obsessie wil Overbergh het niet noemen, maar de reportages in New York zijn wel het orgelpunt van een doorgedreven passie, het resultaat van jarenlang opgebouwde contacten en expertise. ‘Ik ben deze keer naar New York getrokken – de zevende of achtste keer intussen – met de missie fysiek zo dicht mogelijk bij Billie te komen. Letterlijk: wat blijft er nog over, wie en wat staat er nog overeind? Zo ben ik letterlijk in de koffer van Billie Holiday kunnen duiken: een valies vol persoonlijke spullen die thuis bij de kleinzoon van haar laatste echtgenoot staat. Dichter kan haast niet, op persoonlijk vlak. Alleen: ik merkte dat ze in Amerika op een heel andere manier met geschiedenis omgaan dan wij. Ze kijken als relatief jonge natie vooral vooruit, het verleden en het patrimonium interesseren hen nauwelijks. Of zoals een taxichauffeur in New York me zei: “Als het nog bestaat, moeten ze het nog afbreken.” Neem nu de Roseland Ballroom. Die legendarische zaal waar de groten van de swing thuis waren – Fletcher Henderson, Louis Armstrong, Count Basie – en waar ook Billie in haar beginperiode veel optrad, werd in 1956 gesloopt. Nog een geluk dat Carnegie Hall (dé cultuurtempel van New York, nvdr.) nog overeind staat. In 1948 heeft Holiday ze tot de nok gevuld. Ik heb er vorige week nog Björk zien optreden.’

William voor de vriendinnen

De trip was voor Overbergh meer dan een privémissie. Behalve de radioreportages staan er thematische dj-sets in zijn agenda, en – onder voorbehoud – een tentoonstelling. ‘Ondanks haar iconische status bestaan er nog veel misvattingen over Billie Holiday, simpelweg omdat ze een artieste met vele gezichten was. Zelfs haar echte naam en geboorteplaats worden nog vaak verkeerd geciteerd. Oké, zo vreemd is dat niet, want haar autobiografie, Lady Sings the Blues uit 1956, staat vol fouten. (lacht) Het begint meteen bij de fameuze openingszin: ‘Mom and Pop were just a couple of kids when they got married.’ In werkelijkheid waren Sara ‘Sadie’ Harris en Clarence Holiday nooit getrouwd, ze woonden zelfs nooit samen. Ook de bewering dat Sadie Harris dertien jaar was bij haar geboorte, zoals de autobiografie beweert, klopt niet. Haar moeder was achttien toen ze beviel, en dat gebeurde niet in Baltimore, zoals algemeen wordt aangenomen, maar in Philadelphia. Daar kwam Billie Holiday ter wereld als Elinore Harris, zo staat het op haar geboorteakte uit 1915, maar in de archieven van het ziekenhuis werden zowel Elenoir en Eleanor teruggevonden. Haar familienaam is dus ook niet Fagan, zoals het op Wikipedia staat, maar Harris.’

‘De bijnaam Bill kreeg ze van haar vader, omdat ze een echte tomboy was, een meisje dat meer van honkbal dan van touwtjespringen hield. Bill werd Billie, geïnspireerd door de toen populaire actrice Billie Dove, en Elinore Harris werd Billie Holiday. Of Billie Haliday, zoals je het heel af en toe op advertenties uit de jaren dertig terugvindt. Ik heb ooit 250 dollar neergeteld voor een oude ep waarvan de hoes verkeerdelijk Billy Holiday aanprees.’ (lacht)

Holiday at van twee walletjes. Ze is twee keer getrouwd, maar ze was wel degelijk biseksueel.

De bijnaam Bill, waarmee papa Holiday ooit haar jongensachtige karakter in de verf zette, kreeg later een staartje ‘Holiday at van twee walletjes. Ze is twee keer getrouwd, maar ze was wel degelijk biseksueel. Haar vaste, suggestieve openingszin wanneer ze met andere vrouwen aan het flirten sloeg, was: “Hi, I’m William.” Een weinig subtiel knipoogje, want in Amerika is Bill de verkorte versie van William.”

Billie Holiday, 1957
Billie Holiday, 1957© Michael Ochs Archives

Het is een van de grootste misverstanden over Billie Holiday, vindt Overbergh: haar imago van tragische artieste die onder het leven gebukt ging. ‘Zeker, ze heeft diepe dalen gekend, vooral naar het einde van haar leven toe. Maar Holiday was ook een strijdvaardige vrouw met het hart op de tong die graag plezier maakte, en op de tourbus al grappend de sfeer erin te hield. Ze was koket en modebewust, hulde zich graag in peperdure bontjassen en reed op het toppunt van carrière in een groene Cadillac rond, maar ze kon ook vloeken als een ketter en was niet bang om haar vuisten te gebruiken als het begon te spannen. Soms verstopte ze, om zich te beschermen, zelfs scheermesjes in haar kousenbanden. Het kon er in de jaren dertig, veertig behoorlijk ruig toegaan in het New Yorkse jazzmilieu. Wat meteen ook de reden is waarom haar liefdesleven vooral beheerst werd door grote, sterke mannen die het voor haar konden opnemen indien nodig. Maar af en toe snoepte ze dus ook eens van het vrouwelijke geslacht.’

De geur van brandend vlees

Dat Holiday een verleden in de prostitutie met zich meedroeg, is algemener bekend dan haar biseksuele scharrels. Dat is volgens Overbergh een van de achterliggende oorzaken voor de dubbelzinnige houding in de VS tegenover een van de grootste zangeressen die het land ooit heeft voortgebracht. ‘In 2010 verscheen Of Thee I Sing: A Letter to My Daughters, een geïllustreerd kinderboekje van president Barack Obama, waarin hij dertien landgenoten portretteert die Amerika mee vorm gaven. Tussen namen als Abraham Lincoln, Martin Luther King, Neil Armstrong en Georgia O’Keeffe staat één muzikant: Billie Holiday. En toch is er in heel New York, de stad waar ze dertig jaar gewoond en opgetreden heeft, geen enkel memoriaal voor haar te vinden. In haar thuisland wordt Billie Holidays muzikale nalatenschap vrijwel volledig overschaduwd door de sensationele dramatiek in haar leven. Toen Robert O’Meally, literatuurprofessor aan Columbia University, in 1989 zijn biografie Lady Day: The Many Faces of Billie Holiday publiceerde, mocht hij geen foto van zijn onderwerp op de kaft plaatsen. Een zwarte ex-prostituee en junkie, dat kon volgens de rector niet door de beugel.’

Maar ook bij leven was de controverse haar niet vreemd. Tenslotte is Billie Holiday de oorspronkelijke zangeres van Strange Fruit, de meest door merg en been snijdende aanklacht tegen de segregatiepolitiek en de lynchpartijen in de zuidelijke staten die ooit op plaat werd vastgelegd:

Southern trees bear strange fruit,

Blood on the leaves and blood at the root,

Black bodies swinging in the southern breeze,

Strange fruit hanging from the poplar trees.

Pastoral scene of the gallant south,

The bulging eyes and the twisted mouth,

Scent of magnolias, sweet and fresh,

Then the sudden smell of burning flesh.

Here is fruit for the crows to pluck,

For the rain to gather, for the wind to suck,

For the sun to rot, for the trees to drop,

Here is a strange and bitter crop.

De tekst wordt in 1937 geschreven door de Joodse leraar Aber Meeropol, die het later op muziek zet en samen met zijn echtgenote zingt op protest- en vakbondsbijeenkomsten. Via de eigenaar van Café Society, de eerste nachtclub in New York met een gemengd publiek, komt het lied bij Holiday terecht. Ze neemt het in 1939 als eerste op. Het wordt haar door het blanke establishment niet in dank afgenomen, en brengt haar in het vizier van de FBI. De tekst is politiek zo expliciet dat Holidays platenfirma, Columbia, weigert de song uit te brengen. Strange Fruit verschijnt uiteindelijk via het kleine Commodore-label en groeit, ondanks een boycot van de radiostations, uit tot een klassieker. ‘Het was Billies eerste hit en hét keerpunt in haar carrière’, vertelt Overbergh. ‘Strange Fruit was de single die haar lanceerde, van swingzangeres aan de zijde van orkestleiders als Benny Goodman en Artie Shaw naar een “volwassen” chanteuse, maar het betekende tegelijkertijd het begin van de neergang. Haar commerciële piek was kort, een moment dat vrij snel haar val inleidde.’

De neergang

Met echtgenoot-mafioso Louis McKay
Met echtgenoot-mafioso Louis McKay© Charles Hewitt/Picture Post/Hulton Archive

Die val heeft alles met Holidays druggebruik te maken: eerst marihuana, dan opium en uiteindelijk heroïne. In 1947 wordt ze een eerste keer gearresteerd voor drugsbezit, met een gevangenisstraf van één jaar en één dag tot gevolg. ‘In de gevangenis raakte ze geen drugs meer aan, maar het kwaad was geschied’, vertelt Overbergh. ‘Door haar veroordeling raakte ze haar vergunning kwijt om op te treden in clubs waar alcohol werd geschonken – haar natuurlijke habitat. Ze heeft haar vergunning nooit teruggekregen, en haar reputatie was om zeep. Met dank aan Harry Anslinger, de directeur van het Federal Bureau of Narcotis. Anslinger, een notoire racist, riep Holiday uit tot public enemy number one, een voorbeeld in de oorlog tegen drugs. ‘The lives of jazz men reek of filth’, noteerde hij ooit in zijn memo’s, uit frustratie vanwege de verloren strijd tegen alcohol. De drooglegging van 1920 had er alleen maar toe geleid dat er duizenden illegale bars en clubs waren geopend in steden als New York en Chicago, en had de bloei van het jazztijdperk ingeluid. De man had na de opheffing van het alcoholverbod in 1933 dus een rekening te vereffen, al rekende hij met twee maten en twee gewichten. Blanke performers zoals Judy Garland, die ook niet vies was van alcohol en drugs, liet hij ongemoeid. Holiday, daarentegen, werd tot aan haar dood opgejaagd en nog verscheidene keren gearresteerd, letterlijk tot op haar sterfbed: toen in 1959 haar laatste uren geslagen waren in het Metropolitan Hospital Center, werd ze met handboeien aan haar bed gekluisterd en stond er een politieman op wacht voor de deur.’

Letterlijk tot op haar sterfbed: toen in 1959 haar laatste uren geslagen waren in het Metropolitan Hospital Center, werd ze met handboeien aan haar bed gekluisterd en stond er een politieman op wacht voor de deur.

Een van de bezoekers aan Holidays sterfbed heet Frank Sinatra. Ook Ol’ Blue Eyes ‘viert’ dit jaar zijn honderdste verjaardag, maar dat is niet de enige overeenkomst die hij deelt met Lady Day. Overbergh: ‘Het is vreemd, hoe de muzikale verwantschap tussen Sinatra en Holiday grotendeels onderbelicht is gebleven. Nochtans beschouwde Sinatra Billie Holiday – naast Bing Crosby – als een van zijn grote invloeden, sinds hij haar hoorde zingen in de jaren dertig.’

‘I was dazzeld by her soft, breathtaking beauty’, liet Sinatra ooit optekenen over zijn kennismaking met Holiday, en de appreciatie was wederzijds. Overbergh: ‘Tijdens de opnames van de in 1959 postuum uitgebrachte Last Recordings zei Billie naar verluidt: “Make it sound like Sinatra” tegen orkestleider Ray Ellis. Hun laatste conversatie werd ook bewaard, en die was vrij hallucinant. “I owe you so much for teaching me how to phrase”, zo betuigde Sinatra zijn respect. Holiday wuifde het compliment weg: “I may have showed you how to bend a note, Frankie, that’s all.” Waarop ze voorover leunde en fluisterde: “Will you cut the shit, baby, and get me some dope?”

Inzamelactie voor gedenksteen op graf

Niet veel later was Billie Holiday dood en begraven. Niet op het Woodland Cemetery, zowat het grootste en mooiste landelijke kerkhof van New York, naast andere jazzgrootheden als Duke Ellington, Max Roach en Coleman Hawkins, maar op het Saint Raymond’s Cemetery, ergens ver weg in de Bronx. ‘Saint Raymond’s is de enige rooms-katholieke begraafplaats in de Bronx, er liggen maar liefst een miljoen mensen begraven’, vertelt Overbergh. ‘Het graf van Miles Davis in Woodland is een echt kunstwerk, een gepast monument voor een monument. Maar bij Billie Holiday duurde het nog twee jaar na haar dood tot er een bescheiden zerk op haar graf stond. Het was haar wens om bij haar moeder te liggen, maar haar laatste man, Louis McKay, een kerel met maffiaconnecties, wou niet voor de kosten opdraaien. Het jazzmagazine Downbeat begon dan maar een inzamelactie, en zo kwam er in 1961 toch een bescheiden gedenksteen, één meter breed. Een povere herinnering aan een grote artieste. Triest, voor iemand die volgens de huidige Amerikaanse president het land mee vorm heeft gegeven. Ik ben ernaartoe gegaan in het gezelschap van jazz-zanger José James, die binnenkort met Yesterday I Had the Blues een tribute album voor Billie Holiday uitbrengt. Hij heeft er een mooie versie van God Bless the Child gezongen.’

Het duurde twee jaar na haar dood tot er een bescheiden zerk op haar graf stond.

Overbergh zou geen concertpromotor zijn als hij het enige Belgische concert van Billie Holiday niet had uitgeplozen: ‘Zondag 24 januari 1954 in het Paleis voor Schone Kunsten. Toen stond Billie voor de eerste en de laatste keer op een Belgisch podium, aangekondigd als “La grande chanteuse noire”. Een kaartje kostte 125 frank, en er verscheen maar één recensie van het concert, in La Libre Belgique, die het had over “une voix étranegement evoutante”. Er bestaan opnames van het concert. (lacht) Ik heb ze op mijn laptop staan.’

Kurt Overberghs reportagereeks Billie Holiday in New York wordt op 30 maart en 1, 2 en 6 april uitgezonden op Radio 1.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content