Volgens Salman Rushdie is schrijven een kwestie van blijven zitten. Om te blijven zitten ontwikkelen schrijvers soms vreemde gewoontes. Ze omringen zich met foto’s, voorwerpen, fetisjen, of met zo weinig mogelijk. Zes auteurs gunnen een blik onder hun bureau.

HERMAN BRUSSELMANS: DE URNE VAN MIJN DODE HOND

‘Ik zit hier in een loftje, en daarin staan mijn zetel en mijn tafel met een computer en een printer op en naast die computer en die printer: de urne van mijn dood hondje, een foto van Tania, van mijn huidige hond Eddie, van mijn moeder en van mijn vader. Dat zijn voorwerpen die in mijn buurt horen. Het zijn de belangrijkste mensen, levende wezens en doden in mijn leven. Ik heb nog iedere dag contact met mijn ouders. Ik praat met hen. Zeker nu ik veel alleen ben. Ik moet daar wel voor oppassen. Dat ik geen mompelaar word die in zichzelf op straat loopt te praten. Ik ben een mens met een hoek af. De waanzin ligt altijd op de loer.’

‘Vandaar ook die urne en die foto’s om me heen. Die geven me rust. Geestelijke rust. Het zijn de mensen en wezens die voor eeuwig in mijn leven blijven. Of ze nu dood zijn, verhuisd zijn of hond zijn. Maar die geestelijke rust is wel essentieel. Uiteindelijk zit ik hier maar. In dat klein loftje. Ik schrijf als het moet, of als ik zin heb, of als er iets in mijn hoofd schiet. Dan stap ik van mijn zetel naar mijn computer – een afstand van ongeveer vijf meter – en dat doe ik bij wijze van overdrijving tweehonderd keer per dag. Ik heb ooit wel eens gedacht: ik moet dat veranderen. Ik huur mij een schrijfruimte op wandelafstand van mijn huis. Dan kom ik ten minste eens buiten. Dan kan ik op geregelde uren schrijven, thuiskomen en niets meer doen. Maar zo werkt het niet. Ik ben continu in mijn hoofd bezig. Als ik aan een roman werk, typ ik een zin, een uur later de volgende zin en zo de hele dag door. Als ik een aparte ruimte had, zou ik hier meer zitten schrijven dan daar.’

‘Het uiteindelijke doel is het beste woord ooit schrijven. Ik heb er ondertussen honderdduizenden geschreven, maar het beste woord, dat is het volgende. Daar komt het op neer: consolideren waarmee je bezig bent en hopelijk nog verbeteren. Ik moet altijd het gevoel hebben dat wat ik aan het schrijven ben al het vorige overtreft. Waarom zou ik anders voortschrijven? Om de demonen in mijn hoofd te temmen? Ook. Laat het ons zo stellen: schrijven helpt me bij het strompelen over dit levenspad.’

Herman Brusselmans (54) woont in Gent, viert dit jaar dertig jaar schrijverschap en levert met Watervrees tijdens een verdrinking zijn jaarlijkse boek af.

ROBERT VUIJSJE: MIJN BLACKBERRY

‘Mijn laatste boek, Beste vriend, is gegroeid uit aantekeningen die ik anderhalf jaar iedere dag maakte op mijn Blackberry. Verder ben ik behoorlijk ouderwets. Ik lees al mijn boeken op papier, net als mijn kranten, maar noteren doe ik elektronisch. Vroeger liep ik met een notaboekje en een balpen rond, en de miserie was dat altijd op het moment dat ik iets wilde noteren, ik óf dat notaboekje niet vond, óf niets om te schrijven bij me had. Bovendien verzamel je zo een onoverzichtelijke hoeveelheid papiertjes die je meestal nooit meer bekijkt. Die Blackberry heb ik altijd bij me. Hij zit in mijn broekzak, ligt ’s nachts naast mijn bed. Alle notities, zinnen, gedachten die ik had en waarvan ik het de moeite waard vond om ze vast te houden, toetste ik in, stuurde ik door naar mijn vaste computer en bewaarde ik in één groot bestand.’

‘Ik weet graag op voorhand wat ik die dag zal schrijven. Structuur is daarbij heel belangrijk. Ook omdat ik jonge kinderen heb en de tijd waarin ik kan schrijven sowieso beperkt is. Ik moet niet lopen jammeren over een gebrek aan inspiratie of over angst voor het witte blad. Als ik rond tien uur aan mijn bureau ga zitten, dan moet het gebeuren. Punt uit. Of ik er nu zin in heb of niet. Of ik het nu voel of niet. Ik heb weinig verheven gedachten over schrijven. Het is een kwestie van zelfdiscipline en vooral niet te veel zeuren. Door allerlei persoonlijke strubbelingen zit er vier jaar tussen mijn debuut en mijn tweede boek. Ik vind dat te lang. Maar ik weet ook dat ik geen boek per jaar kan schrijven. Ik heb die hele lange voorbereidingstijd nodig waarin ik korte teksten op mijn Blackberry typ, een structuur bedenk en aanzetten van hoofdstukken uitprobeer. Het gevolg is dat ik waarschijnlijk niet meer dan tien boeken zal schrijven. Als ik hard doorwerk.’Robert Vuijsje (41) woont in Amsterdam. Met zijn debuut, Alleen maar nette mensen, won hij in 2008 de Gouden Uil. Vorige maand verscheen zijn tweede boek, Beste vriend.

TED VAN LIESHOUT: AFWASSEN

‘Ik schrijf op elk moment van de dag. Als ik om vijf uur ’s ochtends wakker word en ik ben aan een boek bezig, dan begin ik gelijk te schrijven. Meestal met de radio op een praatzender. Ik vind het fijn om het gezoem van stemmen te horen. Ik wil niet horen wat ze zeggen, ik wil het niet begrijpen, ik wil enkel dat gemompel op de achtergrond. Maar om er echt in te geraken, om diep in de concentratie door te dringen, helpt het om af te wassen. Kopjes en schoteltjes in het sop dompelen, ze schoon schrobben en ze dan met een vaatdoek droogwrijven. Het is mijn manier om orde in mijn hoofd te krijgen. Naast de spoelbak liggen kleine briefjes waarop ik snel een inval noteer. Het gebeurt ook dat ik de plastic handschoenen waarmee ik afwas prompt uittrek, de vaatdoek op de grond gooi en naar boven storm – waar mijn werkkamer is – om een zin af te werken waar ik vijf minuten eerder het einde niet van zag. Het overvalt me nooit als ik aan het stofzuigen ben. Als ik stofzuig, zing ik meestal, maar denk ik niet na over het werk. Of als ik erover nadenk, leidt het nergens toe. Bij afwassen wel. Ik doorbreek cirkelredeneringen terwijl ik het vet uit de pan krab of ik begrijp plots waar een personage met me naartoe wil.’

‘Ik praat ook tegen mezelf. Alsof ik mijn eigen commentator ben. Ik doe dat niet hardop, maar op de computer. Ik heb altijd een mapje openstaan. ‘Log’, waarin ik het met mezelf heb over het boek waaraan ik bezig ben. Als ik vind dat ik mezelf constant herhaal, dan staat daar: ‘Ted, je herhaalt jezelf constant.’ Net als afwassen helpt het om het overbodige overboord te gooien, te snoeien in alles wat in mijn hoofd woekert en enkel het wezenlijke over te houden. Ik probeer ook altijd van alles aan mijn muren te hangen om zo een overzicht te krijgen van het boek, maar dat wordt meestal zo’n chaos waarin ik niets meer terugvind. En als de chaos te groot is, dan ga ik gewoon wat afwassen.’Ted Van Lieshout (56) woont in Amsterdam. Hij is vooral bekend als illustrator en schrijver van jeugdboeken. Vorige maand verscheen zijn romandebuut Mijn meneer.

JENNIFER EGAN: MIJN ZETEL

‘Achteroverleunen en zien wat er gebeurt, dat is de essentie van hoe ik schrijf. Ik mag vooral niet het gevoel krijgen dat ik met iets belangrijks bezig ben of dat wat ik aan het schrijven ben ook echt goed moet zijn. Het helpt om vooral niet aan een bureau te zitten, om niet rechtstreeks op de computer te werken. Ik creëer voor mezelf de illusie dat het er allemaal niet toe doet. De eerste versie schrijf ik met de hand in mijn zetel in de hoek van de woonkamer. Ik maak me op dat moment geen zorgen over stijl, zinsconstructies of woorden. Want dat – geloof me – is het makkelijke deel. Het allermoeilijkste is een verhaal ontwikkelen dat zichzelf aandrijft, dat vooruitschiet en zowel jou als de lezer meesleept, dat je verrast, amuseert en zich als een vampier in je hals vastbijt. Om dat te bereiken, schrijf ik met de hand. Mijn handschrift is zo slordig dat ik niet eens kan lezen wat ik aan het schrijven ben. Het is alsof mijn hand met mijn hoofd op de loop gaat, alsof mijn schrijven mijn denken voor is en dat is precies het bewustzijnsniveau – of het gebrek eraan – dat ik wil bereiken. Alleen dan kan ik door mezelf verrast worden. De uren die ik in mijn zetel doorbreng met mijn notaboek op mijn opgekrulde knieën, zijn de uren waarin ik stemmen ontdek en werelden exploreer. Meestal heb ik voor ik me in die zetel nestel geen flauw benul van wat ik wil schrijven of wat er zal gebeuren. Soms slaat de paniek toe, ja, soms schiet ik neurotisch door het huis, plooi ik de was, doe ik de strijk, alles om niet in de zetel te hoeven gaan zitten om te schrijven. En als ik na twee uur even neurotisch kribbelen op mijn blad weer in de echte wereld beland, overheerst zelden het gevoel van euforie. Veeleer uitputting. Dan leun ik helemaal achterover, sluit mijn ogen en herbeleef wat ik zonet schreef.’

Jennifer Egan (49) woont met man en kinderen in Brooklyn. Met haar vierde roman, Bezoek van de knokploeg, won ze in 2011 de Pulitzerprijs.

IVO VICTORIA: JIM JARMUSCH EN EEN STROOK MAGNEETVERF

‘Tussen twee romans door hangt er boven mijn bureau slechts één blad. Met magneetjes vastgehecht op de strook magneetverf die ik daar eigenhandig schilderde. Het is een A4 in lichtjes vergeeld recyclagepapier, met erop een quote van Jim Jarmusch. ‘Niets is origineel. Steel naar hartenlust alles wat je verbeelding prikkelt of je doet zinderen van inspiratie.’ Ik vond hem op het internet. Zoals dat wel vaker gaat op internet: toevallig, van hier naar daar surfend. Maar hij las als een revelatie. Over grote aha-momenten gesproken: dat was er een. Want daarover gaat het in alles wat naar kunst ruikt, en zeker in de boeken die ik schrijf. Je hoeft je niet krampachtig vast te klampen aan het valse idee van originaliteit. Originaliteit en inspiratie bestaan niet. Het is een kwestie van blijven zitten en schrijven. In mijn geval: zo veel mogelijk tekst maken, uitbraken bijna, en daarna structureren en schiften. Die tekst borrelt niet op uit een heilige bron, nee, die ontstaat uit alle films die ik bekijk, muziek die ik beluister en boeken die ik lees. Ik maak mash-ups van alles wat ik op een dag zoal zie, hoor of lees. Jarmusch heeft het over toevallige conversaties waarvan je zelf geen deel uitmaakt, over bomen, wolken, ja zelfs straatnamen. Ik pik het mee en stockeer het voor later gebruik. Dat je alles kunt lenen, zolang je er zelf maar iets mee doet, en dat dat de essentie van authenticiteit is, vind ik een mooie gedachte. Omdat alle kunst op tradities uit het verleden voortborduurt. Het citaat eindigt met Jean-Luc Godard die zegt dat het niet belangrijk is waar iets vandaan komt, wel wat jij ervan maakt.’

‘Tijdens het schrijven van een boek, geraakt die quote overwoekerd door andere papieren met schetsen van personages, pijlen die van het ene personage naar het andere lopen, ideeën voor scènes of gewoon woorden in dikke alcoholstift. Mijn roman krijgt vorm op die strook magneetverf. Als hij af is, verdwijnt al dat papier weer. Enkel de quote van Jarmusch blijft hangen.’

Ivo Victoria (40) woont met vriendin en kind in Amsterdam. Zijn tweede roman, Gelukkig zijn we machteloos, staat op de longlist van de Libris Literatuurprijs.

EOWYN IVEY: MIJN NOTITIEBOEK

‘Mijn bureau is zo groot als een ingemaakte kast; de muren zijn wit en kaal, aan het plafond hangt een lichtpeertje en naast mijn computer staan er twee of drie boeken. Meer wil ik niet om me heen. De kaalheid is noodzaak geworden. Alle tekeningen, prenten, schilderijen waarmee ik me wil omringen en die me inspireren, kleef ik in een notitieboek. Als ik schrijf, lijkt het alsof ik twee keer in een kast stap – een beetje zoals in Narnia. Eerst in de kast die mijn bureau is en dan in de kleine kast die mijn notitieboek is. Het notitieboek is de broedkamer van mijn roman, de zuurstof en de adrenalinestoten haal ik uit passages uit de boeken op mijn bureau. Als ik vastzit, sla ik Love Medicine van Louise Erdrich open of Cold Mountain van Charles Frazier. Het helpt me te beseffen dat ook de mooiste boeken bestaan uit woorden die op een bepaalde manier naast elkaar worden geplaatst. “Het is niet meer dan dat”, stel ik mezelf dan gerust. “Woorden die zinnen worden.”‘

‘Zo zat ik vijf jaar lang aan een roman te knutselen. ’s Avonds nadat ik thuiskwam van mijn werk in de boekenwinkel, nadat ik gekookt had en mijn oudste dochter in bed had gelegd. Toen ik zwanger was van mijn tweede dochter, bleek uit een bloedtest dat de baby een zeldzame ziekte had waardoor de kans groot was dat hij kort na de geboorte zou overlijden. Gelukkig bleek even snel dat de dokters zich vergist hadden, maar ik was wel al bezig geweest ervaringen te lezen van ouders die hetzelfde hadden meegemaakt. Het was hartverscheurend. Een kind verliezen dat je nooit zou kennen. Ongeveer rond diezelfde tijd botste ik bij het opruimen van de rekken in de boekenwinkel op een bewerking van een Russisch sprookje: Snegoerotsjka. Over een oud kinderloos koppel dat een kind van sneeuw maakt dat weer smelt als het zomer wordt. Het liet me niet meer los. Ik heb de roman van vijf jaar in de vuilnisbak gekieperd en ben aan Kind van sneeuw begonnen. Alles wat ik over het sprookje vond – schilderijen, tekeningen, bewerkingen – begon ik te verzamelen en in mijn notitieboekje in te kleven. Alleen van mijn hoofdpersonages, Mabel en Jack, vond ik nooit een passende foto. Ze waren de enigen die enkel in mijn hoofd woonden. En in mijn kast.’Eowyn Ivey (38) woont met man en kinderen in Alaska. Ze debuteerde dit jaar met Kind van sneeuw (originele titel: The Snow Child).

DOOR TINE HENS

‘NOTHING IS ORIGINAL. STEAL FROM ANYWHERE THAT RESONATES WITH INSPIRATION OR FUELS YOUR IMAGINATION. DEVOUR OLD FILMS, NEW FILMS, MUSIC, BOOKS, PAINTINGS, PHOTOGRAPHS, POEMS, DREAMS, RANDOM CONVERSATIONS, ARCHITECTURE, BRIDGES, STREET SIGNS, TREES, CLOUDS, BODIES OF WATER, LIGHT AND SHADOWS. SELECT ONLY THINGS TO STEAL FROM THAT SPEAK DIRECTLY TO YOUR SOUL. IF YOU DO THIS, YOUR WORK (AND THEFT) WILL BE AUTHENTIC.

AUTHENTICITY IS INVALUABLE; ORIGINALITY IS NON-EXISTENT. AND DON’T BOTHER CONCEALING YOUR THIEVERY – CELEBRATE IT IF YOU FEEL LIKE IT. IN ANY CASE, ALWAYS REMEMBER WHAT JEAN-LUC GODARD SAID: “IT’S NOT WHERE YOU TAKE THINGS FROM – IT’S WHERE YOU TAKE THEM TO”‘

– JIM JARMUSCH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content