‘ZELFS FRANK SINATRA WILDE OOIT SPORTJOURNALIST WORDEN’

© TOM VERBRUGGEN

Ooit was hij een beginnend toptalent in de atletiek, later ging hij bij Sporza Radio aan de slag, en de laatste jaren wordt Stijn Vlaeminck almaar bekender als ‘de sportman’ van Studio Brussel. In zijn eerste boek You’ll Never Walk Alone combineert hij zijn twee grote passies: sport en muziek. ‘Het ene kan nooit zonder het andere.’

We spreken in de vroege namiddag af op een terras, ergens onderweg tussen de VRT-toren, waar Stijn Vlaeminck (33) elke ochtend opdraaft in het Studio Brussel-programma Siska staat op, en zijn huis in Gent. Zonnebril op, pintje erbij. Zijn werkdag zit er al op, maar hij zit nog boordevol energie. In die vrije uren gaat hij geregeld sporten, vertelt Stijn Vlaeminck (33). ‘Een beetje tijd voor mezelf doet wel deugd.’s Ochtends sta ik al om halfvijf op om op tijd in de studio te zijn. En rond een uur of vier haal ik mijn dochter op in de crèche. Tussendoor even gaan lopen of zwemmen is de ideale manier om te ontspannen.’

Een ander zou liever languit in de zetel gaan liggen. De topsporter in jou is nooit helemaal verdwenen?

STIJN VLAEMINCK: Ach, ’topsporter’ is overdreven. Als tiener ging ik op een bepaald moment wel zeven tot acht keer per week trainen, en rond mijn achttiende ben ik Belgisch kampioen hordenlopen geworden, bij de junioren. Maar dat voelde nooit als een opgave, dat is allemaal heel organisch gegroeid. Ik kom uit een heel sportief gezin: mijn moeder, zus en broers deden allemaal aan atletiek. Als zesjarig jongetje ben ik daar ingerold. Na verloop van tijd bleek ik enig talent te hebben voor horden, dus ging ik me daarop focussen. Mijn trainer zei me ooit dat hij een Europese topper van mij zou maken. Maar als ik op trainingen zag hoe diep mensen als Cédric Van Branteghem of Élodie Ouédraogo konden gaan, dan voelde ik toch dat ik die top nooit zou kunnen bereiken. Tijdens mijn tweede kandidatuur Germaanse liep ik dan ook nog een paar zware blessures op, waardoor ik er maar een streep onder heb getrokken.

En ben je overgestapt naar ‘de andere kant’, de sportjournalistiek.

VLAEMINCK:: Ook dat is allemaal vrij toevallig gebeurd, en toch zat het er altijd al in. Ik zal nooit vergeten hoe ik met mijn vader in onze Volvo ging zitten, op de oprit voor ons huis. De rest van het gezin wilde televisie kijken, maar wij luisterden naar Jan Wauters, die commentaar gaf bij een voetbalwedstrijd. Op de universiteit begon ik zelf radio te maken, bij Urgent.fm. Daar kreeg ik de smaak te pakken. En toen een freelancesportverslaggever van Gazet van Antwerpen die ik nog uit mijn eigen sportcarrière kende met pensioen ging, kon ik zijn plaats innemen. Zo ben ik stilaan in dat wereldje van ‘echte’ journalisten gerold. En via via hoorde ik dan dat er een vacature was bij Sporza. Ineens mocht ik samenwerken met al die stemmen die ik van de radio kende. Onvergetelijk.

Toch koos je na zes jaar voor Studio Brussel: geen typische zender voor een sportjournalist.

VLAEMINCK: Maar ik ben ook nooit de typische sportjournalist geweest die kickt op elke uitslag en elk cijfertje. Mijn grote droom was altijd om een goede radiomaker te worden. En dan zit je bij StuBru toch aan de top. Toen ik door Jan Van Biesen (nethoofd bij Studio Brussel, nvdr.) werd gevraagd, heb ik niet lang getwijfeld. Het mag er allemaal wat speelser dan bij Sporza, wat minder serieus. Pas op, we zitten daar niet de hele dag onnozel te doen, maar de stijl van StuBru leunt toch veel meer aan bij de mijne. Ik kan nu ook meer focussen op de verhalen achter de sport: wat doen die topsporters naast het veld, wat drijft de supporters… Vorig jaar kon ik tijdens het WK voetbal een maand naar Rio, waar we radio maakten van op de Belgische camping. Dáár hoor je de mooiste verhalen.

Waarom besluit een radiomaker om ineens ook een boek te schrijven?

VLAEMINCK: Ik maak nu al drie jaar elke ochtend een sportupdate voor Siska staat op, en op zondag mijn eigen programma, Studio Sport. En ik stootte gewoon heel vaak op leuke weetjes over de combinatie van sport en muziek. Stand by Me is nog gecoverd door Mohammed Ali. Snoop Dogg heeft een American football-liga opgericht om kansarme jongeren van straat te krijgen. En wist je dat Frank Sinatra ooit sportjournalist wilde worden? Hij was fotograaf van dienst tijdens de ‘Fight of the Century’ tussen Joe Frazier en Mohammed Ali. Een van zijn foto’s kwam op de cover van het weekblad Life terecht. Je zou ervan versteld staan hoeveel van die links er zijn tussen de sport- en de muziekwereld. Dus ontstond het idee om daar een radioprogramma over te maken, dat in juni begint. Het leek me leuk om al die weetjes en ontdekkingen ook vast te leggen in een boek. Al mocht het zeker geen encyclopedie worden. Het is de bedoeling dat je dit boek op een willekeurige pagina openslaat en telkens weer iets nieuws ontdekt. En er staan ook veel menselijke verhalen in: ik heb veel Belgische topsporters geïnterviewd, van Kim Clijsters tot Marc Herremans.

Zat er een rode draad in hun getuigenissen?

VLAEMINCK: Voor hen is muziek vooral een manier om zich op te peppen. Als Kim Clijsters zich voor een wedstrijd wat slap voelde, ging ze in de kleedkamer naar muziek luisteren. Marc Herremans verwoordde dat ook goed: topsport is een puzzel, en muziek is een van de puzzelstukken. In bepaalde sporten, zoals triatlon, is het verboden om tijdens de wedstrijd naar muziek te luisteren. Eigenlijk is dat een vorm van doping. Ik vroeg al die sporters ook naar hun favoriete nummer, en er was er één dat geregeld terugkeerde: Lose Yourself van Eminem. Dat gaat over die ene kans die je krijgt om het te maken. Eminem heeft het dan over de muziekindustrie, maar eigenlijk is dat perfect toepasbaar op de sportwereld.

VLAEMINCK: Wellicht wel. Maar ik vraag me toch af of de emoties daar even groot zijn. Neem nu de titel van het boek: You’ll Never Walk Alone is het allerbekendste voetbalanthem. Elke supporter kent het, van FC Tokio tot Borussia Dortmund. Het is ontstaan in Liverpool, maar het kreeg pas zijn diepe betekenis na het Hillsborough-drama in 1989, waarbij 96 mensen om het leven kwamen toen er paniek uitbrak in een supportersvak. Bij elke wedstrijd van Liverpool zingen de supporters dat lied. Om hun ploeg te steunen, maar ook om al die slachtoffers te herdenken. Toen François Sterchele 7 jaar geleden stierf, werd dat nummer gedraaid tijdens zijn herdenking bij Club Brugge. En nu, na het tragische overlijden van Gregory Mertens, is het ook niet toevallig dát nummer dat door duizenden supporters wordt gezongen in Belgische voetbalstadions.

Wat was voor jou dé perfecte samensmelting van sport en muziek?

VLAEMINCK: Toen ik vorig jaar in Rio was, had ik tickets voor de allereerste match van Argentinië, in het Maracanã-stadion. Op zo’n mythische plek kunnen gaan kijken naar Lionel Messi, dat is op zich al heel indrukwekkend. Maar ik zat daar ineens tussen duizenden Argentijnen die – zonder overdrijven – heel de match bleven zingen, non-stop. En niet zomaar scanderen, zoals vaak tijdens wedstrijden, maar echt mooie liederen zingen. Dat zal ik nooit vergeten.

Ten slotte nog een dilemma: sport of muziek?

VLAEMINCK: Sport ís muziek. (lacht) Dus eigenlijk is dat geen keuze. Als je echt een van de twee moet schrappen, dan schrap je meteen ook het ander. Dat gaat dus niet.

YOU’LL NEVER WALK ALONE

Verschijnt op 30/5 bij Borgerhoff & Lamberigts. Het gelijknamige radioprogramma is vanaf 1/6 elke werkdag om 12 uur te horen op Studio Brussel.

DOOR STEFANIE VAN DEN BROECK – FOTO TOM VERBRUGGEN

Stijn Vlaeminck ‘IN BEPAALDE SPORTEN, ZOALS TRIATLON, IS HET VERBODEN OM TIJDENS DE WEDSTRIJD NAAR MUZIEK TE LUISTEREN. EIGENLIJK IS DAT EEN VORM VAN DOPING.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content