Een zomer lang laten we radio- en tv-personaliteiten aan het woord voor wie de herfst helemaal anders wordt. – ‘Ruik eens’, zegt hij, terwijl hij wilde dille in zijn handen fijnmaalt. Wim Lybaert is waar hij graag is: in zijn tuin. Vanaf september doet hij ook weer wat hij graag doet: zijn tuin op televisie tonen, deze keer met Jeroen Meus aan het geïmproviseerde gasfornuis. ‘Het wordt de meest eenvoudige televisie: in de tuin staan en koken. Zo zou ik kunnen sterven.’

Maar eerst moeten de vierkantemeterbakken van de BV’s geoogst worden. Fantastisch idee op papier, net iets minder in de realiteit. Lybaert kijkt met een zweem van gespeelde ergernis naar die bakken van Maggie De Block, Lieven Scheire en Evy Gruyaert, naar de uien, tomaten en spliterwten die er moeten groeien voor de rubriek ‘De vierkante eter’ in 1000 zonnen. ‘Water geven’, sms’t hij dagelijks naar Gruyaert. ‘Oeps, Wim, vergeten’, antwoordt zij doodleuk. En dan moet Lybaert bijspringen.

‘Ik heb gezworen dat dit experiment zal slagen’, zegt Wim Lybaert. ‘Wel, dan zal het slagen. Ik kan die bekende mensen niet laten mislukken op televisie. Dat willen ze zelf nog het minst van al. Als de erwtjes en uien van Bart De Pauw niet te eten zijn omdat hij ze verkeerd water heeft gegeven, zorg ik ervoor dat het toch nog goed komt. Als Maggie De Block erop staat dat we de afgesproken planning respecteren, ook al trekken haar groenten zich niets van die planning aan, tja, dan maken we er toch nog het beste van. Het is natuurlijk een pijnlijke contradictie, een spagaat die pijn doet: ik wil het trage leven in beeld brengen en moet zelf tegen de klok werken. Om eerlijk te zijn: die bakken bezorgen me stress en ik zal blij zijn wanneer ik de plaats die ze in de tuin opeisen, kan vrijmaken voor het volgende project. Binnenkort staat Jeroen Meus hier voor de deur en dan moet de tuin klaar zijn.’

Zo is het ritme van de moestuin van Lybaert: wanneer de bakken van de BV’s verleden tijd zijn, komt Meus op bezoek. In het volgende seizoen zal hij in Dagelijkse kost één keer per week vanuit Lybaerts tuin koken. De groenten zullen gesneden en gehakt worden op een tafel op schragen, gekookt en gebakken op een gaspit en de wijn en het bier zullen uit een koelbox aan hun voeten komen. Simpel, toch? Niet echt. Lybaert wijst links en rechts in zijn tuin naar plastic bloempotten en verhoogde houten bakken. Daar staan de aardappelen van Meus. Daar groeien de tomaten. Daar het bonenkruid. ‘Het goede leven op tv brengen vraagt een secure voorbereiding. (verpulvert een verdroogde bloemknop tussen zijn vingers) Maar het is hoe ik graag televisie maak. De tuin is niet meer dan een excuus om het over het leven te hebben, om het jachtige van onze lineaire tijdsindeling tegenover de rust van de cyclische tijd te plaatsen. Alle programma’s die ik bedenk of wil doen, hebben daarmee te maken. Wanneer ik hier binnenkort met Meus sta te koken, dan is het om te tonen – letterlijk – waar eten vandaan komt. Uit de grond.’

Hij buigt door de knieën, schraapt wat droge aarde van tussen de planten en laat ze weer tussen zijn vingers glijden. ‘Onlangs liep ik met ondernemer Willy Naessens over zijn gazon van ettelijke hectaren. Het was ontroerend om zijn verwondering te zien over die ontluikende groenten, over het feit dat hij kon eten van zijn grond. “Wim toch,” zei hij, “wie heeft dat uitgevonden?” Ik mompelde iets over de evolutie en dat we na miljoenen jaren hier zijn beland. “Ja”, zei hij. “Maar wie heeft die evolutie uitgevonden?” Daar stonden we. De herten huppelden om ons heen en dé Willy Naessens probeerde me te overtuigen van het bestaan van God. Ik vind dat ontroerend.’

In maart trok je na zeventien jaar de deur achter je dicht bij Woestijnvis, nu werk je via Liefhebbers weer voor de VRT. Was er op VIER geen plaats voor je kleine odes aan het goede leven?

WIM LYBAERT: Ik weet niet wat de prioriteiten zijn, maar ik merkte in ieder geval aan alles dat ik er mijn ei niet meer kwijt kon. Ik heb het ene voorstel na het andere gedaan. ‘Fijn, Wim’, kreeg ik steevast te horen. ‘Werk het verder uit.’ Dat deed ik dan. Brainstorms. Research. Maar tegen beter weten in. Er kwam nooit een programma van. ‘Je moet geduld hebben’, zei Jan Eelen dan aan de telefoon. ‘Soms sla je als schermgezicht een jaar over.’ Kijk, ik hoef niet koste wat het kost met mijn gezicht op dat scherm te komen, maar het is bijzonder frustrerend als je hoofd overkookt van de plannen en je er niets mee mag of kunt doen. Ineens besefte ik: ik mag voorstellen wat ik wil, er komt geen volgend programma. Ik werd er ongelukkig van. Toen ik mijn voorstellen bij de VRT op tafel legde, kreeg ik onmiddellijk een ja. Dan is de keuze snel gemaakt. Ook omdat er plots zo veel mogelijk wordt. Zoals nu met Meus. We hebben één ding afgesproken: we schrijven niets uit. Hij komt naar hier en hij kookt met wat er te oogsten valt. Al blijft het natuurlijk tv: je kunt het niet helemaal van het toeval laten afhangen. Ik zal er altijd voor zorgen dat er iets te plukken of te rapen is.

Met andere woorden: hoe echt het ook lijkt, televisie valt nooit samen met de realiteit?

LYBAERT: Het moet boeiend blijven om naar te kijken, hé. Toch hoop ik die realiteit zo dicht mogelijk op de huid te zitten. In mijn volgende programma – de werktitel is Missie moestuin – wil ik een verwilderde kloostertuin in zijn oorspronkelijke staat herstellen, samen met een groep gemotiveerde mensen die van maart tot oktober ieder weekend in dat klooster en in die tuin doorbrengen. Iedere vrijdagavond kook ik voor hen en maken we samen een groot kampvuur. Eigenlijk wil ik gewoon een tijdelijke commune oprichten.

Is dat niet iets als Wie wordt de beste moestuinder van Nederland?

LYBAERT: Dat was een draak van een programma. Ik begrijp niet dat je van moestuinieren een afvalrace maakt. Je kunt toch niet van mensen verwachten dat ze zes maanden lang in een moestuin ploeteren, dat ze daar groenten zaaien en opkweken en dat ze daarna gewoon uit het spel verdwijnen? Wat gebeurt er met al dat voedsel? Gooi je dat gewoon weg? Dat kan toch niet? Wij zullen ook een competitie-element inbouwen – het moet spannende televisie blijven – maar de passie voor het goede leven zal de doorslag geven. Ik selecteer mensen op hun verhaal en op hun bezetenheid. Zo kreeg ik onlangs een mail van Gino, 47, die een jaar geleden het moestuinieren ontdekte. ‘Ik vond het zo leuk’, schreef hij, ‘dat ik alles hier verkocht heb en honderdtachtig kilometer verderop een boerderij heb overgenomen.’ Hij eindigde zijn mail met de zin: ‘Ik had het vroeger moeten doen.’ Mensen schrijven me ook hoe hun moestuin hen geholpen heeft tijdens een depressie of om leed te verwerken. In mijn ogen is het klaar en duidelijk: als je een beetje meeleeft met de seizoenen word je simpelweg een betere mens.

Ben je zelf een betere mens geworden?

LYBAERT: Toen ik nog geen programma’s over moestuinen moest maken en ik enkel mijn volkstuintje had, heeft me dat heel zeker veranderd. Het gaf me ritme en structuur. Sommige mensen werpen dan tegen dat er zo veel tijd in kruipt. Dat zal wel. Maar alle tijd die je in je moestuin steekt, win je op de rest. Je komt tot rust, je denkt helderder na. Nu denk ik: als ik de macht heb om mensen iets bij te brengen, dan doe ik dat graag. Ik wil geen preker of missionaris zijn, maar het is toch fantastisch als televisie je stimuleert om zelf eens iets te proberen? Dat gaat niet alleen over het zelf kweken van groenten. Ik herinner me een fragment uit De weg naar Compostela, waarvoor ik samen met Arnout Hauben Frankrijk en Spanje heb doorkruist. We kwamen een Spaans koppel tegen. De vrouw had kanker gehad en daardoor waren ze anders beginnen te leven. Dan kan ik enkel hopen dat van het miljoen kijkers dat we haalden er tienduizend dachten: waarom wachten tot je kanker hebt? Ik vind dat televisie ertoe moet doen. Dat kan, zonder belerend te zijn.

Is je leven geslaagd als iedereen weer met zijn handen in de aarde zit?

LYBAERT: Het klinkt straffer dan het is, maar ik heb voor mezelf een strak plan opgesteld. Ik hoop bij de VRT drie keer een contract van drie jaar te tekenen en elk jaar een programma te maken over de moestuin, het eten, het leven. Ik wil dat moestuinieren gemeengoed wordt, of dat mensen het normaal vinden om groenten te kopen bij de bioboer. Daarna wil ik in de politiek, liefst op lokaal vlak, hier in Brugge. Eigenlijk droom ik ervan burgemeester van Brugge te worden. Pas dan kun je volgens mij werkelijk en zeer concreet een verschil maken. Brugge is een middeleeuwse stad, die is niet gemaakt voor de mobiliteit van de 21ste eeuw. In gelijkaardige steden in Europa mag je niet eens met de wagen binnen. Stel je voor dat het mij lukt om Brugge autovrij te maken? Of om een derde park aan te leggen? Dan heb je volgens mij als mens werkelijk een steen verlegd.

Is dat altijd al je ambitie geweest: stenen verleggen? Het verschil maken?

LYBAERT: Ik heb jarenlang geen enkel plan gehad. Voor ik bij wijze van toeval bij de televisie terechtkwam, had ik zelfs geen benul van wat ik met mijn leven aan moest. Het enige wat ik wist, was dat ik wilde werken. Ik heb altijd graag gewerkt. Ik kan niet niets doen. Maar verder had ik geen benul. Ik ben in Gent dierengeneeskunde beginnen te studeren, gewoon omdat dieren me wel interesseerden, maar die richting was veel te zwaar voor mij. Al moet ik toegeven dat wat ik toen echt geblokt heb, er nog steeds in zit. Hoe een plantencel eruitziet, hoe ingewikkeld een plantenleven is, wat er gebeurt als je op die plaats in de stengel een knip geeft: ik ben het nooit vergeten. Maar op dat moment kon me dat niet zo veel schelen. De jaren dat ik als kind met mijn vader in de groentetuin stond te schoffelen, lagen toen al ver achter mij. Als je zestien bent, gieren er enkel hormonen door je lijf, dan kun je niet genieten van de ontwikkeling van een pompoen.

Soit, van de universiteit ging het naar de kunstacademie. Fotografie, dacht ik, dat is iets voor mij. Het wás ook iets voor mij, maar die kunstacademie en ik: dat ging niet samen. Ik liep toen al rond zoals ik me nu kleed: in jeansbroek en met een geblokt hemdje. Ik viel nogal uit de toon. De eerste dag had ik meteen een conflict met de directeur. ‘Geniet ervan,’ had hij in zijn toespraak gezegd, ‘hier moet je vijf jaar niet werken.’ ‘Maar ik wíl werken’, zei ik. ‘Hoe kun je jezelf ontwikkelen als je niet werkt?’

Ik las ergens dat je uiteindelijk in een plasticfabriek in Chicago bent beland. Wat moet ik me daarbij voorstellen?

LYBAERT: Achteraf gezien was dat een schitterende tijd. Ik kwam uit Brugge, ik had nog nooit een zwarte van dichtbij gezien en plots was ik arbeider tussen alleen maar zwarten en Mexicanen. Ik was de enige blanke in die fabriek. Het was een simpel leven. Om vijf uur opstaan, een halfuur rijden naar de fabriek en tot in de namiddag werken. Op vrijdag werden we uitbetaald en dan gingen we het hele weekend uit, veel drinken en veel wiet smoren. Daar heb ik ontdekt dat ik niet vatbaar ben voor verslavingen. Van alle dagen wiet kon ik zonder problemen overschakelen naar nooit meer wiet toen ik weer in België was. Ik moest terugkomen om me te laten herkeuren voor het leger. ‘Als je daar niet bent, op dat uur, dan ben je een deserteur’, kreeg ik te horen aan de telefoon. Uiteindelijk heb ik mijn job in de fabriek opgezegd om hier in een lokaal voor een ambtenaar te verschijnen die twee stempels heeft gezet. Na vijf seconden stond ik weer buiten. Afgekeurd voor het leger, maar zonder job.

En nog steeds geen flauw idee van wat je wilde doen?

LYBAERT: Nee, tot ik hier in Brugge per toeval bij een klein productiehuis terechtkwam, dat ook nog eens per toeval het contract binnenhaalde om de regionale zender op te starten. In juni kregen ze dat bericht, in september moesten ze op antenne gaan en ze hadden nog helemaal niets. Geen gebouw, geen personeel, geen materiaal. Van niets ben ik toen station manager geworden. We zouden de eerste omroep zijn die rechtstreeks van de harde schijf op antenne ging. Ik zie me nog zitten op het strand in Corsica, met twee dikke cursussen in de hand. Toen ik die uit het hoofd had geleerd, was ik de ervaren mens die anderen moest opleiden. De eerste dag is het hele systeem trouwens gecrasht. Iedereen stond daar met een glas champagne in de hand. Rik De Nolf van Roularta, de burgemeester van Brugge, de Amerikaanse delegatie die die primeur wilde meemaken. Ik drukte op play en twintig seconden later viel het beeld stil. Paniek, natuurlijk.

Maar je had wel een gedrevenheid bij jezelf ontdekt?

LYBAERT: Ik had expertise, maar het was een vreemd soort expertise omdat ik nu eenmaal de eerste was die zich erin had verdiept. De liefde, of de passie, is pas later gekomen. Toen ik van de regionale omroep verhuisde naar wat toen nog VT4 heette, was dat vooral omdat ik – zeer naïef – zin had om in Brussel te gaan werken. Ik wilde een andere stad leren kennen. Ik dacht: ‘Wat fijn, dan ga ik over de middag een broodje eten in Brussel of naar de markt in de Marokkaanse wijk.’ Mijn eerste werkdag ben ik inderdaad op de middag in mijn wagen gestapt om in Brussel te gaan lunchen. Drie uur later kwam ik terug. Ik was hopeloos verdwaald, had eindeloos in de file gestaan en had door dat Brussel vanuit Nossegem minstens zo onbereikbaar is als vanuit Brugge.

Is televisie ondertussen wél een passie geworden?

LYBAERT: Kijk, ik heb er jaren aan gesleuteld en ik weet eindelijk wat min of meer werkt op een scherm. Het zou dus zonde zijn mocht ik geen televisie meer maken. Ik kijk er nu geweldig naar uit om met Meus voor de camera te staan. Het is een experiment en nogmaals, als ik doordat ik op tv kom tegen Maggie De Block kan zeggen: ‘Zeg Maggie, hoe zit dat met die onkruidbestrijder Roundup? Wanneer ga je die verbieden? Want mijn vennoot heeft er onlangs nog zijn hand aan verbrand’, dan denk ik: het is niet voor niets geweest. Ik breng iets in beweging. Hoe klein ook.

VOLGENDE WEEK WIM WILLAERT

DOOR TINE HENS – FOTO’S JEF BOES

Wim Lybaert ‘JE KUNT VAN TUINIEREN TOCH GEEN AFVALRACE MAKEN? IN MISSIE MOESTUIN GEEFT DE PASSIE VOOR HET GOEDE LEVEN DE DOORSLAG.’

Wim Lybaert ‘NOG NEGEN JAAR TV EN DAN DE POLITIEK IN. IK DROOM ERVAN BURGEMEESTER VAN BRUGGE TE WORDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content