Zijn gezicht zult u sinds De helaasheid der dingen en Wat als? wel kennen. Dit voorjaar zult u er ook een naam op kunnen plakken, want met rollen in Nieuw Texas en Spitsbroers trekt Bert Haelvoet de komende maanden behoorlijk wat aandacht naar zich toe. ‘Ik was eigenlijk voorbestemd om schrijnwerker te worden.’

Halverwege het interview wendt de serveuse van het Muhka Café, achter de rug van Bert Haelvoet (36) al even in de weer met het dekken van een tafel, zich tot mij. ‘Mag ik vragen waarom u al de hele tijd met mij aan het lachen bent?’

‘Excuseer,’ zeg ik, ‘het ligt niet aan u.’

Haelvoet draait zich naar haar om. ‘Het ligt aan mij. Hij zit me nu al een volledig uur in mijn gezicht uit te lachen.’

‘Ah, oké dan.’

HET IS MOEILIJK OM PRECIES TE VATTEN waarom het onmogelijk is om je gezicht langer dan dertig seconden in de plooi te houden in het bijzijn van Bert Haelvoet. Het heeft iets met zijn Dendermondse tongval te maken. De manier waarop hij de eind-n van elk woord benadrukt. In het bijzonder als dat woord een vloek is. Het kan ook aan zijn permanente staat van je-m’en-foutisme liggen. Maar het is allicht vooral zijn blik die het hem doet. Een soort droogkomische deadpan terwijl hij je de hele tijd strak in de ogen aankijkt. Of tot je wegkijkt. Duurt gemiddeld een seconde of acht. Als je je heel hard concentreert, haal je dertig seconden. Mocht Bert Haelvoet een superheld zijn, dan was zijn wapen de superstaar.

‘Allez. Goed om te weten.’

‘Kan van pas komen.’

‘Waar?’

‘Euhm. Op het wereldkampioenschap staren?’

‘Bestaat dat?’

‘Geen idee. Maar je zou onklopbaar zijn.’

IN ELK GEVAL: HIJ DOET ER ZIJN VOORDEEL mee als acteur. Grote rollen in film en tv heeft hij nog niet gehad, maar wat hij speelde, deed hij goed. Hij had de geloofwaardigste godverdommen van de vier broers Strobbe als nonkel Koen in De helaasheid der dingen (2009). Hij deed grappige dingen als los-vast lid van de cast van Wat als? De loodgieter die met een thermos zaad voor de deur van Charlotte Vandermeersch staat in het hypothetische ‘Wat als loodgieters hardhorig waren’: dat was hij. En in de theatervoorstelling Iets niet laat hij samen met Roy Aernouts al even zien dat theater ook pretentieloze lay-down comedy kan zijn.

Thermostaat.

Dat was wat hij in Wat als? had moeten verstaan.

NU IS ER DUS ZIJN TELEVISIONELE hoofdrol in de één-reeks Nieuw Texas, waarin hij de semi-louche Fons is. Eigenaar van een gouden kostuum en een vierde van de gebroeders Vrancken, die na de dood van hun vader – een zes minuten durende rol van Jan Decleir – een villa erven. De adder onder het gras? Ze moeten met hun vieren één jaar lang in het huis wonen voor het hun eigendom wordt. Wat, gezien hun broederlijke voorkeur voor twisten, niet evident is. Ze is niet geweldig prestigieus, de lichtvoetige dertigminutencomedy van Nieuw Texas, maar als de eerste aflevering representatief is, werkt het wel. En daar zit Haelvoet voor veel tussen.

Zoals gezegd: het is heel moeilijk om naar Bert Haelvoet te kijken zonder te glimlachen.

Zeker als hij een gouden kostuum aan heeft.

Vergis ik me of is Nieuw Texas je eerste hoofdrol op televisie?

BERT HAELVOET: Ik denk het wel, ja. Tot nu toe was ik altijd de vriend, de broer of de zoon van het hoofdpersonage. In Nieuw Texas maak ik voor de eerste keer deel uit van de hoofdcast.

De grote sprong voorwaarts?

HAELVOET: Eerder een voorzichtig stapje voorwaarts. De Vranckens zijn met vier: Tom Audenaert, David Cantens, Joren Seldeslachts en ik. Het is niet alsof ik de reeks draag. Ik denk dat dat ook de sterkte van Nieuw Texas is. We hebben op voorhand vijftien dagen samen gerepeteerd om de familie bijeen te krijgen. Dat is behoorlijk lang voor een Vlaamse fictiereeks en dat voel je eraan. Je gelooft echt dat het vier broers zijn. Nu, het was ook nodig, want er was nog veel werk aan de scenario’s. Op papier was Nieuw Texas niet het beste wat ik al gelezen heb, maar de twee afleveringen die ik tot nu toe heb gezien, waren niet slecht. Dat was op voorhand zo besproken met de scenaristen en producenten: ze wilden dat we zelf met het materiaal aan de slag gingen.

De humor van de reeks zit niet zozeer in de scenario’s, maar in de kleine dingen: een goede blik of een juiste reactie. Iets waarin jij uitblinkt.

HAELVOET: Zeventig procent van wat ik zeg, staat niet op papier. Dat is ad lib. bedacht, in samenspraak met de andere acteurs. Ik zeg liever niks dat ik niet wil voor de camera. Ik heb graag het gevoel dat tussen ‘actie’ en ‘cut’ alles kan gebeuren en ik niet gewoon moet reageren op de cues van de anderen die ik op voorhand al ken – zeker bij humoristische rollen. Neem nu die scène in de eerste aflevering waarin Joren, die mijn jongste broer speelt, in de deuropening zijn nieuw lief aan mij voorstelt. Die ‘Neeje. Nee. Ah, toch wel’: je kunt dat niet neerschrijven, je kunt dat alleen ter plekke improviseren, maar dat is wel wat ik als kijker zelf het grappigst zou vinden. Ik ben heel blij dat er op de set ruimte was voor dat soort dingen.

Heb je zelf broers?

HAELVOET: Ik ben de jongste van drie broers.

Om de een of andere reden kun je dat zien in de reeks.

HAELVOET: Dat kan ik me voorstellen. Tussen mijn echte broers en ik is er een zekere brutaliteit en vanzelfsprekendheid die ook in de reeks zit. Als je ons Haelvoeten in Dendermonde op café zou zien zitten, zou je denken dat we ongelooflijk grof zijn tegen elkaar. Terwijl dat gewoon is hoe we als broers met elkaar omgaan.

Grappig detail, trouwens: mijn twee echte broers hadden allebei een kleine rol in De helaasheid der dingen. Voor het wereldkampioenschap drinken dat ik in de film win, waren ze op zoek naar twee figuranten die op een geloofwaardige manier een pint naar binnen konden kappen. ‘Ik ken er wel twee’, heb ik gezegd. En dus staan mijn beide broers nu op IMDb als ‘deelnemer wereldkampioenschap drinken & Ronde van Frankrijk’. (lacht)

Er is ook iets geestigs aan jouw IMDb-pagina. Als je je rollen tot hiertoe overloopt, speel je ofwel een ex-gedetineerde, ofwel een alcoholverslaafde, ofwel een pooier, ofwel een combinatie van die drie. Je personages heten ook bovengemiddeld vaak Mike.

HAELVOET: Er is wel sprake van enige typecasting, dat is me ondertussen ook duidelijk. (lacht) ‘We zijn op zoek naar een soort volkse, sympathieke boef’: dat is het telefoontje dat ik het vaakst krijg. En nu dus ook weer: in Nieuw Texas speel ik de meest louche van de vier broers. In Spitsbroers, een nieuwe VTM-reeks, ben ik de criminele vriend van het hoofdpersonage. En momenteel speel ik een voormalige eigenaar van een hoerenkot in Amigos, een andere nieuwe VTM-reeks. Dat is iets vreemds aan castings voor tv-rollen. In het theater speelde ik bij heel diverse gezelschappen als Tg Stan, de Roovers en Abattoir Fermé, maar als ik voor tv of film gevraagd word, is het meestal voor een variatie op hetzelfde type. In het geval van politiereeksen: meestal de man die de moord gepleegd heeft. (lacht) Ik vermoed dat het iets met De helaasheid der dingen te maken heeft: als ze je één ding hebben zien doen, vragen ze je daar altijd voor terug. En aangezien het werkaanbod voor acteurs in Vlaanderen nu ook niet zo uitgebreid is, heb je als acteur niet te kiezen wat je doet.

Stoort je dat?

HAELVOET: Ik trek me er niet zo veel van aan. Heb je Foxcatcher al gezien? Steve Carell, toch vooral bekend van de Amerikaanse versie van The Office, is daar fantastisch in. Volledig onherkenbaar, maar fantastisch. Dat stelt me wel gerust. Goede mensen hebben genoeg verbeelding om te zien wat je nóg kunt spelen.

En anders kun je altijd zélf een film maken. Met de lowbudgetroadmovie Liebling zou binnenkort je eerste zelfgemaakte langspeelfilm moeten uitkomen. Tagline: ‘Another fucking Flemish movie’.

HAELVOET: Wervend, toch? (lacht) Als het in orde komt met de distributeur, krijgt de film in april of mei een release. Dat zou fijn zijn, want ik ben behoorlijk trots op Liebling. Eigenlijk was dat een theatervoorstelling, geschreven door Jeroen Perceval, die ik samen met Ellen Schoenaerts, Steve Aernouts en Minke Kruyver twee seizoenen heb gespeeld. Maar al tijdens de eerste lezing hadden we het gevoel dat er eigenlijk een film van gemaakt moest worden. Uiteindelijk hebben we drie weken een camera gehuurd, een auto geleend en hebben we er een roadmovie van gemaakt. Liebling heeft ons 60.000 euro gekost – en dat was omdat iedereen gratis werkte. ‘Fok it, we maken een film’: soms werkt die aanpak dus. Het Sundance Film Festival had laten weten dat de film bij de laatste twintig buitenlandse films in hun selectie zat. Ze vonden het ‘een heruitvinding van het huis-closgenre’, mailden ze. Uiteindelijk hebben we de finale selectie niet gehaald. Spijtig, anders was de film vertrokken geweest. Het zou fijn zijn als de film zijn publiek vindt. Liebling is niet zonder fouten – kan ook niet anders bij een eerste film – maar ik zou zeggen: ontdek die fouten vooral zelf. (lacht)

HET WAS ME BIJ HET BINNENKOMEN AL opgevallen: zijn T-shirt. ‘Pretty, pretty, pretty… pretty good’ staat er over zijn buik. Het getekende hoofd erboven wordt half verborgen door een vouw in de stof.

‘Wiens hoofd is dat?’

Hij trekt de vouw recht. ‘Larry David. Scenarist van Seinfeld, maar vooral de man achter het sublieme Curb Your Enthusiasm.’

‘Speciaal voor vandaag aangetrokken?’

‘Nee. Allez, ja: nee. Euhm.’

‘Het is oké, hoor.’

‘Het lag boven op de stapel. Maar ik heb ook niet gezocht naar een ander. Ik heb het dus niet bewust aangedaan. Maar ik heb het ook bewust niet níét aangedaan.’

Grote mijnheer?

HAELVOET: Larry David? Die ligt wel in de bovenste schuif, ja. Hij heeft een soort humor gemaakt dat daarvoor nog niet gedaan was. Er zit alleszins een bepaalde intelligentie in die ik nog nooit had gezien. Dringend naar het toilet moeten, snel de gehandicapten-wc nemen, bij het buitenkomen merken dat er een gehandicapte man staat te wachten en dan in een semantische discussie over het begrip ‘gehandicapte man’ verzeild raken: vóór Curb Your Enthusiasm wist ik niet dat dat geestig kon zijn. (lacht) Larry David speelt eigenlijk een soort versie van zichzelf in een wereld die uitsluitend uit malchance bestaat. Ik zie dat wel graag.

Het is soms ook een tikje herkenbaar. Ik herinner mij een voorstelling in HetPaleis waarvoor ik een stuk moest zingen. Ik wist op voorhand dat dat verschrikkelijk zou zijn. Ik wilde het niet doen, maar ik heb me toch laten ompraten, met de woorden: ‘Je gaat zien: dat loopt wel los.’ En uiteindelijk sta ik dan op dat podium te zingen en denk ik: ‘Inderdaad. Verschrikkelijk.’ Heel erg Curb, dat soort dingen. (lacht)

Beschouw je jezelf als een komische acteur?

HAELVOET: Goh. Niet echt. Maar ik besef wel dat ik graag de humor opzoek in de rollen die ik speel of de dingen die ik maak.

Is dat waarom je acteur bent geworden?

HAELVOET: Ik denk niet dat er echt een reden is waarom ik acteur ben geworden. Dat is meer iets wat me overkomen is.

Hoe overkomt je zoiets?

HAELVOET: Beetje lang verhaal. Zoals gezegd: ik kom uit Dendermonde – Sint-Gillis eigenlijk, een deelgemeente – niet meteen een broeinest voor acteurs. Ik was eigenlijk voorbestemd om schrijnwerker te worden. Ik heb vier jaar hout gevolgd aan de technische school. Alleen moesten we in het zesde jaar een trap maken en is die jammerlijk genoeg ineengezakt. Wel, op het moment dat dat ding ineenstortte heb ik beslist: ik ga iets anders doen.

Een epifanie?

HAELVOET: Zoiets, ja. (lacht) Ik droomde er echt niet van om schrijnwerker te worden. Die school was in Aalst. Dat was op zich al de complete hel: die bus naar Aalst, dat was elke keer opnieuw afdalen in een depressie. Ik wist ook al langer dat ik dat niet kon. Ik had schrik van die machines. Elke leraar had minstens één vinger te weinig. Ik had lang haar, dus ik moest permanent met zo’n netje op mijn kop rondlopen. En dan moest ik een trap maken. Dat was op zich al geen goed idee. Die trap was trouwens voor een andere leraar van de school, die zijn huis aan het verbouwen was. Op het einde van het laatste jaar kwam hij kijken hoe het met zijn trap zat. Wel, terwijl hij erbij stond, heb ik een verkeerde klop gegeven en is heel dat spel op de grond gevallen, in stukken uiteen. Héél erg grappig wel – of dat vond ik toch – maar het was wel meteen het einde. Ik ben niet meer naar die school teruggegaan. Ik ben gewoon gestopt. Tijdens de zomer heb ik dan beslist dat ik fotografie wilde studeren in Gent. Weer naar het vijfde middelbaar – de laatste twee jaar van het middelbaar moest je in dezelfde richting doen.

Waarom fotografie?

HAELVOET: Dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed. Ik ging in die tijd heel veel naar concerten. Biohazard, Madball, Sick of It All, Machine Head – het hardere werk, zeg maar. Samen met mijn broer en een vriend volgden wij die als ze in het land waren. Wel, op een bepaald moment ben ik op de bus van Biohazard beland. Ineens zat ik in Londen en Parijs. Daar heb ik hun fotograaf leren kennen, die ook het fanblad van Biohazard, Hazardous Times, maakte. Toen hij daarmee stopte, heeft hij aan mij gevraagd of ik daar geen foto’s voor wilde nemen. Ik ben niet meer helemaal zeker, maar ik denk dat ik zo fotografie ben gaan doen. Die school in Gent was wel een openbaring. De leraars gaven niet gewoon punten voor je foto’s, ze práátten er ook over. Soms vonden ze het goed, soms vonden ze het minder goed. Voor mij was dat nieuw: het idee dat niet alles in het leven wiskunde was, dat er ook zoiets als smaak bestond. Een heel fijne tijd. Ik heb toen even gedacht om er mijn beroep van te maken. Tot ik foto’s moest gaan maken bij de Omloop Het Volk en al die persfotografen opeengepakt aan de finish zag staan. Ja, salut dat ik daar tussen ga staan. Dan ben ik maar toneelschool gaan doen.

Zomaar?

HAELVOET: Ik wilde dat eens proberen. Waarschijnlijk had ik net Pulp Fiction gezien en dacht ik: waarom niet?

‘Totale willekeur’ lijkt wel het kernbegrip in je levensloop.

HAELVOET: Ik kom uiteindelijk uit Dendermonde: dan is de zoektocht naar wat je wilt doen gewoon wat omslachtiger. Ik ben gewoon iemand die heel veel dingen probeert.

Dingen als?

HAELVOET: Jiujitsu. Voetbal. Kungfu wushu. Basket. Wielrennen bij amateurploeg ’t Kuipke. Boogschieten op de staande wip. Snooker.

Beste verzameling hobby’s die ik in lange tijd gehoord heb.

HAELVOET: Ik was competitief bowlen nog vergeten. Heb ik ook een paar maanden gedaan, nadat ik de film Buffalo ’66 had gezien. Ik ben vatbaar voor hobby’s. Alleen: ik bleek nooit heel erg goed te zijn. Maar wat ik dus wilde zeggen: toneel was ook zo’n poging. Ik had nog nooit geacteerd. Ik ging zelfs nauwelijks naar het theater. Maar het leek me wel iets. Ik denk dat dat ook de enige reden is dat ik er bij het ingangsexamen aan Studio Herman Teirlinck daadwerkelijk door ben geraakt. Al de anderen waren onder de indruk van wie er in de jury zat. ‘Els Dottermans is hier.’ ‘De mensen van Tg Stan zijn hier.’ ‘Peter Van den Begin is hier.’ ”t Zal wel’, dacht ik. ‘Ken ik niet.’ Het enige gezicht dat ik herkende, was dat van Jan Decleir: die had ik in Daens en Karakter gezien. En zo ben ik daar binnen geraakt. Soms is het beter om niets van iets af te weten: dan voel je ook geen druk.

Nu, aanvankelijk was het ook niks voor mij. Voor het eerste project op school moesten we drie maanden in een lokaal rondlopen op zoek naar het concept ‘ik ben’. Verschrikkelijk. Maar na een tijdje kom je dan mensen als Roy en Steve Aernouts tegen op café, zie je een voorstelling van Tg Stan en denk je: toneel kan ook leuk zijn. Uiteindelijk ben ik als enige van mijn jaar afgestudeerd. Opnieuw: vermoedelijk omdat ik de enige was die zich niks aantrok van de opleiding.

Mag ik daar een levensfilosofie in zien?

HAELVOET: Ik hou wel van mijn vrijheid, ja. Ik doe niet graag dingen tegen mijn goesting. Ik ga graag op mijn gevoel af. En blijkbaar werkt dat. Neem nu dat boogschieten op de staande wip…

Daar ging ik inderdaad nog over beginnen.

HAELVOET: Wel, ik doe dat samen met kunstenaar Fred Bervoets en acteur Damiaan De Schrijver, twee mannen van enige leeftijd. Het is telkens een uur heen en terug. Het duurt ook nog eens vier uur om die pluimpjes eraf te schieten. Wel, zes uur met die mannen praten, dat is een les in alles wat je doet. Ik denk dat ik daar meer over acteren heb geleerd dan door vijftig biografieën van acteurs te doorworstelen. Soms moet je niet recht op je doel afgaan om ergens te raken.

Nog één ding dat ik me afvroeg: ik las dat je meespeelt in Jacqueline (Argentine), een Amerikaanse film van Bernardo Britto, Sundancewinnaar met zijn vorige kortfilm. Hoe ben je daar verzeild geraakt?

HAELVOET: Dat heb ik aan mijn lief te danken, de Franse actrice Camille Rutherford. Ik heb haar bij een toneelstuk in Parijs leren kennen, Jeunesse sans Dieu, waarin ik meespeelde – hoewel ik tot dan geen Frans sprak, maar dat terzijde. Ze heeft een paar kleine rollen in La vie d’Adèle en Holy Motors gespeeld, en recent was ze nog te zien als Mary, Queen of Scots. Wel, zij speelde mee in Jacqueline. Toen ik haar in New York ging bezoeken, vroeg Bernardo of ik niet gewoon wilde meedoen. En ineens stond ik op een set in New York als Jean-Jacques, een Belgische chef-kok die het ginder aan het maken is. Zeer onwezenlijk.

Voor een gast die zomaar wat lijkt te doen, werkt dat wel goed, precies.

HAELVOET: Misschien doe ik ook niet zomaar iets. (lacht)

NIEUW TEXAS

Vanaf woensdag 18/3 op één.

SPITSBROERS

Vanaf maandag 30/3 op VTM.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S KAAT PYPE

BERT HAELVOET: ‘JIUJITSU, VOETBAL, BASKET, COMPETITIEF BOWLEN, BOOGSCHIETEN OP DE STAANDE WIP… IK KOM UIT DENDERMONDE. DAN IS DE ZOEKTOCHT NAAR WAT JE WILT DOEN WAT OMSLACHTIGER.’

BERT HAELVOET: ‘IK BEN ALS ENIGE VAN MIJN JAAR AFGESTUDEERD AAN STUDIO HERMAN TEIRLINCK. VERMOEDELIJK OMDAT IK DE ENIGE WAS DIE ZICH NIKS AANTROK VAN DE OPLEIDING.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content