‘Ik heb enorm veel sympathie voor de snelheid van een schildpad’, glimlacht de Amerikaanse auteur Jeffrey Eugenides. Negen jaar na Middlesex en achttien jaar na The Virgin Suicides is zijn derde roman klaar. The Marriage Plot – ietwat kneuterig vertaald als Huwelijk. ‘Schrijven laat zich niet forceren.’

Ooit vergeleek hij het schrijven van een roman met het Stockholmsyndroom. De schrijver als gijzelaar van zijn werk, dat hem zijn vrijheid beneemt, maar dat hij net daarom ook koestert. Schrijven als de secondewijzer tussen de uren van haat en liefde. ‘Schrijven is zelden leuk. Van nature ben ik een vrolijke jongen, maar van schrijven word ik nooit echt vrolijk. En toch, iedere ochtend als ik opsta, word ik naar mijn bureau gezogen en wil ik maar één ding: verder schrijven. Om die roman eindelijk af te maken. Maar dat is onzin: je kunt het einde van een roman niet afdwingen.’

Hij laat de ijsblokjes in zijn cocktailglas rinkelen en tuurt naar de blauwige vloeistof alsof hij door een microscoop naar genetische afwijkingen speurt. We zitten aan de bar van het Soho Grand Hotel in New York. Het is de vooravond van de grote boekrelease. En als ik zeg groot, dan bedoel ik groot zoals op de menukaart van een hamburgerrestaurant. Niet big, maar supergiant. Voor Eugenides betekent het de aftrap van een maandenlange tournee langs bibliotheken en boekhandels en van een schier eindeloze rij interviews en aanwezigheden in talkshows. Is het dat vooruitzicht op steeds weer hetzelfde vertellen op andere manieren dat hem hier aan de bar de verzuchting ontlokt dat hij ‘er bijna mee was opgehouden?’ ‘Dat meen je niet’, reageer ik. ‘Toch. Op de trein naar hier’ – Eugenides woont met vrouw en kind in New Jersey – ‘overviel me ineens de gedachte: wat als ik er gewoon mee stop?’

Die gedachte, legt hij uit, hing samen met een herinnering aan een van zijn professoren aan de universiteit. ‘Hij was op een punt beland waarop hij ervan overtuigd was dat hij nooit meer zou schrijven. Dan ziet hij een vreselijk auto-ongeluk gebeuren. En hij schrijft zijn volgende boek. Over een auto-ongeluk. Mij intrigeerde in het verhaal vooral die tijdelijke zekerheid dat hij nooit meer zou schrijven. Het leek zo’n extreme gedachte. Maar nu begrijp ik het. Omdat ik mezelf elke keer dwing een totaal ander boek te schrijven, waad ik telkens door dat gigantische moeras van twijfel en onzekerheid. Natuurlijk weet ik dat ik een boek kan schrijven. Ik heb het al eens gedaan. Maar kan ik mezelf opnieuw over de grens van mijn eigen kunnen duwen? Want daar gaat het om. Kijk, ik begin ieder boek met een plan. Maar altijd stel ik vast dat het plan te simplistisch is. Wat je op voorhand uitdoktert, is meestal net niet interessant of spannend of verrassend genoeg. En dus gebeurt het dat je na maanden schrijven alles in de prullenbak kiepert en opnieuw begint. Achteraf klop je jezelf op de borst. Kijk eens hoe onverbiddelijk ik schrap! Maar op het moment dat je vier maanden werk weggooit, voel je je toch vooral een chirurg die zijn eigen armen en benen amputeert. En zeg nu zelf: zou jij zo’n chirurg vertrouwen?’

EEN HALF UUR EERDER HAD DE MAN achter de receptiebalie van het hotel niet begrijpend gekeken toen ik hem vroeg of hij Mr. Eugenides kon verwittigen dat ik er was. Eerst deed hij alsof hij een naam in de computer intikte, daarna vroeg hij mij met het ongeduld van een jongen die weet dat tijd geld is of ik die naam eens kon spellen. Ik schreef hem in hoofdletters op een papiertje. Geen blijk van herkenning. Enkel een frons van ergernis in zijn voorhoofd. Schrijversroem is bijzonder relatief, moest ik denken. Eugenides grijnst als ik hem het verhaal vertel. ‘Zeker als je slechts om de negen jaar een boek uitbrengt.’ Is het niet omgekeerd, vraag ik me af. Dat als je om de negen jaar een boek uitbrengt, de verwachtingen net hoger zijn? Hij tuit zijn lippen, mompelt ‘misschien’, neemt nog een slok en vertelt dan dat hij werkelijk had gedacht dat hij deze keer de klus sneller zou geklaard hebben. The Marriage Plot begon als literair overspel.

‘Het was het boek waaraan ik begon toen ik vastzat met Middlesex. Ik doorbrak de sleur van de roman die ik aan het schrijven was door te flirten met een ander verhaal. Een luchtiger verhaal. Een minder veeleisend verhaal. Een meer traditioneel verhaal ook. Het ging over een rijke familie die een debutantenfeest voor hun dochter organiseert. Ik beschreef het feest vanuit de verschillende personages, een van hen was Madeleine. Ze kwam terug van de universiteit en ik begon te schrijven over haar liefdesproblemen, over semiotiek, over de boeken die ze las en die haar dierbaar waren. Hoe langer haar verhaal werd, hoe meer plezier ik erin kreeg. Er gebeurde iets met mijn proza. Het had een energie die in het verhaal over het feest ontbrak. Dat laatste rook meer naar een oude sofa die je op een vlooienmarkt koopt. En dus werden Madeleine, Leonard en Mitchell, hun onderlinge verhouding en hun literaire ontwikkeling de kern van het boek. Het familiefeest paste er niet meer bij. Ik moest het lossen. Dat waren die twee jaar werk die in de vuilnisbak verdwenen.’

Waarom wilde je het over het huwelijk hebben? En over romantiek?

EUGENIDES: We maken onszelf graag wijs dat het huwelijk voorbijgestreefd is. Maar waarom denk je dat Match.com bestaat? Het huwelijk als plot van de roman – zoals het bij Tolstoj en Henry James bestond – is misschien verdwenen, maar het romantische ideaal van de zielsverwant, de perfecte partner leeft nog even sterk door. We zijn allemaal slachtoffers van Jane Austen. Het heeft me altijd verbaasd dat moderne schrijvers niet meer in staat zijn om zonder cynisme en ironie over de liefde en het huwelijk te schrijven. ‘Niemand zou verliefd worden als hij niet over de liefde had horen praten’, schreef François de La Rochefoucauld. Ons idee over liefde en romantiek is helemaal gevormd door de boeken die we erover gelezen hebben, de liedjes die we erover gehoord hebben en de films die we erover gezien hebben. Ik herinner me op de universiteit dat ik eraan dacht met ieder meisje te trouwen met wie ik iets had. Ik dacht zelfs over trouwen met meisjes met wie ik helemaal niets had. Want ook dat was The Marriage Plot: een excuus om over mijn universiteitsjaren te schrijven. Niet dat het een bewuste keuze was. Het gebeurde gewoon. Ik schreef over Madeleine, herinnerde mijn eigen tijd aan de universiteit, de heroïsche discussies tussen de traditionalisten van de Engelse literatuur en de postmodernisten en studenten die zo hoog opliepen met semiotici als Barthes, Foucault en Derrida dat ze als hen begonnen te praten. Net zoals Madeleine verwarde en intrigeerde het postmodernisme me, het idee dat verhalen voorbijgestreefd zijn. Ik wilde zo graag schrijver worden en dan kreeg ik van zo’n hippe professor in een leren vest te horen dat de schrijver dood is.

Dat je schrijver wilde worden, had dat ook met een romantisch ideaal te maken?

EUGENIDES: Als je vijftien, zestien bent, speelt er altijd een vorm van misplaatste heroïek mee. Het bizarre is: ik kan nauwelijks beslissen welk paar schoenen ik wil kopen, maar dat ik schrijver wilde worden, is altijd een zekerheid geweest. Een tijd lang heb ik overwogen acteur te worden, maar ik las A Portrait of the Artist as a Young Man van James Joyce op een erg beïnvloedbare leeftijd. Vanaf dan leek niets me geweldiger dan schrijver worden. Een genie maakt geen fouten, schrijft Joyce. Oh, wat geloof je dan graag dat je een genie bent. En er was de achternaam van het hoofdpersonage en alter ego van Joyce: Dedalus. Grieks. In diezelfde periode wees mijn leraar Engels me erop dat de naam Eugenides opdook in The Waste Land van T.S. Eliot. Ik begon te geloven in een lotsbestemming, dat ik een naam had om schrijver te worden. Het was ook een naam die me onderscheidde van andere kinderen en dat was precies wat ik wilde: anders zijn.

Omdat je je als Eugenides in de VS sowieso anders voelde dan een Johnson of een Jackson?

EUGENIDES: Dat ik deels Grieks ben, heeft nooit een grote rol gespeeld. Ik ben opgegroeid in Detroit en zeg altijd dat ik het slachtoffer ben van een gelukkige kindertijd. Ik was de derde van drie jongens en ik kreeg behoorlijk wat vrijheid om te doen wat ik wilde en de wereld te ontdekken. Oké, ik wilde schrijver worden, maar ik was geen introspectief of teruggetrokken kind. Mijn moeder heeft me altijd als melancholisch omschreven, maar zo heb ik mezelf nooit gezien. Ik deed wat kinderen toen deden: de grenzen van het ouderlijke gezag verkennen. Met mijn vader had ik dan van die vlammende discussies over de staat van de wereld. Hij was een conservatief met uitgesproken ideeën over hoe wij ons hoorden te gedragen. Ik was zestien, dronk, rookte wiet en feestte. Niet onmiddellijk zijn idee van een geslaagd leven. Zoals Tolstoj het ooit beschreef: ik hing op mijn tak en likte de honing die eraf droop. Maar ik ging in die tijd ook naar een privéschool en daar werd ik voor het eerst geconfronteerd met de vreemde klank van mijn achternaam. Het was een homogene, blanke, protestantse school. Kinderen van rijke ouders die naar dezelfde plek op vakantie gingen. Daartegenover stonden wij, de half-Grieken, Italianen en Libanezen. Er was geen openlijk racisme, maar dat je er niet bij hoorde, werd op subtiele wijze duidelijk gemaakt.

‘ZULLEN WE GAAN ETEN?’, VRAAGT HIJ plots. Uit de luidsprekers in de vier hoeken van de hotelbar klinkt Joy Division. Het is de soundtrack van de studentenfeesten die Eugenides in The Marriage Plot beschrijft. ‘Een mens moet niet te diep in het verleden blijven hangen’, knipoogt hij terwijl hij zijn kredietkaart aan de barvrouw geeft. We steken de straat over. Hij zegt dat hij biefstuk met friet wil. Het is niet volgens de regels van zijn dieet, maar wel volgens de regels van de hoffelijkheid. Wie met een Belg eet, eet Belgisch. Het doet me eraan denken dat België als een verdwaalde knikker her en der in The Marriage Plot rondstuitert. Er wordt zelfs zijdelings langs het verschil tussen Walen en Vlamingen gescheerd. ‘Een uitloper van mijn jaren in Berlijn’, noemt Eugenides het. Hij woonde er rond de eeuwwisseling en toerde in die tijd voor Saint-Amour met onder anderen Tom Barman en Dirk Roofthooft langs Belgische theaterzalen. ‘Wonderlijke kerels. Ze leerden me Duvel drinken. Wonderlijk land, ook. België. Hebben jullie trouwens al een regering?’ Ik besluit het over andere onmogelijke zaken te hebben. Over wat Eugenides noemt: de onmogelijke stem. Het is de onverwachte, nauwelijks in te beelden stem die hij in elk van zijn boeken opzoekt. The Virgin Suicides ging over een meervoudige zelfmoord, in Middlesex wrong hij zich in het denken van een hermafrodiet en in The Marriage Plot is er de in nevel gehulde grens tussen waanzin en luciditeit in het brein van de manisch-depressieve Leonard.

EUGENIDES: Eerst dacht ik dat Leonard een slecht mens zou zijn. Maar toen hoorde ik een kennis vertellen over haar leven met een manisch-depressieve vriend. Ze had het over hoe fantastisch en tegelijk over hoe verschrikkelijk hij was. Hij was de beste en slechtste partner gevangen in één lichaam. Een paar dagen later ontmoette ik iemand die bipolair is. Ze legde me uit dat ze haar medicijnen zo uitbalanceert dat ze net iets meer high is dan normaal wordt geacht. Omdat zij ervan overtuigd is dat haar mentale ziekte ook haar kracht is. Ook dat vond ik interessant. Als schrijver ben je een proefbuis waarin je flarden uit de realiteit en snippers uit je eigen leven met elkaar laat reageren tot een voldoende boeiend mengsel. Ik hoor links en rechts dat The Marriage Plot mijn meest autobiografische boek is omdat er een kerel in rondloopt die Mitchell Grammaticus heet, die half-Grieks is, die zo gek is om in India bij Moeder Theresa te gaan helpen en die dus heel erg op mij gelijkt. Maar ik ben evengoed Leonard en Madeleine. Ook al ben ik niet manisch-depressief en ben ik geen vrouw. Ze raken aan delen van mijn leven. Fictie die niet met echte ervaringen is verbonden, is bloedeloos.

Over Madeleine gesproken, in ‘Middlesex’ heb je het al aangetoond, maar je vertolkt op beangstigend accurate wijze de vertwijfelingen en gekunstelde complexiteit van vrouwen.

EUGENIDES: Dank je. Het is me nogal gezegd. Soms vraag ik me af of het ermee te maken heeft dat mijn ouders na twee zonen eigenlijk een dochter wilden. Ze hadden zelfs een naam voor mij: Michelle. Altijd als ik het liedje van The Beatles hoor, moet ik eraan denken dat ik dat meisje had kunnen zijn. Al geloof ik dat het veeleer te maken heeft met een eeuwige fascinatie en een zekere schroom voor de vrouw. Ik ben volwassen geworden tussen zeer feministische meisjes en vrouwen. De studentes aan wie ik nu lesgeef, denken nog nauwelijks na over wat het betekent om aan jongens gelijk te zijn. Ze doen alsof ze het zijn. En als ze naar een feestje gaan, kleden ze zich als prostituees omdat ze er geen graten in zien mannen te tonen wat ze hebben. Ik weet niet of dat zo’n gezonde evolutie is. Vrouwen wordt wijsgemaakt dat ze zich meer als mannen moeten gedragen, ook seksueel. Jonge meisjes spiegelen zich daarbij aan tv-shows als Hung over een mannelijke escorte of Sex and the City, maar vergeten daarbij dat het gros van die shows door homoseksuele mannen is geschreven. Dus over wiens seksuele escapades gaat het hier dan?

Als mannelijke student kregen wij de hele tijd preken te horen over de patriarchale maatschappij en over misplaatst machogedrag. Probeer het maar eens: een man worden als alle meisjes op wie je stiekem verliefd bent je duidelijk maken dat het merendeel van je basale instincten fout zijn. Het was als in de kerk. Je probeerde beter te zijn en je goed te gedragen want je wilde dat ze je graag zagen. Maar dan speelden dat lichaam en die lust weer op en draaiden die meisjes hun rug naar je toe. Want het laatste wat ze wilden, was een man behagen. Een jonge man lijdt altijd aan zijn lichaam. Het is zeer pijnlijk om jong te zijn. Zeker als dat meisje dan aanpapt met de zanger van een rockband en bewijst dat ze een pak minder complex is dan in jouw überromantische wereld.

DE FRIETEN LAAT HIJ LIGGEN. ER ZIJN grenzen aan het niet respecteren van een dieet. ‘Wat zullen we doen?’, vraagt hij. Ik zeg dat ik naar Wall Street wil, naar de mensen kijken die er al enkele weken kamperen en protesteren tegen de wereld zoals hij geworden is. Hij houdt een taxi aan en vertelt dat hij er vorige week met zijn dochter naartoe is gegaan. ‘Ik wist: dit is iets. Het is een keerpunt. Ik heb de VS nooit zo meegemaakt. Zo verscheurd. Zo woedend en zo destructief. Zelfs niet in de jaren 80, die ik in The Marriage Plot beschrijf. Ja, het was crisis en ja, ik wist dat ik met een diploma Engelse literatuur en een master Creatief Schrijven niet op een topjob kon rekenen. Maar ik geloofde wel in de toekomst. Ik was taxichauffeur, ik was hulpkelner en ik had nog een paar andere onderbetaalde banen, maar ik hield het vol omdat ik ervan overtuigd was dat het beter zou worden. Dat geloof zijn we kwijt. Niet alleen in Amerika, maar wereldwijd.’

Achterin de taxi vraag ik naar zijn geloof, naar zijn verblijf in Calcutta bij Moeder Theresa. Zoals hij eerder zei: de religieuze zoektocht van Mitchell in The Marriage Plot die parallel loopt met zijn fluctuerende seksuele obsessie voor Madeleine, is deels de zoektocht van Eugenides geweest. ‘Mijn vader was antireligieus. Toen ik de literatuur ontdekte, begreep ik niets van alle godsdienstige referenties. Om Engelse literatuur te begrijpen, moet je de Bijbel gelezen hebben. Ik voed mijn dochter niet religieus op, maar ik lees wel voor uit de Bijbel. Omdat ik denk: ik moet die cultuur doorgeven. Tegelijkertijd fascineert de vraag me waarom religie geen rol meer speelt of mag spelen in literatuur. We zijn allemaal verlicht, we weten dat God niet bestaat, maar waarom zijn we dan zo bang voor iedere vorm van metafysisch denken? Voor Tolstoj was het een evidentie. Zijn personages kijken naar de natuur en hebben religieuze ervaringen. En dus wilde ik over iemand schrijven die zowel oprecht is in zijn religieuze zoektocht als sceptisch.’

‘Beeld je in dat je naar de hemel gaat en de hemel zit vol mensen die je niet graag hebt’, zo schrijf je het.

EUGENIDES: Ja, want dat was ook wat ik ervoer toen ik bij de zusters van Moeder Theresa was. Het liep daar vol door en door goede mensen, maar ze waren ook ronduit vervelend. Toch blijft het een erg krachtige motor in het leven om uit te zoeken wat jouw relatie met het universum is. Dat heeft me indertijd – zoals zovelen – naar India gedreven. Met dat verschil dat ik erheen ging voor een portie traditioneel katholicisme. Weet je, het heeft me dertig jaar gekost om dat hoofdstuk over India te schrijven. Omdat het zo verweven was met mijn eigen ervaringen. Ik heb de neiging om dan ieder detail te reproduceren. Om iedere mens, iedere dode, iedere bloed spugende teringlijder die ik daar zag te beschrijven. Ik denk dat ik twintig keer opnieuw ben begonnen. Geen wonder dat ik een trage schrijver ben.

De taxi rijdt zich vast in de verkeersstroom naar Manhattan. Een stoet van gele schildpadden die hikkend dezelfde weg op willen. We betalen en stappen uit. Een ding wil Eugenides nog vertellen. Over 9/11. Hij zat vast in New York. ‘Ik belandde op café. Naast mij twee Belgen. De wereld stond in brand en zij bespraken welk bier ze eerst in de Verenigde Staten zouden invoeren. ‘Leffe Blond’, suggereerde ik. ‘Stella’, meenden zij.’ Hij duwt de deur van een café open. ‘Hier zaten we’, zegt hij.

HUWELIJK (THE MARRIAGE PLOT)

Uit bij Prometheus, 496 blz., euro 19,95.

DOOR TINE HENS

‘MEISJES SPIEGELEN ZICH AAN SHOWS ALS ‘SEX AND THE CITY’ MAAR VERGETEN DAT DIE DOOR HOMO’S ZIJN GESCHREVEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content