Zo veel Belgische groepjes peuteren zich in de huidige artpopconjunctuur een weg naar de middelmaat dat een gretige rockband als The Sore Losers er vanzelf uitspringt. Op visite in de anonieme, maar goed geëquipeerde man cave van de Limburgers. ‘Dit is geen prefab, hier hangt mojo.

The Sore Losers beoefenen hun seventiesbluesrock wijdbeens en ongenaakbaar, ook op hun nog dampende derde plaat Skydogs, de kroon op zes jaar samen toeren, platen maken, repeteren, rondhangen. En sinds vorige zomer zetelen Jan Straetemans (zang en gitaar), Cedric Maes (gitaar), Kevin Maenen (bas) en Alessio Di Turi (drums) in hun nieuwe fancy hoofdkwartier, op een onopvallend bedrijfsterrein in de Hasseltse periferie. Ik betreed een verduisterde, feeëriek verlichte ruimte die ooit als refter dienstdeed. Bevattende: een open keuken met brede toog, in het midden een salon, in de verste hoek het instrumentenarsenaal. Tapijten, filmposters, boeken en vinyl, de backdrop van tweede plaat Roslyn, een flatscreen en een platenspeler die op Van Morrison sabbelt. ‘Het enige wat er nog bij moet komen, is een pooltafel en een flipperkast’, grapt Maes. Correctie: geen grap.

Het gerucht wil dat jullie hier niet alleen repetities, maar ook fuiven en optredens in willen organiseren.

MAES: Alleen op uitnodiging dan. Want het laatste wat we willen, is dat het hier een zoete inval wordt. Dit is een werkplaats en dat mag zo blijven. Niet alleen om te repeteren, maar om onze gear te onderhouden, artwork te bekijken, T-shirts te ontwerpen, shows voor te bereiden. Pukkelpop vorig jaar bijvoorbeeld, de Main Stage: dat neem je toch anders op dan een clubshow. Hier kun je alles opentrekken, met de crew erbij. Echt te gek. We waren op het punt gekomen dat we zo’n plek nodig hadden. Dit is pure luxe, dat weten we wel, maar we hebben er hard voor gewerkt. We verdienen het!

STRAETEMANS: Vroeger gingen groepjes bij iemand in de kelder spelen. Maar de wereld is een beetje onverdraagzamer geworden. Je kunt wel bij van die prefabpopinstellingen aankloppen, maar daar is geen mojo, weet je?

MAES: En je mag er ook niet binnen roken! Neen, hier kunnen we niemand storen. We hebben het nochtans al geprobeerd. (lacht)

Dit gaat al aardig de loft van Wilco in Chicago achterna.

MAES: Fantastisch, hé. Ik had al zo’n beeld voor ogen sinds de jaren negentig, toen ik die documentaire zag over Metallica. Die hun HQ: fuck, dat wil ik ook hebben! Maar die loft van Wilco is toch next level, zij nemen daar ook hun platen op. Zo ver zijn we nog niet.

Wakkert dit van alle comfort voorziene mannenhol het chagrijn van jullie vrouwen niet aan?

MAES: Die zijn net blij dat we weg zijn! Of toch dat we al onze rotzooi hiernaartoe hebben gesleept. Dat was soms klote aan repeteren in de Muziekodroom (waar The Sore Losers artist in residence geweest zijn, nvdr.): ‘Dju, ik had dié amp moeten meepakken!’

STRAETEMANS: De vrijheid om eens iets te proberen is nu veel groter. Die sound, of toch een andere? Gewoon wat versterkers verschuiven of een pedaalke uit die kast daar halen.

Heeft deze locatie van Skydogs een ander soort plaat gemaakt?

MAES: Dat nu ook weer niet.

STRAETEMANS: Het was veeleer zo dat we hier met een goed gevoel de deur achter ons hebben dichtgetrokken. We spelen beter samen dan ooit, dus we waren er klaar voor om Skydogs in Berlijn (in de lekker ouderwets analoge Vox-Ton-studio, nvdr.) te gaan opnemen.

MAES: We hebben de plaat in elf dagen geschreven en opgenomen. Twee uur nadat we de Amerikaanse producer Dave Cobb hadden gecontacteerd, hadden we al een antwoord: alright, let’s do it. Dus vroegen we hem wat hij van ons verwachtte. Helemaal niets! En dat we zeker geen nummers op voorhand moesten afwerken! Gewoon naar daar trekken met losse ideeën. Nogal beangstigend voor ons.

Een lepe truc om zijn factuur aan te dikken, misschien?

STRAETEMANS: Neen, want zijn vliegtuig heen en terug lag vast, dus in die tijdspanne moest het gebeuren.

MAES: Heel spannend, maar ook fijn om zo te werken. Iedere muzikant die in een band iets probeert te maken, kent dat gevoel: holy shit, we hebben hier iets goeds gevonden. Wauw! De klassieke manier is: uitwerken, nog wat inoefenen, misschien enkele keren live spelen, desnoods al wat preproductie doen en na een half jaar ermee de studio in. Maar tegen dan is de vonk al lang weg. Terwijl Cobb die vonk net op tape wil hebben. Elke dag begonnen we kort voor de middag. Wat riffs akoestisch spelen, zien welke zanglijnen we hebben, wat er samen past… Speel dat eens iets trager, dat is een refrein! Even doornemen, heb je ‘m, en hup, opnemen. We hebben nooit meer dan drie takes gedaan. En de eerste take was altijd de eerste keer dat we een nummer volledig speelden. Dan ga je voluit maar kijk je ook naar elkaar, speel je echt on the tip of your toes.

Waarom Dave Cobb?

STRAETEMANS: Omdat we in interviews hadden gelezen dat hij geïnspireerd is door Glyn Johns en Jimmy Miller, producers van de Stones begin jaren zeventig, toen die op hun best waren. Zo’n Miller stond samen met de groep in de kamer, speelde al eens percussie mee, heeft die swagger en dat in the pocket spelen zo magnifiek gevat. Cobb streeft ook naar eerlijke muziek. Ik bedoel: hij laat een opname een opname zijn. Vroeger kwam je als muzikant bijvoorbeeld de Sun-studio binnen zonder te weten wat er die dag op het programma stond. Deze plaat is een heel goeie weerslag van bepaalde mensen – wij als band, maar ook de producer en de engineer – op een bepaalde plaats op een bepaald moment.

Cedric, jij zat voor The Sore Losers al in El Guapo Stuntteam, Jan, jij speelde in punkgroep Saturday Night Beavers, en Kevin en Alessio kenden jullie al van horen en zien. Samen een groep oprichten is één ding, maar er één worden allicht een ander.

MAES: Dat vergt inderdaad tijd, en daardoor heb ik gaandeweg ook heel goed beseft: dit is mijn band. Ik weet van de andere drie dat ze dat ook hebben. Als je mij vraagt: wat doe je? Wel, ik speel gitaar bij The Sore Losers. Ik moet soms nog andere dingen doen, zoals deeltijds in een gitaarwinkel werken, maar dit is wat ik dóé, snap je? We kennen elkaars sterktes en zwaktes, en onze onderlinge band is zó sterk. Let op, we schijten elkaar soms ook uit. Zoals een echte familie.

Zien jullie elkaar ook nog naast de groep? Babyborrels, barbecues?

MAES: Naast de groep gebeurt er in feite niet veel, zo vaak zien we elkaar. (lacht)

STRAETEMANS: Maar áls we elkaar dan eens twee dagen niet zien, hebben we nog altijd van alles te vertellen.

MAES: Ja, dat stelt je gerust. ‘Vertel, wat heb je gedaan in die twee dagen zonder ons?’ (lacht) ‘Een film gezien? Een plaat beluisterd? Een idee gekregen?’ Zalig is dat. Het houdt niet op. De drive in deze band is ongelofelijk. Ik vraag me af of dat ooit nog zal stoppen.

STRAETEMANS: We móésten wel vrienden worden. Ik had namelijk een Gibson Les Paul en Cedric ook.

MAES: Alleen zotten hebben er zo een. En nu moet ik opletten, want ik heb ooit eens in een interview gezegd dat ik al die fucking Telecasterbandjes beu was. Ik heb het mogen horen: ‘Wat heb jij tegen een Telecaster?’ Niks! Ik heb er zelf meerdere van en Keith Richards ook, ik hou van die gitaren. Maar een Les Paul wordt sinds de jaren zeventig nu eenmaal geassocieerd met ‘de rockster’. Jimmy Page en al die grote boys. Daarna kwam de antibeweging: laten we goedkope crap kopen. In de jaren negentig kon je voor weinig geld allerlei Fender-gitaren in huis halen: Jazzmasters, Jaguars, Telecasters. Bands kwamen nauwelijks nog over de twaalfde fret, dat stuk van de gitaararm waar de hoogste noten zitten. Zeker in de grungeperiode was soleren not done. Iets voor poseurs. Terwijl een Les Paul vráágt om erop te soleren. Neem nu Slash. Niet de hipste naam om te droppen, maar ik vind hem te gek. Hij heeft nooit willen laten zien hoe snel hij wel was. Integendeel, hij heeft net veel van die hairmetalbands uit de jaren tachtig te kakken gezet. Jammer dat de Les Paul zo’n fout imago heeft. Terwijl het de beste gitaar is die ooit gebouwd is. Je moet er alleen wat langer voor sparen.

Show me the money!

MAES: Met plezier! (haalt trots twee goudkleurige exemplaren uit het rek) Allé, zie dat nu. Die ene heb ik van mijn vrouw gekregen, en is lang daarvoor van Willy Willy geweest. In feite zijn we door deze gitaar vrienden geworden. Hij was naar een optreden van ons komen kijken en zei: ‘Ik kén die gitaar!’ (lacht) Hij was zo blij dat ik ze had gekocht. Prachtig. Dit is kunst, vind ik.

STRAETEMANS: Die toon, die sustain

MAES: Jaaah! Begin jaren vijftig uitgevonden, alsjeblieft. Van die ene weet niemand hoe oud ze precies is, maar die andere is een reproductie van het model uit 1959, een topjaar. Een echte uit 1959, mint condition, daaraan raak je niet onder de 700.000 euro. Ik heb nog getwijfeld, maar dan toch maar een exemplaar gekocht waarmee ik tenminste buiten durf te komen. Ach, hier kan ik uren over doorgaan. Ik ben een nerd, absoluut. Niet alleen het spelen geeft me plezier. Ik kan daarnaar kijken, eraan ruiken, ik heb daar boeken over. Wij modificeren ook zelf gitaren, daar ben ik zot van. Maar brave lezertjes: ik heb ook Fenders, hé. Niks mis mee!

Is een gitaarsolo in één take tot een goed einde brengen moeilijker dan de man in de straat denkt?

MAES: Ik vind nu zelf van niet. Tja, hoe moet ik het zeggen…

STRAETEMANS: Je kunt het gewoon heel goed.

MAES: Daar wilde ik ongeveer naartoe. (lacht)

STRAETEMANS: Ik kan alleszins niet wat hij kan. Een goeie gitaarsolo die uit het hart komt, lyrisch klinkt én de song dient, dat is zeker niet evident.

MAES: Je kunt er een nummer echt mee opentrekken, een extra melodie toevoegen. Het zijn bijna minisongs binnen de song. Maar ik soleer ook niet om te soleren. Ik ben geen Yngwie Malmsteen-fan. Nooit geweest. Van Ritchie Blackmore, van Deep Purple en Rainbow, hou ik wél. Smaakvol. Heel melodieus. Zijn solo’s zing je zo mee. Dat probeer ik ook te bereiken.

Een gitarist schijnt altijd gitaren tekort te hebben, klopt dat?

MAES: Zeker. Verschrikkelijk veel zelfs. Het is een nachtmerrie! (lacht) Neen, top of the list was die Les Paul, sinds ik die heb, kan ik wat rustiger slapen. Kevin heeft net de iconische Rolling Stones-bas gekocht. Kijk daar, die doorzichtige uit de jaren zeventig. Dus nu moet ik gewoon de Rolling Stones-gitaarversie kopen. En Jan heeft onlangs een verschrikkelijk mooie linkshandige Gibson gekocht, daar moet ik de rechtshandige van hebben. (lacht) Zo gaat dat. De eerste waarnaar ik nu op zoek ga, is de Epiphone Wilshire, de gitaar van Wayne Kramer van MC5, uit de jaren zestig. Die zijn nog te betalen. Het zijn goeie investeringen, hé. Gitaren kopen brengt meer geld op dan de bank. Mijn kinderen mogen het gerust weten: een huis en vijfendertig topgitaren, dát ga ik hen nalaten!

SKYDOGS

Uit bij Excelsior/V2. Op 15/4 spelen The Sore Losers in de AB in Brussel. Alle info: abconcerts.be

DOOR KURT BLONDEEL – FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

‘EEN GITARIST HEEFT NOOIT GITAREN GENOEG, VEEL TE WEINIG ZELFS. MAAR GITAREN KOPEN BRENGT MEER OP DAN JE GELD OP DE BANK ZETTEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content