Voor hun doorbraakplaat ‘White Blood Cells’ hadden Jack en Meg White zich strenge regels opgelegd. Op hun nieuwe album vieren ze de teugels wel wat, maar de voortrekkers van de garagerock blijven hun principes trouw. ‘Computers verneuken de muziek. We zijn blij dat de mensen weer luisteren naar iets dat écht is.’

‘Elephant’ Uit op 31/3 (XL Recordings/V2)

Antwerp. Ajax. Het nieuwe Stu- dio Brussel. The White Stripes. Al wie voor rood en wit kiest, heeft een dikke streep voor. Als ik ze ontmoet, zijn Meg en Jack White zoals steeds gehuld in de liefdevolle kleuren, symbool voor woede en onschuld. We zitten echter niet op café om over kleuren te filosoferen of over voetbal en de beste ploeg van ’t stad te praten, maar wel over Elephant, de gevarieerde en waardige opvolger van White Blood Cells, het album waarmee The White Stripes in 2001 zijn reputatie vestigde en roem verwierf. Elephant bevestigt dat ze, samen met The Strokes, de absolute voortrekkers zijn van de 21e-eeuwse garagerock. Als Kurt Cobain de spirit van deze plaat hoort, geeft hij daarboven spontaan een feestje. The Hardest Button To Button, There’s No Home For You Here, Hypnotize en Girl, You Have No Faith In Medicine zijn intense vertellingen die laveren tussen demonisch cynisme en kinderlijke naïviteit.

Elephant is een ‘goedkope’ plaat. Prijskaartje: minder dan 6000 pond. Als je ervan uitgaat dat dit album het minstens zo goed zal doen als White Blood Cells, waarvan er 750.000 exemplaren over de toonbank gingen, kan je enkel hopen dat het de ogen opent van de labelmanagers die in de niet echt gezonde muziekindustrie met excessieve budgetten blijven zwaaien. De plaat werd gebaard in de Toe Rag Studios in Londen. Een lab – eigenaar en technicus Liam Watson loopt er daadwerkelijk in een witte jas rond – dat heel erg in trek lijkt. ‘Omdat het compleet verstoken is van lelijke digitale apparatuur’, vertelt Jack White. ‘Computers verneuken de muziek. Watson heeft een mengpaneel dat nog in Abbey Road (waar The Beatles menige klassieker realiseerde, pvd) heeft gestaan en een filth knob heeft, die gitaarsolo’s nog vettiger kan doen klinken. Met nostalgie naar de jaren zestig heeft het echter niets te maken. In andere studio’s werken, waar de technici opnames ‘opkuisen’, zou enkel tot hoogoplopende ruzies leiden. Omdat we in analoge apparatuur geloven, worden we snel aangezien voor pretentieuze lui, terwijl we alleen weigeren onze idealen te verloochenen. Het probleem met een computerprogramma als ProTools is dat elke drumbeat precies in de maat zit en elke vocale melodie wordt gecorrigeerd. Technische perfectie is het ultieme doel. Dat staat zo ver van wat ík in muziek apprecieer. De platen die ik koester, hebben een ziel. Het zijn documenten van magische momenten waarop iemand vastlegt wat hij op de lever heeft liggen. De moderne technologie maakt alles mogelijk, maar ik vind het net stimulerend om in beperkende omstandigheden te werken. Revolver van The Beatles is toch ook maar op vier sporen opgenomen?’

Jullie hebben de klus in twee weken geklaard. Snelheid is ook een van jullie principes?

Jack White: Dat is nog zo’n beperking die we onszelf opleggen. Spontaniteit is de essentie van deze groep, altijd geweest. We hebben geen setlist en repeteren niet voor liveshows. Als we een goed optreden geven, kunnen we daar terecht trots op zijn. Heel wat groepen spelen tegenwoordig op veilig, maar wij plaatsen onszelf liever in een moeilijke situatie. We willen geen vagnet; er staan bij ons geen zes muzikanten op het podium die de plaat perfect naspelen.

Voor White Blood Cells hadden we nog striktere regels: geen blues, geen slidegitaar, geen solo’s, geen baslijnen, geen gastmuzikanten en geen covers. En precies dát album betekende onze doorbraak. Op Elephant hebben we heel wat van die principes losgelaten. Voor het eerst heb ik mezelf toegelaten een gitaarsolo te spelen. Meg zingt lead op Cold Cold Night, ook een primeur. We hebben bovendien de Britse Holly Golighty als gastzangeres gevraagd. De tijd en het budget waren het enige waar we een limiet op zetten.

Je noemt ’the death of the sweetheart’ het thema van deze plaat. Dat klinkt serieuzer dan het volgens mij bedoeld is.

Jack: Het ís serieus. Akkoord, er schuilt misschien een béétje ironie in, maar toch: dat thema hield mij echt bezig toen ik een song als I Want To Be The Boy schreef. Om die reden cover ik ook Dusty Springfields I Just Don’t Know What To Do With Myself. Het leven is hard voor de gentlemen en de sweethearts onder ons. Je moét stoer zijn tegenwoordig. Je moét veel seks hebben. Op je veertiende moet je al vol tatoeages staan om geaccepteerd te worden. Als je bij Jerry Springer blanke tieners uit buitenwijken hoort praten, merk je dat ze de taal van zwarten uit het getto overnemen. De sweethearts en de gentlemen zijn opgeofferd aan het idee van gelijkheid tussen de seksen. Een waardevol idee natuurlijk, maar we betalen er wél een hoge prijs voor. We verliezen onze identiteit. Vrouwelijke en mannelijke karakteristieken worden weggemoffeld. Sorry voor deze preek. (lacht)

Mis je de romantiek?

Jack: De muziek, het leven, het is allemaal zo corporate, verwaterd en gedigitaliseerd geworden. Internet, ProTools… alles draait rond computers. Misschien leeft daarom de rock-‘n-roll weer op. Er is weer nood aan soul.

Is er iets hedendaags aan The White Stripes? De attitude, de ironische toon misschien?

Jack: Ik zou het niet weten. Ik stel alles wat cutting edge, nieuw en fris wordt genoemd heel erg in vraag. Rock-‘n-roll is een tijd weggeweest, maar we hebben nooit gedaan alsof we origineel zijn. We steken onze kennis van de muziekgeschiedenis niet weg. We hebben respect voor al wie vóór ons kwam. Een danceplaat wordt automatisch als hedendaags bestempeld, hoewel intussen toch ook al meer dan vijftien jaar met drummachines wordt gerotzooid. Ik zie in dat genre ook weinig evolutie.

We proberen niet onszelf opnieuw uit te vinden. In een koerswijziging zien we geen heil. We willen de esthetiek van de kleuren rood-wit-zwart én de formule gitaar-vocalen-drums trouw blijven. Dat is heel onmodern, ik weet het. Toch is het geen retro. We zijn geen epigonen van een sixtiesband als The Sonics.

Meg White: We eren de traditie in plaats van ze te negeren. We wijzen op de stamboom.

Niemand had jullie succes kunnen voorspellen. Wat was nu de meest surrealistische ervaring van de voorbije jaren?

Jack: Opwarmen voor The Rolling Stones: dat ik ooit nog op dat niveau zou belanden! In de barre kou van Penn- sylvania oog in oog staan met Nicole Kidman voor de film Cold Mountain was ook een vreemde ervaring.

Meg: En samen met Jeff Beck songs van The Yardbirds spelen.

Jack: Er is ons zoveel overkomen waarvan we nooit hadden durven te dromen.

Meg: Op de MTV Movie Awards optreden, voor een meute fans in rood-wit, was ook vrij surrealistisch.

Jack: MTV had speciaal voor dat optreden een gigantisch podium gebouwd. We waren stomverbaasd toen we het zagen. Daar stonden we dan: het duo dat ooit nog in Tuledo, Ohio voor vijf man speelde. Plots kregen we de grootste exposure die een groep zich kan indenken. Oh God, it’s a sick world.

Ga je in de toekomst nog ‘ja’ zeggen tegen dat soort uitnodigingen?

Jack: Je moet het spel tot op zekere hoogte meespelen.

Meg: We doen wat we moeten doen. Het is constant een balans zoeken.

Jack: We kunnen het ons niet veroorloven om tegen MTV te zeggen dat ze kunnen oprotten, want we hebben hun steun nodig.

Wat is je rol in ‘Cold Mountain’?

Jack: Het is een film van Anthony Min- ghella, regisseur van The English Patient, over de Civil War. Mijn personage George is een muzikant die deserteert uit het leger. Minghella wilde folkmuziek op de soundtrack en ik breng een viertal songs in de film. T-Bone Burnett, die verantwoordelijk is voor de soundtrack, raadde me aan bij Minghella. Heel flatterend. Dat hij afwist van mijn liefde voor die oude bluesfolk is merkwaardig. Hij moet het repertoire van The White Stripes goed kennen. Het was voor mij het bewijs dat ze niet zomaar op zoek waren naar een hippe rock-‘n-rollband. Ik nam de kans met beide handen aan. Ik moest ook een beetje acteren. Dat is niet iets wat ik fulltime zou willen doen. Je voelt een enorme druk op je schouders als je weet dat die film 100 miljoen dollar kost. Liefst 150 mensen staan op de set naar je te kijken als action geroepen wordt. Op het podium ben ik nooit zenuwachtig, maar voor die camera bestierf ik het.

Kan je van het succes genieten?

Jack: Ja, maar ik hoed me tegelijk voor een gevoel van tevredenheid, want dat is dodelijk voor de creativiteit. Als je je aan het succes overgeeft en begint te leven voor de roem en het geld, dan dreigt het gevaar dat je vergeet waarvoor je eigenlijk muziek bent beginnen maken. Ik ben in dit vak gestapt om mezelf uit te drukken, niet om op een party op Jennifer Lopez te botsen.

Je hebt al eens gesuggereerd dat dit album jullie laatste zou kunnen zijn. Welke ambitie blijft er nog over?

Jack: We vragen ons dikwijls af hoe lang het succes zal duren. Je kan er maar beter van uitgaan dat je niet lang zal meedraaien. We willen het leven van The White Stripes niet rekken als we niet meer relevant zijn. Hoe ver kunnen we nog gaan zonder in herhaling te vallen? Zeker live hebben we nog altijd het gevoel dat we iets zinvols doen. We komen aardig in de buurt van de blues zoals die er de dag van vandaag zou moeten uitzien.

Garagerock dreigt een mode zoals een andere te worden. Ben je al bij al blij met de revival?

Meg: Ik ben blij dat de mensen weer luis- teren naar iets dat écht is. Ook al is het een mode. Als een kid dat gevoelig is voor trends via die weg de blues ontdekt, is dat fijn.

Het is geen toeval dat je precies met The Strokes hebt samengewerkt. Jullie steken beiden met kop en schouders boven de rest uit.

Meg: We besloten samen op te treden om te tonen dat er geen rivaliteit is.

Jack: De media wilden ons tegen The Strokes uitspelen, een competitie beginnen zoals bij Oasis en Blur. Daar wilden we op anticiperen. We zitten immers in dezelfde boot. Ik voel geen enkele vijandigheid, tegen geen enkele garagerockband. Ik ben verheugd dat rock-‘n-roll weer aantrekkingskracht uitoefent. Het is eerlijke muziek. Ik hou van de albums van The Strokes en The Hives. Ze hebben goeie, coole songs. Zelfs de garagerockbands waar ik minder wild van ben, zijn nog altijd stukken beter dan Limp Bizkit.

Door Peter Van Dyck

‘We hebben nooit gedaan alsof we origineel zijn. Een danceplaat wordt automatisch hedendaags genoemd, hoewel toch ook al meer dan vijftien jaar met drummachines wordt gerotzooid en er in het genre weinig evolutie is.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content