WAAROM… … KLASSIEK NIET ALTIJD ERNSTIG IS

Klassieke muziek wordt doorgaans niet geestig bevonden. Nochtans is ze vaak wel grappig. Het vergt alleen een zekere opvoeding om het klassieke gevoel voor humor te smaken.

Loden ernst is het vaakst gehoorde verwijt aan het adres van ‘de’ klassieke muziek. Haar onvermogen tot lichtvoetigheid, haar kadaveretiquette. Elke liefhebber van klassiek weet dat dat maar schijn is. Omdat niet alle klassieke muziek serieus is, net zomin als alle pop lollig is. En toch lijkt klassieke muziek verloren zonder ernst, zoals de pop niet zonder leute kan.

Welbeschouwd is ernst onbruikbaar als kritiek op een artistieke uitdrukkingsvorm. De vraag naar de ernst van klassieke muziek, en naar de legitimiteit van die ernst, komt vaak van mensen die het populaire en het klassieke muziekdomein tegen elkaar willen uitspelen. Met ‘ernst’ bedoelen ze dan ‘droogkloterij’ en ‘superioriteitsgevoel’. Dat is merkwaardig. In andere kunsttakken wordt meer ontspannen met verschillen omgegaan. Geen enkele detectiveauteur wil zich meten met Thomas Mann. Niemand zou een Asterix met Picasso’s LaPisseuse – toch ook een pastiche – willen vergelijken. De grap in Die Jungfrau züchtigt den Jesusknaben vor drei Zeugen van Max, euhm, Ernst had van Kamagurka kunnen zijn – het schilderwerk niet. Het blauw van Klein of Rothko heeft meer voeten in de aarde dan dat van de Smurfen. Iedereen ziet in dat vorm, inhoud en streven in deze gevallen zo van elkaar verschillen, dat noch humor, noch een andere categorie enig vergelijkend potentieel kan hebben.

Behalve in liederen en opera ontbeert de klassieke muziek tekst en semantiek, waardoor haar verschillende lagen, dus ook haar eventuele humor, hermetisch blijven voor wie zich haar taal niet eigen maakt. Klassieke muziek is overdrachtelijk. Rock en pop hebben meestal een tekst, en vaak nog een verleidelijke basisgroove of iets anders hapklaars. Ze zijn gebaseerd op eenvoud en directe communicatie. Al ontstaan er, naarmate ze een geschiedenis opbouwen, ook meer gesofisticeerde subgenres.

Aan beroepsernst, en een zekere stroefheid die daarmee samenhangt, pleit de ware klassieker maar beter schuldig. Ze zijn ook verklaarbaar. De technische eisen van het klassieke muzikantschap zijn verschrikkelijk hoog en vergen discipline en concentratie van kindsbeen af. ‘Lachen is niet mijn job’, zei de grote dirigent Nikolaus Harnoncourt ooit, en hij had gelijk. Maar zijn ‘gelijk’ is niet genregebonden. Rockacts als Radiohead en U2 zetten toch ook niet op humor in? Integendeel: achter de coulissen is er zelfs meer rock-‘n-roll te beleven bij een klassiek orkest dan bij een popband.

In ons emotionele spectrum neemt de lach hoe dan ook een problematische plaats in: vaak is hijzelf of de toedracht te mijden. Lees er Milan Kundera op na, die het niet zelden heeft over de ongerijmdheid van lachen en seks. Met Schuberts laatste sonate of met Chopins integrale oeuvre valt evenmin te lachen. Ze dienen er niet voor, punt uit. Haydn en Ligeti daarentegen, of Mozart en Kurtag af en toe: ik weet niet of ze vette moppen tapten, maar geestrijker dan hun muziek wordt het echt niet.

Laatste mogelijke reden om klassiek te veel ernst te verwijten: de verhoudingsgewijs grote stilte die het publiek aan de dag moet leggen. Ook dat heeft zijn redenen. Rock vertrekt van luidheid. Bas in de buik, het overstemmen van gejoel. Dynamisch imponeren. Een kortstondig shot adrenaline. Een baldadige powerchord op een gitaar. Het heeft altijd iets verlekkerds.

Klassieke muziek heeft een andere kijk op potentie en potentieel. Ze vertrekt van stilte. Ze gaat over textuur en vergt van alle partijen bedachtzaamheid. Klassiek luisteren is bouwen aan een blijvende staat van verwondering.

Als u dat ernst wil noemen, houdt niemand u tegen.

DOOR RUDY TAMBUYSER – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content