‘De kinderjaren en de puberteit zijn zonder twijfel de meest dramatische perioden uit een mensenleven.’ Todd Solondz, de vaak verkeerd begrepen chroniqueur van de bizarre banaliteit van de Amerikaanse suburbs over zijn tweeluik ‘Storytelling’.

Door Ben Van Alboom. Foto Kris Dewitte,

‘Storytelling’ vanaf 30 januari in de bioscoop.

Omdat Solondz wel vaker verkeerd begrepen wordt, probeert hij er nu aan de hand van een tweeluik achter te komen hoe mensen met de realiteit in films en literatuur omgaan. Fiction, het eerste verhaal uit Storytelling, gaat over een blank tienermeisje dat haar gehandicapte vriend in de steek laat voor haar zwarte professor. Het tweede verhaal, Non-Fiction, toont de dubbelzinnige houding van een documentairemaker tegenover zijn onderwerp, een marginaal gezin.

Velen weten nog altijd niet goed hoe ze Solondz moeten inschatten. Is hij een sluwe cynicus of is hij zelf even onaangepast en bizar als de rare kwieten die het banale Amerika van de suburbs bevolken? Storytelling lijkt soms commentaar te geven op zijn eigen controversiële imago: de mislukte documentarist (Paul Giamatti) die beschuldigd wordt van het exploiteren van zijn personages, lijkt verdacht veel op Solondz zelf.

De cineast die ons te woord staat, komt over als een verlegen man die nog geen vlieg zou kwaad doen. Met zijn te grote bril en chaotische kapsel lijkt hij wat op het slordige jongere broertje van Tim Burton, maar spektakelfilms zijn duidelijk niet aan hem besteed. Bedeesd antwoordt hij op onze vragen, terwijl rondom ons de gezellige drukte van het Filmfestival van Cannes heerst. Hij zit er vrij angstvallig naar te kijken.

Vanwaar je interesse voor beroerde gezinssituaties?

Todd Solondz: Ik vind het gezinsleven in mijn films helemaal niet beroerd. De gezinsleden functioneren hooguit anders dan wat velen een modaal gezin zullen noemen. Uiteindelijk staan ze ook gewoon elke ochtend op om te gaan werken en vooralsnog heeft niemand zelfmoord gepleegd.

De traditionele gezinnen worden stilaan met uitsterven bedreigd. Ik ben er niet eens zeker van of meer dan de helft van de gezinnen in de Verenigde Staten nog wel door twee ouders geleid wordt. In de bioscoop merk je daar echter opvallend weinig van. Mijn films wijken niet af van de realiteit, wel van de Hollywood-voorstelling ervan. Ik blijf niet aan de oppervlakte en diep de gezinssituaties op een behoorlijke manier uit.

Ben je zelf opgegroeid in het kleinburgerlijke milieu waarin je films zich afspelen?

Solondz: Mijn personages zijn in elk geval niet geïnspireerd op mensen uit mijn jeugd of omgeving. Maar ik maak er geen geheim van dat ik de Amerikaanse middenklasse goed ken. Ik ben opgegroeid in een voorstad van New York, met kenmerkende witte huisjes, dito kleurrijke bloemenperkjes en een bekrompen mentaliteit. Dat laat onvermijdelijk zijn sporen na. Je hebt bijvoorbeeld een stuk minder verbeelding nodig om erachter te komen wat zich binnen de muren van die huizen afspeelt.

Zowel in ‘Welcome to the Dollhouse’ als in ‘Storytelling’ spelen kinderen een belangrijke rol. In mindere mate was dat overigens ook in ‘Happiness’ het geval. Vertrekkend van hun dagelijkse beslommeringen en problemen lijk je met gemengde gevoelens op je eigen jeugd terug te kijken.

Solondz: Is dat dan niet normaal? Personages hoeven geen achttien te zijn om interessante en aangrijpende verhalen over hun leven te vertellen. Het tegendeel is waar. Wat er met volwassenen gebeurt, zal altijd in schril contrast staan met de dingen die ze hebben moeten doen om volwassen te worden. De kinderjaren en de puberteit zijn zonder twijfel de meest dramatische perioden uit een mensenleven.

Nu ben ik nooit naar hetzelfde soort scholen geweest als mijn personages, maar ik heb gelukkig een aantal broers en zussen die er kunnen over meespreken. Mijn school leek meer op die van Timothy Hutton in Ordinary People, van Robert Redford. Uiteindelijk zijn het echter gewoon varianten op dezelfde nachtmerrie. Maar ik heb er stilaan genoeg van om nog langer in klaslokalen rond te hangen. Bekijk Storytelling dus maar als mijn eindwerk.

Zou je jezelf de tegenpool van de documentairemaker uit ‘Storytelling’ kunnen noemen?

Solondz: ( denkt na) Ik heb in elk geval al meer succes geoogst. Op het einde van de film krijgt de documentairemaker weliswaar ook erkenning, maar dat gaat in zijn geval ten koste van zijn protagonisten. Bij het draaien van een documentaire is er vanzelfsprekend altijd een ongelijke verhouding tussen de maker en de personages. Die is er uiteindelijk ook tussen filmmakers en journalisten. Wij leveren de films af en jij kunt er achteraf nog altijd van maken wat je wil. In het geval van een documentaire leveren de personages het materiaal om mee te werken, maar de documentairefilmer kan er nadien ook weer om het even welke richting mee uit gaan.

Je moet – en dat is nooit makkelijk – proberen om je eigen visie door te drukken, zonder het werk of leven van anderen uit te buiten of belachelijk te maken. Zelf heb ik enorm veel respect voor mijn personages. Als sommigen het (zoals de documentairemaker) nodig vinden om hen uit te lachen, is dat hun probleem. Ik vind dat het personage van John Goodman zich terecht afvraagt waarom mensen de miserie van anderen nodig hebben om zich te amuseren. Als je niet gelukkig bent, doe er dan iets aan en laat anderen gewoon hun leven leiden. Niemand wordt graag uitgelachen. Zelfs niet wanneer iemand er vrijwillig voor kiest om aan The Jerry Springer Show deel te nemen.

Het tweede deel van de film nodigt met andere woorden uit tot zelfreflectie?

Solondz: Niet alleen het tweede deel. Het moment waarop de documentairemaker zijn film in elkaar steekt, zou hem daar inderdaad toe moeten dwingen, maar ook de manier waarop de aspirant-schrijvers in het eerste deel van de film het werk van hun klasgenoten op de korrel nemen, is daar een goed voorbeeld van. Wellicht is dit mijn manier om de kritiek op mijn vorige films te ontkrachten. Veel recensenten vroegen zich toen af of ik niet over de schreef was gegaan. Velen dachten dat ik mijn personages onheus behandelde, door er de spot mee te drijven. Ik heb zelf nooit de indruk gehad iemand te misbruiken, maar soms durf ik er weleens een schepje bovenop te doen. Wat ik te vertellen heb, blijft belangrijker dan de integriteit van mijn fictieve personages.

Dus mag er gelachen worden?

Solondz: Ja en neen. Het hangt af van de manier waarop en de reden waarom je met iets lacht. Als je lacht wegens een situatie of omdat je iets weet dat het personage in kwestie niet weet, is er geen probleem. Iedereen maakt weleens iets grappigs mee en op dat moment raak je niet aan de waardigheid van het personage. Als je daarentegen lacht omdat je hem idioot of zelfs ronduit achterlijk vindt, geef je toe aan een gevoel van superioriteit. Daar heb ik een hekel aan.

Dat Mike Schank een rol speelt in ‘Storytelling’, heeft dat daar ook iets mee te maken? (Schank werkte enkele jaren geleden mee aan de grappige documentaire ‘American Movie’ over het maken van een lowbudget-horrorfilm waarin de documentairemaker al dan niet bewust de draak steekt met de volslagen ongetalenteerde filmmaker, red.)

Solondz: De aanwezigheid van Mike is inderdaad een referentie aan American Movie en de manier waarop mensen met de strubbelingen van de hoofdpersonages uit de film omspringen. Ik ontken niet dat er in de documentaire grappige momenten zitten, maar in essentie vind ik het vooral een schrijnend portret van iemand die er alles voor over heeft om filmmaker te worden en niet eens het talent heeft om een goedkope horrorfilm van dertig minuten in elkaar te boksen. De documentairemaker in kwestie bewoog zich weliswaar op glad ijs, maar is het zijn schuld dat het merendeel van de kijkers de ellende van die man aangrijpt om eens goed te lachen? Dat is overigens geen retorische vraag. Mensen zouden daar eens goed moeten over nadenken.

Na de pedofiele verhaallijn in ‘Happiness’ kom je nu met een ander heet hangijzer aanzetten: je laat een zwarte professor met een blanke studente naar bed gaan. Bovendien verplicht hij haar om hem tijdens het vrijen ‘nigger’ te noemen.

Solondz: Ik had nog nooit een raciaal onderwerp aangesneden en kreeg er plotseling zin in. Om niet nodeloos aanstoot te geven en het publiek nog wat ademruimte te geven, heb ik dat verhaal evenwel in het verleden gesitueerd. Zo lijkt het voor sommigen minder bedreigend. Ik heb gewoon willen vermijden dat mensen me er opnieuw van zouden beschuldigen te choqueren om te choqueren.

Wat ik vooral heb willen aantonen, is dat je huidskleur niet zomaar kunt wegcijferen. Zonder racistisch te zijn, moet je nog altijd iemand gewoon blank of zwart kunnen noemen. Het is trouwens een illusie om te geloven dat we het verleden inmiddels begraven hebben. De zwarte man in de film maakt misbruik van het feit dat zwarten vroeger gediscrimineerd werden, om nu blanke meisjes te versieren.

Een stoute vraag misschien… Zijn je ouders op de hoogte van de films die je maakt?

Solondz: ( lacht) Daar kun je van op aan. Ze zijn bijzonder trots op hun zoon, hoewel ik voel dat ze mijn films waarschijnlijk geen twee keer zullen bekijken. Het staat misschien ook iets te dicht bij hun leefwereld. Gelukkig hebben zij tenminste door dat het niet mijn bedoeling is om iemand te kwetsen en dat ik louter een verhaal vertel met fictieve personages.

Het gerucht doet de ronde dat je eigenlijk ook nog een derde verhaal hebt ingeblikt. Wat klopt daarvan?

Solondz: Niets. Het is juist dat ik aanvankelijk van plan was om er een epiloog van misschien hooguit twee minuten aan toe te voegen, maar daar ben ik al vroeg op teruggekomen. Dat James Van Der Beek ( Dawson’s Creek) aan de film heeft meegewerkt, is een gerucht dat wél klopt. Maar uiteindelijk heb ik zijn scènes er volledig uitgeknipt. Dat had overigens meer met mijn wispelturige karakter dan met zijn acteerprestatie te maken. Om een of andere reden lijk ik er maar niet in te slagen een film te maken zonder een handvol personages te aborteren. Dat is bijzonder vervelend omdat ik er telkens eerst vrij enthousiast over ben. Ik probeer dat enthousiasme op de acteurs over te dragen en moet hen dan achteraf uitleggen waarom ze niet in de film zitten.

De twee verhalen voelen nogal onwennig aan. Om eerlijk te zijn, verwacht je gewoon een derde verhaal.

Solondz: Daar kan ik inkomen. Mensen hebben blijkbaar een fascinatie voor trilogieën. Daarenboven wordt een klassiek verhaal ook altijd opgedeeld in begin, midden en einde. Toch ben ik altijd van het idee vertrokken om maar twee verhalen te vertellen. Na Happiness kreeg ik het bij het schrijven van een nieuw scenario flink benauwd: ik had het gevoel in een soort structuur verzeild geraakt te zijn waar geen ontkomen meer aan was.

Om daar los van te komen, wou ik een middellange film maken om daar meteen een vervolg op te kunnen draaien en de twee films vervolgens aan elkaar te plakken. Uiteindelijk zijn het twee totaal verschillende delen geworden, met een aparte verhaallijn en personages. Ze werken echter wel rond hetzelfde gegeven: misbruik van vertrouwen.

‘Ik heb zelf nooit de indruk gehad iemand te misbruiken, maar soms durf ik er weleens een schepje bovenop te doen.’

‘Het is een illusie om te geloven dat we het verleden inmiddels begraven hebben. De zwarte man in de film maakt misbruik van het feit dat zwarten vroeger gediscrimineerd werden, om nu blanke meisjes te versieren.’

‘Om een of andere reden lijk ik er maar niet in te slagen een film te maken zonder een handvol personages te aborteren.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content