TOEN EEN KLEINE PALESTIJN IDOOL WON

Tien jaar geleden maakte Hany Abu-Assad een film over Palestijnse jongeren die een zelfmoordaanslag voorbereiden, vandaag over Palestijnse jongeren die Arab Idol winnen. ‘In donkere tijden moeten kunstenaars troost en hoop bieden’, zegt hij aan de vooravond van het Mooov-festival, waar The Idol in Belgische première gaat.

De kandidaat-idool van Hany Abu-Assad moet in elk geval iets grotere obstakels overwinnen dan Joeri Fransen en Peter Evrard destijds. De Palestijns-Nederlandse regisseur stort zich in The Idol namelijk op het levensverhaal van Mohammed Assaf. Die jonge Palestijn vluchtte drie jaar geleden uit de Gazastrook om in Egypte deel te nemen aan de audities voor Arab Idol. Zijn uiteindelijke overwinning in dat concours werd door Palestijnen gevierd als hadden ze de wereldbeker voetbal binnengehaald. ‘Ik moet van die talentenwedstrijden op televisie niet weten. Vaak profiteren ze van jong talent. Maar toen Assaf won was ik zo ontzettend blij, omdat iedereen zo ontzettend blij was. Iedereen ging de straat op om het te vieren. Met zijn stem heeft Assaf de Palestijnen verenigd. Even kon alle ellende vergeten worden. Even konden we trots zijn. Hij is een symbool van hoop voor Gaza’, aldus Abu-Assad.

The Idol is een van de 101 titels die het filmfestival-met-zicht-op-de-wereld Mooov presenteert. Begin mei komt de film ook in de bioscoop uit. Hany Abu-Assad zelf brak tien jaar geleden door met Paradise Now, een portret van twee Palestijnse jongens die een zelfmoordaanslag beramen. De Oscarnominatie was een primeur voor een Palestijnse film. In 2013 versierde hij een tweede Oscarnominatie met Omar, een thriller over een Palestijn die samenwerkt met de Israëlische geheime dienst.

Na die controversiële, deprimerende films was het laatste wat we van je verwachtten een feelgoodfilm als The Idol. Wat is er gebeurd? Ben je je pessimisme kwijt?

HANY ABU-ASSAD: Nee, joh, ik ben alleen maar pessimistischer geworden. Het gaat niet goed met de wereld en al helemaal niet met het Midden-Oosten. Maar de uitbarsting van vreugde toen Assaf Arab Idol won, heeft me wel aan het denken gezet. De grote kunstenaars hier in Europa belichten vaak de donkere kant van de welvaart. Dat is zeer legitiem. Het gaat goed en dan mag de kunstenaar herinneren aan de prijs die daarvoor betaald wordt of aan alles wat wel nog fout loopt. Maar wij, Palestijnen, wonen niet in Europa. Als ik bij ons om me heen kijk, zie ik vooral mensen die het ellendig hebben. Moet ik daar dan nog een schepje bovenop doen? Nee, ik moet hoop geven. Je moet de benadeelden waardigheid geven.

En zo wordt een doemdenker een hoopschenker.

ABU-ASSAD: Vroeger schudde het einde van mijn films de mensen altijd danig door elkaar. Dat is niet goed. Ik moet precies het omgekeerde doen. Het Midden-Oosten gaat door een zeer donkere tijd, te vergelijken met de middeleeuwen in Europa. Dan is het aan kunstenaars om troost te bieden en hoop te geven.

Van een Van Gogh – en durf niet te schrijven dat ik mezelf met hem vergelijk – krijg ik tranen in de ogen. Zo veel schoonheid en eerlijkheid dat je in zijn schilderijen terugvindt. Van Gogh biedt troost. Beethoven biedt troost. Bach biedt troost. Mohammed Assaf biedt troost. Met zijn liedjes geeft hij hoop aan de Palestijnen.

En dat probeer jij nu ook te doen. Mohammed Assaf, c’est toi?

ABU-ASSAD: Ja. De film gaat over een jongen die te allen prijze weg wil uit Gaza. Dat is eigenlijk mijn verhaal. Assaf wil geen held van het volk zijn. Hij wil plezier beleven aan het leven. Hij wil zingen voor de gezelligheid en voor het plezier. Zo zit hij ineen. Maar om te kunnen zingen moet hij uitgroeien tot de grote hoop en de grote held van de Palestijnen. Dat lijkt hard op mijn verhaal. Ik had ook de drang om weg te gaan. Ik wilde elders een betere toekomst uitbouwen. Ik begon films te maken, die trokken de aandacht en plots was ik een spreekbuis voor de Palestijnen. Terwijl ik dat helemaal niet wilde. In het begin was ik kwaad als journalisten me uithoorden over de Palestijnse kwestie. Vandaag besef ik dat ik mijn stem moet laten horen. Ik zou me een lafaard voelen als ik die verantwoordelijkheid niet nam.

Er zijn ook verschillen: jij mag zoveel Oscarnominaties binnenhalen als je wilt, zo beroemd als Assaf word je nooit.

ABU-ASSAD: Zo hoort het ook. Zanger is een populair, filmregisseur een elitair beroep. Voor de begrafenis van André Hazes kwamen de Nederlanders op straat. Van de begrafenis van Fons Rademakers bestaan niet eens beelden. Rademakers heeft belangrijke films gemaakt en heeft met De aanslag voor Nederland een Oscar gewonnen.

Toch nog iemand die zich de regisseur van Mira herinnert. Je hebt zelf in Nederland gewoond. Nu nog?

ABU-ASSAD: Niet meer, nee. De afgelopen twee jaar woonde ik in Palestina. Waar ik straks terechtkom, hangt af van welk project het eerst van de grond komt. Als dat Mountains between Us is ga ik een poos in Los Angeles wonen. Maar het kan ook de Engelse film Homeless WorldCup zijn of een film over Willem van Oranje.

Sinds ik als achttienjarige in Nederland belandde, ben ik ontheemd. Ik ben zo’n plastic zakje dat met de wind meedwarrelt. Projectje in Amerika? Leuk, we zijn al onderweg! Eentje in Nederland? Ik kom eraan! Medelijden hoef ik niet. Dat is het moderne bestaan. In Amerika is bijna iedereen ontheemd. Weet je dat slechts twintig procent van de Amerikanen blijft wonen waar ze geboren zijn? De moderne mens is constant op zoek naar een beter bestaan. Daar moet je meestal je nest voor achterlaten.

Zelfmoordterroristen, de Israëlische muur, Arab Idol, Willem van Oranje, voetballende daklozen: is het een strategische keuze om sterk uiteenlopende films te maken?

ABU-ASSAD: Ik vroeg me onlangs zelf af wat de overeenkomst tussen al mijn films zou kunnen zijn. Eigenlijk voer ik telkens grijze karakters op die gedwongen worden om een keuze te maken. Ze zijn niet goed, ze zijn niet slecht, niet zwart, niet wit maar grijs. Alleen komen ze in een situatie terecht die hen dwingt te kiezen. De hele film proberen ze om niet te kiezen. Kiezen is verliezen. Maar dat gaat niet: uiteindelijk moet ze kiezen. Dat geldt voor Assaf – idool worden of niet – dat geldt voor Omar – collaboreren of niet – en dat geldt voor Willem van Oranje: hij was een beetje protestant en een beetje katholiek. Dat had hij geërfd. Ineens moest hij regeren. Dat betekende dat hij tegen de Spanjaarden moest strijden. Maar hij was met hen opgegroeid, dat waren zijn broeders. Ik hou van de tragiek van de grijze mens die moet kiezen tussen wit of zwart. Dat is zo verrekt moeilijk en ‘dodelijk’: je verliest er je ziel bij. Ik zelf was, echt waar, liever grijs gebleven.

In The Idol zie je Assaf op de rode loper stuntelen, om toch vooral niets te zeggen dat politiek gevoelig ligt. Spreek jij vrijuit?

ABU-ASSAD: Ik probeer zo dapper mogelijk te zeggen wat ik denk, maar ik weet dat ik bepaalde uitspraken beter niet doe. Je moet op je woorden letten. Assaf weet dat zeer goed. Aanvankelijk zeiden de kinderen in de film dat ze de wereld gaan ‘heroveren’ wanneer ze groot zijn. Assaf vroeg me dat aan te passen. In jouw en mijn woordenschat klinkt ‘heroveren’ niet negatief. Maar voor wie bezet wordt, is het iets slechts. Je mag geen ander volk bezetten. Een Palestijn wil de wereld niet heroveren, een Palestijn wil vrijheid. Ik heb er dan maar van gemaakt dat ze de wereld gaan veranderen.

Assaf wil niet aan politiek doen. Hij wil alleen maar zingen. Maar in Gaza is zingen bijna vanzelf een vorm van verzet, een bewijs dat je niet klein te krijgen bent.

ABU-ASSAD: Absoluut. Ik wilde Gaza positief portretteren. Ondanks alle onrecht en ellende hebben de mensen er hun waardigheid en menselijkheid behouden. De verwoestingen in Gaza zijn verschrikkelijk om te zien, alles is er lelijk geworden, maar daar kan Assaf wel mooi over zingen.

Ken je De zin van het bestaan (originele titel: …trotzdem Ja zum Leben sagen: Ein Psychologe erlebt das Konzentrationslager, nvdr.) van Viktor Frankl? Een prachtig boek van een Joodse psycholoog die de Holocaust overleefd heeft. Hij bestudeerde het gedrag van mensen in extreme omstandigheden – en het allerergste wat de mensheid is overkomen, is ontegensprekelijk de Holocaust. Frankl ontdekte dat ieder mens zich dan anders gedraagt. Sommigen worden heel egoïstisch: ze houden alles voor zich en delen de kleinste broodkruimel niet. Andere mensen verkrampen volledig. Nog anderen behouden hun waardigheid: in de ergst denkbare situatie blijken ze tot medeleven in staat. Afzien van de honger en toch brood delen, toch muziek spelen, toch een grapje maken en lachen. Volgens Frankl waren de verkrampten de eersten die tijdens de Holocaust bezweken, de hebberigen de tweede en hadden de sociale mensen het meeste kans om te overleven.

THE IDOL

Vanaf 21/4 op Mooov. In de bioscoop vanaf 11/5.

DOOR NIELS RUËLL

Hany Abu-Assad ‘ASSAF WIL GEWOON ZINGEN, PLEZIER BELEVEN AAN HET LEVEN. MAAR OM TE KUNNEN ZINGEN MOET HIJ UITGROEIEN TOT HELD VAN DE PALESTIJNEN. EIGENLIJK IS HET VERHAAL VAN THE IDOL OOK EEN BEETJE DAT VAN MIJ.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content