De gemotoriseerde achtervolging maakt dit jaar een brullende comeback in de bioscoop, en slippen en scheuren staan hoog op de blockbusterlijst. Daarom stelden wij een historische toptien samen, met hoogtepunten vol pk’s, cc’s en veel glimmend chroom.

Bad Boys II Vanaf 8/10 in de bioscoop

The Italian Job nu in de bioscoop

Matrix Reloaded vanaf 9 oktober op dvd

EEn glimmende pik op wielen.’ Dat is de ergste belediging die Marcus Burnett (Martin Lawrence) zijn partner Mike Lowrey (Will Smith) in Bad Boys naar het hoofd kan slingeren. Want Lowreys patserige Porsche ziet er inderdaad uit als compensatiespeelgoed voor een onzekere man die voor een blind date een rolletje pepermunt in zijn onderbroek propt. Maar als het inderdaad waar is dat het aantal pk’s van een fonkelend vehikel omgekeerd evenredig is aan de viriliteit van de eigenaar, waarom trekt dan niets zo goed vrouwen aan als een Lamborghini, Ferrari of Aston Martin?

De reden is simpel. Flitsende wagens spelen nu eenmaal in op de meest primaire gevoelens van de moderne mens: snelheid, gevaar en de illusie dat als je het gaspedaal maar hard genoeg intrapt je de dagelijkse sleur voorbij kan scheuren. Als op geen andere plek op aarde kent men in Hollywood de aantrekkingskracht van glimmend chroom en bronstig grommende verbrandingsmotoren. Tussen het eind van de jaren zestig en het begin van de eighties werd er wat afgeracet op het witte doek. De achtervolging per automobiel verving definitief de horseback chase uit de westerns en introduceerde de overtreffende trap van de paardenkracht. Na anderhalf decennium relatieve stilte aan het stunt-en-slipfront, is de autoachtervolging anno 2003 weer helemaal in. In 2 Fast 2 Furious flitsen de Saleem Mustangs, Dodges en Yenko Camaro’s over het scherm. De lieflijke Charlie’s Angels halen in Full Throttle halsbrekende toeren uit vanuit plankgas rijdende sportwagens. Ook in Bad Boys II, dat deze week uitkomt, worden honderden liters benzine verbrand in een destructief rondje snelweg. En dan hebben we het nog niet eens over het verkeersgeweld in Terminator 3, Matrix Reloaded, Hollywood Homicide en The Italian Job.

Geen blockbuster kan tegenwoordig nog zonder een flinke dosis vroem. Als lucifers geknakte assen, meterslange remsporen en tot bergen oud ijzer verkreukelde bolides (het car chase-equivalent van kanonnenvoer) staan garant voor volle zalen. Over de plot hoeft de regisseur zich niet zo druk te maken. Een uitgebreide racepartij kan als kapstok dienen voor komedie, romantiek, spanning, verbroedering en natuurlijk een hoop seksuele verwikkelingen. Want niet alleen trekken scheurijzers mooie, gewillige vrouwen aan, hun pompende zuigers en brullende motoren suggereren meer dan een mainstreamfilm ooit in beeld kan brengen. De versnellingspook is een mannelijk attribuut bij uitstek, als fallisch symbool alleen overtroffen door het pistool.

Verscheidene regisseurs hebben geprobeerd het monopolie van de auto open te breken. Er wordt achtervolgd per vliegtuig ( Top Gun), per boot ( Amsterdamned) en zelfs per onderzeeër ( U-571). Maar de auto blijft nummer één. Waarschijnlijk omdat een car chase dichter bij de fantasiewereld ligt van de gemiddelde bioscoopbezoeker met een Suzuki voor de deur. Voor al die verholen speedfreaks is de volgende chronologische toptien bedoeld.

Bullitt (1968; Peter Yates)

Dit is de moeder aller car chase movies. Steve McQueen verandert San Francisco in een raceparcours met achtbaantrekjes en achtervolgt in zijn ’68 Ford Mustang, de ultieme statusauto, de Dodge Charger van de slechteriken. Het heuvelige decor zorgt voor lanceringen en vonkenregens waar de grill langs het asfalt schraapt. Autofanaat McQueen, die ook in Le Mans (1971) achter het stuur zat, deed veel van het stuntwerk zelf. Helaas gaf het stadsbestuur hem geen toestemming om ook over de Golden Gate Bridge te scheuren.

The French Connection (1971; William Friedkin)

De achtervolgingsscène in The French Connection wordt algemeen beschouwd als de beste in de filmgeschiedenis. En dat terwijl veel van het stuntwerk niet in het script stond en toevallig totstandkwam. Want hoewel regisseur William Friedkin vijf blokken in The Bronx had laten afzetten toen hij er ging filmen, was de vrouw met kinderwagen een toevallige passant die bijna tot asfaltpizza werd gedegradeerd. Wel zorgvuldig geregisseerd was de scène waarin de achtervolging zich verplaatst naar een dubbeldeks spoorbrug en een metro zich met denderend geraas in het gemotoriseerde kat-en-muisspel mengt. Veertien jaar na dato probeerde Friedkin zijn kunstje nog eens te overtreffen met To Live and Die in LA, maar het niveau van The French Connection haalde hij niet meer.

The Italian Job (1969; Peter Collinson en 2003; F. Gary Gray)

Deze oplichtersfilm bewees dat je voor een goede achtervolging niet per se de meest robuuste benzineslurpers hoeft in te zetten. Michael Caine is de aanvoerder van het stelletje slimme rovers dat in Mini Coopers door Turijn slalomt. Tijdens de grootste Italiaanse verkeersopstopping aller tijden razen de racemonstertjes over trottoirs, trappen en zelfs daken. In de recente remake zijn de oude Mini’s vervangen door het hippe model van nu en wordt er voornamelijk geracet in Los Angeles. Spectaculair zijn de scènes waarin het trio wagentjes de metro induikt en er via het spoor en rioolbuizen met de buit vandoor gaat. In het begin van de film wordt nog eens het underdogkarakter van het gekozen vervoermiddel onderstreept als Charlize Theron haar Mini tussen twee reusachtige SUV’s parkeert.

Gone in 60 Seconds (1974; H.B. Halicki en 2000; Dominic Sena)

De originele versie van deze film blonk uit in belabberd acteerwerk, foute kapsels en lelijke mensen. Maar de gemotoriseerde drijfjacht van maar liefst veertig minuten is hoogstwaarschijnlijk de langste in de filmgeschiedenis. Niet minder dan 93 auto’s waren na afloop rijp voor de schroothoop. Gone in 60 Seconds is een pure autofilm waar de snelheid vanaf spettert. Helaas kan niet hetzelfde gezegd worden van de remake uit 2000 met Nicolas Cage. In plaats van 48 zeldzame auto’s in een week tijd moet Cage nu 50 bolides in 24 uur bij elkaar stelen om zijn broer uit handen van een enge crimineel te redden. Het acteerwerk is klassen beter dan in het origineel en de acteurs glimmen even hard als de wagens waar ze in rijden. Alleen jammer dat de stuurmanskunst nergens op lijkt.

The Blues Brothers (1980; John Landis)

‘It’s 106 miles to Chicago, we’ve got a full tank of gas, half a pack of cigarettes, it’s dark and we’re wearing sunglasses.’ Grappiger dan dit startschot voor een extreem destructieve achtervolging worden ze niet gemaakt. De climax van The Blues Brothers is een waar carnaval van kettingbotsende politiewagens, aan flarden gereden campers en tot schroot vermalen snelwegvulling. Het aantal auto’s dat de vernieling in wordt gereden is alleen te vergelijken met de body count in Arnold Schwarzeneggers Commando. Van de opgevoerde politiewagen die dienstdoet als Blues Mobile zijn er tijdens de opnamen dertien gebruikt. Het exemplaar waarmee Jake en Elwood in het begin van de film over een openstaande ophaalbrug springen, kon na die scène worden afgeschreven. Hetzelfde geldt voor de wagen waarmee ze later door een winkelcentrum heenrijden, een spoor van gesloopte etalages achterlatend.

Mad Max: The Road Warrior (1981; George Miller)

Mel Gibsons doorbraakfilm Mad Max (1979) is waarschijnlijk de goedkoopste car chase movie ooit. Vanwege het lage budget van minder dan een miljoen dollar moest twintig procent van de achtervolgingsscènes worden geschrapt. Kosten werden nog verder gedrukt door de inzet van afgedankte politiewagens en tweedehands fabrieksmodellen van onder andere de Ford XB Falcon en HQ Holden Monaco. In de sequel figureren allerhande uitzinnige buggy’s, dragsters en verbouwde tanks van de psychopathische wegpiraten, die op zoek zijn naar schaarse brandstof in een postapocalyptische wereld. In de finale wordt de held, die een vervallen tankwagen bestuurt, achtervolgd door een zwerm van dit soort hobbyvoertuigen. En die vliegen bij bosjes over de kop of worden vermalen onder de wielen van Max’ truck.

Terminator 3 (2003; Jonathan Mostow)

In de categorie ‘lompe achtervolgingen’ scoort het derde deel van de Terminator-reeks zeer hoog. De moorddadige TX zit Arnold Schwarzenegger en zijn protégé op de hielen in een kraanwagen van ruim 40 ton. De orgie van verkeershooliganisme die het gevolg is, komt geheel op het conto van een nietsontziende rijstijl. Rijdend onder het motto ‘waarom ergens omheen als ik er ook door kan’ transformeert de achtervolgende truck een paar stadsblokken in een smeulende ruïne. Andere weggebruikers zien hun trouwe bakkies platgewalst of bruut in een permanente parkeerplaats geslingerd worden. Absoluut hoogtepunt is de slowmotionsalto die de kraanwagen aan het slot van de actiesequentie maakt.

The Cannonball Run (1981; Hal Needham)

Scenarist Brock Yates organiseerde als redacteur van Car & Driver cross country rallies, genaamd The Cannonball Run. Nadat de laatste in 1978 was verreden, schreef hij een filmscript met dezelfde titel. De prent was oorspronkelijk bedoeld als serieuze racefilm met Steve McQueen, maar toen die plotseling stierf kreeg Burt Reynolds de hoofdrol en werd het een hogesnelheidskomedie. De formule leunt op The Gumball Rally (1976) en Smokey and the Bandit (1977) maar is nog meer over the top. Veel van de vehikels in de film hebben in het echt ook aan de race meegedaan. De ambulance van een van de personages is dezelfde als die waarmee Yates en regisseur Hal Needham ooit dwars door de VS crosten. Zij haalden de finish toen overigens niet. Een sleepwagen bracht ze naar de eindstreep.

Matrix Reloaded (2003; Andy & Larry Wachowski)

De veertien minuten durende achtervolgingsscène in het tweede deel van The Matrix herdefinieert het metier van de car chase. Terwijl de hoofdpersonen van motorkap naar motorkap springen, buitelen honderden auto’s over elkaar. De kijker wordt in de snelheidstrip meegezogen door een camera die onder vrachtwagens door duikt en scherpe zwenkingen maakt. En dan maakt het hele circus nog een draai van 180 graden, om in tegengestelde richting het verkeer onveilig te maken. Een groot deel van deze hoogst spectaculaire sequentie komt uit de computer, maar het ziet er levensecht uit. De gebroeders Wachowski hebben voor deze scène niet voor niets dertig miljoen dollar uitgetrokken om een twee kilometer lange zesvaksweg na te bouwen.

2 Fast 2 Furious (2003; John Singleton)

Vergeet plot en dramatische ontwikkeling, deze film draait enkel om exotische racemonsters. Regisseur John Singleton greep het verhaaltje over straatracers in strijd met een drugsdealer aan voor een exposé over stikstofoxide-injectiemotoren. Tijdens de opnamen speelde hij urenlang het computerspel Gran Turismo om in de juiste stemming te komen. In de film zelf beperkt hij de digitale effecten tot een revolutionaire scène waarin hij de camera door de ingewanden van een verbrandingsmotor laat schieten. De stuurmanskunst op straat is allemaal ouderwets stuntwerk, hoewel er soms nodeloos veel geschakeld wordt en om niks van rijstrook wordt gewisseld. Met extreme zoomshots en trillende camera’s weet 2 Fast 2 Furious wel perfect het gevoel van snelheid over te brengen. Ook al gaan de snelheidsmeters doorgaans niet verder dan 90 mijl per uur, een tempo waarvoor je op de Duitse autobahn naar de rechterrijstrook wordt geblazen.

Door Edo Dijksterhuis

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content