Het succes van de Junkie XL behandeling van A Little Less Conversation bewijst het: 25 jaar na Elvis’ dood blijven zijn songs verder leven. Zijn songs, jawel. Al schreef hij er nauwelijks zelf, Elvis kon als geen ander zijn persoonlijke stempel op een nummer drukken. Tien essentiële Elvis-songs, in chronologische volgorde.

That’s All Right (Arthur Crudup) – 1954

Als de 19-jarige vrachtwagenchauffeur Elvis Presley bij Sam Phillips, eigenaar van de kleine Sun studio in Memphis, een proefopname maakt, wil de sessie aanvankelijk niet vlotten. Uit lichte frustratie én naïef enthousiasme schudt Elvis tijdens de koffiepauze een indringende versie van That’s All Right uit de pols. Hij zet de bluessong van Arthur Crudup, inclusief de tekst, compleet naar zijn hand. Phillips staat ervan versteld dat die blanke, onervaren slungel, die voordien enkel ballads zong, zoveel gevoel in het nummer steekt. Heel spontaan vindt Presley zijn eigen stijl: een vloeiende hybride van R&B en country.

Mystery Train (Herman Parker/Sam Phillips) – 1955

Junior Parker schreef het, samen met Sam Phillips, in 1953 als een trage, donkere blues. Blues geworteld in de blanke gospelcultuur – het duo vond inspiratie bij jaren ’30-klassieker Worried Man Blues van The Carter Family – en bijgevolg geknipt voor Elvis. Hij vertolkt Mystery Train nijdig, met zoveel vuur dat hij de inhoud een heel persoonlijke draai geeft. Scheen Junior Parker zich in het origineel met een zekere hulpeloosheid bij zijn lot neer te leggen, Presley spartelt tegen, als een duivel in een wijwatervat.

Heartbreak Hotel (Mae Boren Axton/Tommy Durden) – 1956

Colonel Parker, de manager aan wie volgens sommigen Elvis zijn ziel verkocht, versiert voor zijn artiest een contract bij grote platenfirma RCA. Heartbreak Hotel is de eerste plaat die er verschijnt, de eerste ook die de gouden status behaalt. Samplen bestaat op dat moment nog niet, wat niet wil zeggen dat er niet zou worden gepikt. De rollende pianoklanken worden schaamteloos gekopieerd van Dreaming Blues van Roy Brown. Componisten Axton en Durden bieden Heartbreak Hotel eerst aan countryduo The Wilburn Brothers aan maar dat wijst het af wegens té neerslachtig. Voor Elvis geen bezwaar: hij kan zich perfect in dit beklemmend verhaal vinden. Rond de release van Heartbreak Hotel treedt Presley voor het eerst op tv op. De reacties zijn verdeeld: de vrouwelijke fans vallen voor zijn heupbewegingen, de moraalridders verketteren hem.

Blue Suede Shoes (Carl Perkins) – 1956

Omdat hij voordien vooral in de countryhitlijsten had gescoord, werd Elvis na de overstap naar RCA overgelaten aan de zorgen van A&R verantwoordelijke van de countryafdeling Steve Sholes. Die weet met de rockende Elvis geen raad. Heartbreak Hotel had bij hem al twijfel gezaaid: hoe moest hij dit als country verkopen? Voor de release van Blue Suede Shoes is Sholes nóg zenuwachtiger, zeker omdat Carl Perkins er voor Sun al een millionseller mee had geoogst. Misschien heeft RCA de verkeerde artiest van Sam Phillips overgenomen? Blue Suede Shoes is echter typisch Elvis: te nemen of te laten en net daarom, in al zijn bravoure, bijzonder aantrekkelijk. Presley kondigt het op concerten zelf aan als ‘ a song that says you can do anything – but don’t. Just don’t.’

Hound Dog (Jerry Leiber-Mike Stoller) – 1956

Jerry Leiber en Mike Stoller zijn joodse jongens van de Oostkust die in hun jeugd de R&B kregen ingelepeld. Hound Dog belandt via bandleider Johnny Otis bij de zwarte zangeres Willie Mae Thornton. Elvis overklast haar versie door nog wat aan de song te sleutelen. Hij past het tempo aan, met die wonderlijke dreun van een drum fill op het einde van elke strofe. Een voor de fifties uniek nummer: onstuimig, grappig en tegelijk een eenvoudige ‘filosofieles’, zoals Presley het zelf verwoordde. Leiber & Stoller kregen heel wat kritiek van hun communistische vrienden, ze zouden de zwarte muziek hebben ‘misbruikt’.

Trying To Get To You (Charles Singleton/Rose Marie McCoy) – 1968

Een opmerkelijk ingetogen Elvis. Het elegante Trying To Get To You werd in een uitgekiend arrangement, met Elvis aan de piano, in ’55 al eens in de Sun studio vastgelegd. Die versie zou pas 20 jaar later boven water komen. Roy Orbison luisterde overigens naar die nooit verschenen demo toen hij een jaar later zíjn interpretatie opnam. Dertien jaar na de eerste poging hernam Elvis het nummer, als boodschap aan zijn fans: het was zijn manier om hen te vertellen hoe hard het was geweest om zijn weg terug te vinden naar het podium, na zich acht jaar te hebben gewijd aan zijn weinig geslaagde filmcarrière.

Suspicious Minds (Mark James) – 1969

Paranoiavertelling op countryrock. Elvis heeft het bij de vierde take al in de definitieve vorm gegoten en eist het coauteurschap op. Producer Lincoln ‘Chips’ Moman wil daar niet van weten en dreigt de geheide hit aan iemand anders te geven. Colonel Parker bindt uiteindelijk in, uit schrik een groot succes mis te lopen. Daar krijgt hij geen spijt van. Suspicious Minds loodst Elvis voor het eerst in zeven jaar weer naar de eerste plaats van de hitparade en siert het schitterende comebackalbum From Elvis In Memphis.

In The Ghetto (Mac Davis) – 1969

Als Elvis voor het eerst de tape van In The Ghetto hoort, voelt hij zich onzeker. Dit is immers overduidelijk een geëngageerd nummer en daar waagt hij zich in principe nooit aan. Chips Moman van American Studios past weer een van zijn sluwe trucjes toe. Hij vertelt voor zijn neus weg dat hij het dan wel zal doorspelen aan Roosevelt Grier, een ex-American-football-ster die hij net getekend heeft. Omdat de entourage van Presley in de kansen van de song gelooft, wordt de zanger toch aangepord om er zijn tanden in te zetten.

Burning Love (Dennis Linde) – 1972.

Eindelijk omarmt Elvis weer de rock-‘n-roll. Vet en groezelig, zoals het hoort: ‘ it’s coming closer, the flames are now licking my body’. Zijn meest opwindende single sinds lange tijd, genuanceerd vertolkt. Het markeert een korte heropflakkering, want The King zit dan al serieus aan de pillen. Vocale steun krijgt Elvis van The Stamps, het gospelkwartet dat hij op zijn veertiende al bewonderde en dat tot zijn dood zijn achtergrondkoor zou blijven. Ze zingen zelfs op zijn begrafenis.

Always On My Mind (Wayne Carson Thompson/Mark James/Johnny Christopher) – 1972

De relatie met zijn echtgenote Priscilla loopt stilaan spaak maar Elvis grijpt dit nummer alsnog aan om de liefde van zijn leven de lof te zingen. Always On My Mind is een klassieker van onuitgesproken gevoelens. Het werd onbegrijpelijk verbannen naar de B-kant van de single Separate Ways. Postuum kwam het toch nog de glorie toe die het verdiende: Willie Nelson maakte er tien jaar later een tophit van, Presley bestormde er in ’97 postuum de charts mee en ook Mama’s Jasje (als Zonder Verhaal op de hommageplaat Elvis Belgisch), Pet Shop Boys en recentelijk nog Anton Walgrave coverden het.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content