‘Nadat ik in Polen het fenomeen groupies leerde kennen, had ik geen zin meer om in een Nederlands jongerencentrum voor 78 half geïnteresseerde toeschouwers te spelen.’ Tegenwoordig schuimt Thé Lau dan maar de Belgische kerken af met het orkest Prima La Musica. Gesprek over de belangrijkste jaartallen in zijn leven.

‘Thé Lau & Prima La Musica spelen De Tempeliers’

nu op tournee. MEER INFO : WWW.PRIMALAMUSICA.BE

1963 Blijde intrede van de minirok

Ik hoorde The Beatles voor het eerst op de radio in de auto van mijn grote broer. Ik was elf. Die dag zal ik nooit vergeten: het was herfst, het stormde en we reden langs de kust. Er waren op dat moment twee singles van The Beatles uit: She Loves You en I Wanna Hold Your Hand. Ik heb ze op de rit, die niet eens zo lang was, wel vijf keer gehoord. Omdat de muziek tot dan toe duf en saai was, leek het alsof er een bom insloeg. Zonder The Beatles zou ik het wellicht nooit in mijn hoofd hebben gehaald om zelf muziek te gaan spelen. Ik ben niet zo’n nostalgische ziel, maar die vroege jaren zestig blijven me dierbaar. The Beatles en The Stones, de minirok, James Bond, De Wrekers: de wereld kreeg een nieuw elan toen.

1974 With a little help from Bram

Neerlands Hoop had een gitarist uit mijn Noord-Hollandse dorp Bergen gepolst om bij hen te komen spelen. Hij ging niet op hun uitnodiging in, maar tipte mijn naam. Volgens mij redeneerde Bram Vermeulen: laat ons in plaats van een gevestigde muzikant een jonge gast nemen en hem in het diepe gooien. Ik verhuisde naar Amsterdam. Ik heb nooit verborgen dat ik niet zo dol was op cabaret. Daardoor botste het wel eens met Freek de Jonge – hij vond het niet zo leuk dat er achter hem iemand voelbaar zat te gapen tijdens een conference. (lacht)No hard feelings: ik kreeg een enorme buitenkans van ze. Ik begon bij Neerlands Hoop als een schoolbandjesgitarist en eindigde na vijf maanden toeren als een beroepsmuzikant. Vijf dagen per week spelen is nog iets anders dan thuis in je eentje zitten oefenen.

Door mijn contact met Bram ben ik op het idee gekomen om ook eens liedjes in het Nederlands te schrijven. Vroeger klonk iemand die in onze taal zong me bijna exotisch in de oren. Bram heeft me tot andere inzichten gebracht. Ik heb de voorbije twintig jaar al aardig wat vrienden moeten begraven, maar zijn plotse dood heeft me wel heel erg aangegrepen. Ik zat op Ibiza toen ik het nieuws vernam – ik werkte er aan een project met jazzfluitist Chris Hinze. Toen hij aan de ontbijttafel zei dat Bram overleden was, liep ik zonder een woord te zeggen – met een gebaar verontschuldigde ik me – naar buiten om van de klap te bekomen. Bram was een van de meest hartelijke en spontane mensen die ik ooit heb gekend.

1978 Bloed aan de paal

Neerlands Hoop ondernam een poging om het Nederlandse voetbalelftal te beletten naar Argentinië af te reizen voor het WK, als protest tegen het toenmalige dictatoriale regime in dat land. Voor de actie Bloed Aan De Paal zochten ze een begeleidingsgroep. Mijn toenmalige band had weinig om handen; wij sprongen dus graag in de bres. Plots stonden we voor volle zalen met een hoop tumult. Er kwamen studenten op af en er werd hevig gediscussieerd. Enfin, er kwam weer léven in mijn leven – dat was een enorme opkikker. Met die optredens in de grote steden wilden we wat stof doen opwaaien. Dat is ook gelukt. Ik stond volledig achter de goeie zaak. Ik leverde zonder morren mijn salaris in. De opbrengst ging integraal naar Amnesty International. Dat een topsporter een WK niet wil missen omdat hij het als een unieke kans beschouwt, kon ik nog begrijpen. Dat een schare supporters zich niets aantrok van de politieke situatie in Argentinië en koste wat het kost voetbal wou zien, daar had ik het moeilijk mee. Het was me van meet af aan duidelijk dat we het nationale team niet zouden kunnen tegenhouden – daarvoor is Nederland té voetbalgek – maar ik heb er toch nooit spijt van gekregen: we probeerden de mensen wat bewuster te maken.

1979 De push van punk

Ik kreeg maar met één popgroep datzelfde gevoel als ik destijds had met The Beatles, en dat waren de Sex Pistols. Tegen ’77 was de rockmuziek ingedut. De punk was de welgekomen wake-up call. Ik was in die tijd kind aan huis in de Paradiso in Amsterdam. Ik heb daar toen heel wat bands live gezien, onder meer de piepjonge en nog onbekende U2. Die vibe heeft me ertoe aangezet The Scene op te richten. In eerste instantie hadden we overigens een new-wave-signatuur, hoewel ik daar toen al te oud voor was. Ik wou hoe dan ook op de tijdsgeest inpikken. De joints gingen er bijgevolg uit. Ik weigerde nog met blowers te spelen. Voortaan werd er bier gedronken. Druggebruik tolereerde ik enkel als het speed betrof. (lacht) Door de push die punk gaf, werd door voortrekkers als Herman Brood plots heel anders met muzikanten omgegaan. Voordien waren groepen softe sociaal democratische organisaties. Herman zag in dat je niet te lullig mocht doen, en daar kon ik hem enkel gelijk in geven: wanneer een bandlid slabakte, moest hij vervangen worden. Dat heeft er helaas wel toe geleid dat, gezien Herman meer succes had dan ik, The Scene een soort doorgeefluik werd. Talent kwam via mij bij hem terecht; daar was ik niet onverdeeld blij mee.

1983 Feesten in Polen

Op mijn dertigste verjaardag nam ik me voor mijn ouders niet meer de schuld te geven van alles wat in mijn leven misliep. Het was een mooi moment om daar een einde aan te maken. Sindsdien knap ik af op mensen die hun tekortkomingen aan hun jeugd wijten.

In datzelfde jaar toerden we met The Scene, in het kader van een cultureel uitwisselingsprogramma, door Polen. We waren het veredelde voorprogramma van het plaatselijke Budka Suflera. Van hun muziek kreeg je het zweet in je handen: wereldvreemde, totaal verouderde, provinciale rock-‘n-roll, met uitstapjes naar traditionele muziek en allerlei grappen en grollen. Een gênante vertoning. Wat echter telde, was dat we plots voor duizenden mensen speelden – voor ons een ongekende menigte, omdat we gewend waren om voor tweehonderd man te staan in het clubcircuit. Toen besefte ik: dit is wat ik wil. De laatste avond stonden we in Warschau voor een uitzinnige massa. Overal zag je politie en Russische soldaten. Het ging er behoorlijk ruig toe. In Poznan mochten we niet optreden omdat daar het jaar voordien bij een concert van Budka Suflera drie doden waren gevallen. Er werd ontiegelijk veel wodka gedronken – het was een wilde bedoening. Ik ben daar trouwens een veel steviger drinker geworden. Toen we met de bus op weg waren naar Szczecin was de gitarist van Budka Suflera heel chagrijnig. Ik vroeg aan de drummer waarom hij zo uit zijn humeur was. ‘Dat komt omdat hij vanavond in die havenstad voor z’n liefjes zal moeten betalen’, legde hij uit. Ik maakte voor het eerst kennis met het fenomeen groupies. We waren altijd en overal omringd door meisjes. Het contrast één dag na de terugreis kon niet groter: we speelden weer in een jongerencentrum voor 78 half geïnteresseerde toeschouwers. Dáár had ik geen zin meer in – dat begon echt te knagen.

1984 Potje vindt deksel

Ik ontmoette de liefde van mijn leven, Marijke. Zij was een van de weinigen die toen in me geloofde. Ik herinner me dat iemand uit haar kennissenkring op me afstapte met de mededeling, ‘Ik weet niet wat Marijke in een loser als jou ziet.’ (lacht) Marijke werkte als tv-producer, en dat hielp me vooruit. In die hoedanigheid bracht ze immers concerten van grote sterren als Lionel Richie, Madonna en Prince in beeld. Ze vroeg iemand als Lionel Richie uit over hoe hij aan de top was geraakt. Het antwoord was steeds dat ze hun blik hadden gefixeerd op wat ze wilden bereiken en dat ze alles wat in de weg stond hadden geëlimineerd. Dat was volgens hen de enige manier om het te maken. Van die verhalen heb ik veel opgestoken. Intussen is Marijke mijn manager geworden. Eerst twijfelde ik: kan dat wel, je vrouw die tevens je zaken beheert? Maar nu kan ik me ook op professioneel vlak geen betere partner indenken. Door haar ervaring als tv-producer kent ze de muziekwereld door en door.

1991 Blauw breekt de ban

In de punkdagen regeerde de stoerdoenerij. De vrouwen- beweging stond toen even stil. Ik weet nog dat ik op een avond op het podium stond en inzag dat ik die jongens in leren jekker nooit zou overtuigen. Hun vriendinnen, dié moest ik hebben, en dan zouden zij wel vanzelf volgen. Die nieuwe manier van denken, mondde uit in dat ene lied: Blauw. Ik voelde dat het met dit nummer moest gebeuren. De single flopte aanvankelijk in Nederland; pas toen het in België een hit werd, sloeg het succes in eigen land alsnog toe. 1991 werd een gouden jaar. We sleepten een Edison in de wacht. Die prestigieuze prijs was een ijkpunt. Ik zag het als een triomf – je mag niet vergeten dat ik toen al 39 was.

The Scene werd naar het New York Seminar gestuurd. We hadden voor de gelegenheid een aantal nummers in het Engels vertaald en via Marijkes contacten bij MTV een aantal mensen uit de Amerikaanse bizz uitgenodigd. Het optreden draaide uit op een fiasco. Na drie nummers viel de stroom al uit. Eerst was ik er heel pissig om. Maar toen ik even later naar het donkere podium keek, met de rode lichtjes van de versterkers die niets deden, en dan dáárachter de immense zee van lichten van de Twin Towers zag, kreeg ik een lachstuip. En dan te denken dat we, net voor onze afreis, op Torhout/Werchter twee van onze meest memorabele shows ooit hadden gegeven. Nu was tien uur ’s ochtends niet met- een mijn favoriete moment om een podium op te kruipen, maar ik wist op voorhand: dit zijn cruciale shows. Ze konden ons maken of breken. Herman Schueremans had ons vooraf gescout – hij was ervan overtuigd dat we het aankonden. En ja, hoor: het publiek ging, ondanks het vroege uur, uit haar dak.

1996 Het theater ontdekt

The Scene lag in de winter drie maanden stil. Dat duurde me te lang. Toen ik het aanbod kreeg om een aantal avonden te verzorgen in een Amsterdams theater bij me om de hoek, twijfelde ik geen moment. Na afloop wist ik wel zeker: dit wil ik elke winter doen. In een theater heb je een publiek dat écht luistert. Hoewel ik heel hard zwoegde aan mijn teksten, gingen ze bij optredens met The Scene vaak verloren in het lawaai. De naaktheid van zo’n akoestisch concert, de speciale sfeer die in zo’n pluchen zaal hangt en het risico om af te kunnen gaan, spraken me heel erg aan.

2000 Literaire debuut

Ik kreeg stilaan het idee dat ik de enige songschrijver was die nog niet zijn verzamelde liedjesteksten had uitgegeven. Daarom stuurde ik een pakketje rond met een selectie teksten, illustraties en kortverhalen. De meest spraakmakende uitgeverij van Nederland – het jonge, felle en agressieve Vassallucci – reageerde onmiddellijk, iets waar ik nogal gevoelig voor ben. Oscar van Gelderen, de baas, is een heel doortastende man. Hij zei me dat ik voor die songteksten best ergens anders aanklopte, maar dat die verhalen hem wel interesseerden. ‘Kunnen we morgen afspreken?’ Het contract lag al klaar op tafel toen ik binnenkwam. Dat was een verademing, na de veeleer moeizame relatie die ik er met de toplui van platenfirma’s op na hield. Hij maakte duidelijk dat hij pal achter me stond, wat er ook zou gebeuren. Oscar gaf grif toe dat hij me wilde tekenen omdat hij hoopte dat mijn fans het boek zouden kopen. ‘Maar hou er rekening mee dat het in de pers vooral tégen je zal werken’, zo drukte hij me op het hart. In Vlaanderen vielen de reacties uiteindelijk heel goed mee – daar bleven de vooroordelen uit. In Nederland waren de critici daarentegen af en toe niet mals. Eén recensie begon met: ‘Als een rockzanger een boek gaat schrijven, moet het natuurlijk wél over rock-‘n-roll gaan.’ Waarom in godsnaam?

2003 Naar de kerk

Ik was er zelf een beetje door teleurgesteld dat ik er nog niet in was geslaagd een roman te schrijven. Op een dag ging ik winkelen met mijn vader, die intussen bejaard is. Ik vond de situatie zó hilarisch dat ik het tafereel thuis direct heb opgeschreven. Toen ik een tijdje later weer op dat verhaal botste en het uitprintte, kreeg ik door: als ik daar nog een scheut fictie aan toevoeg, heb ik een boek. Zo is Hemelrijk ontstaan. Ik wist dat de roman niet door iedereen begrepen zou worden. Het gaat over heel oude mensen, en ik heb bewust alle scènes heel traag beschreven. Hun leven ís namelijk heel langzaam, terwijl we in een tijd zitten waarin de mode bepaalt dat alles snel moet. Op een drinkgelag dat door enkele uitgeverijen was georganiseerd, kwam een gedistingeerde, grijze heer naar me toe. Hij zei: ‘Je hebt een van de beste boeken geschreven die dit jaar in Nederland zijn verschenen. Maar vergeet niet dat er een hoop mensen zijn die dat net níét leuk vinden.’

Vorig jaar deed ik ook nog twee gelegenheidsoptredens met het orkest Prima La Musica. Ik sta heel wantrouwig tegenover cross-over omdat het resultaat meestal een rariteit is: wel leuk, maar nooit écht mooi. De strijkersarrangementen op de laatste Scene-plaat Marlene hebben echter aangetoond dat het kán werken. Het orkest was zo enthousiast over die concerten dat ze vroegen om samen een tournee te ondernemen. Dat wou ik best, zeker als we in kerken zouden kunnen spelen. Omdat herinneringen aan begrafenissen in zo’n kerk vanzelf opborrelen, komen teksten over de dood dubbel zo hard aan. Ik ben niet gelovig, maar ik voel daar toch twee eeuwen zielen rondzweven. Een gewijde sfeer krijg je dan. De Tempeliers moet de mensen pakken. De haren op de armen moeten overeind. Ik ben tevreden over het project, precies omdat het niet als cross-over aanvoelt. We vormen een natuurlijk geheel. Dat orkest klinkt zo mooi dat ik me soms gegêneerd voel om als zanger in te vallen.

Door Peter Van Dyck Foto Charlie De Keersmaecker

‘In Polen werd ontiegelijk veel wodka gedronken – het was een wilde bedoening. Ik ben daar op tournee een veel steviger drinker geworden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content