‘Song Yet To Be Sung’ (Virgin)

‘Song Yet To Be Sung’ (Virgin)

Als voorman van Jane’s Addiction was hij het boegbeeld van rituele, van drugs doordrenkte muziek. Excentriek en brutaal, innoverend en bezwerend. Mijlenver verwijderd van het peloton zichzelf tot de alternative rock uitgeroepen acts. Perry Farrell werd een cultheld. Meer nog, hij werd er het cliché van. Tot Jane’s Addiction ten onder ging aan onmogelijke groepsspanningen, overmatig druggebruik en – wellicht ook – te weinig commercieel succes. Perry Farrell richtte Porno For Pyros op, waarmee hij iets meer het muzikale centrum opzocht. Waardering alom kreeg hij als stichter en bezieler van de grootse Lollapalooza-tournee, tot die door een overdaad aan concurrentie ook ter ziele ging.

Leek het vervolgens dat Farrell was ondergedoken, opgeleefd en uitgeteerd wachtend op een nabije dood, dan mag nu worden gewaagd van een echt offensief. Een verrijzenis, om het met een woord uit zijn eigen leefwereld te zeggen. Met een bijeengeroepen Jane’s Addiction speelt hij alweer spraakmakende concerten in Amerika, deze maand komt zijn eerste soloalbum Song Yet To Be Sung uit, en bovendien engageert hij zich om de moderne slavernij aan te klagen en – als het even kan – definitief de wereld uit te helpen.

Perry Farrell ontvangt in Hotel Costes in Parijs, vlakbij de chique place Vendôme. Weinig opvallend aan de buitengevel, binnenin des te pompeuzer. Een bekende pleisterplaats voor acteurs, muzikanten, schrijvers, modellen en lokale Madames de Pompadour wier enige betrachting het is het idee te hebben er zelf ook bij te horen.

Farrell is een hoog opgeschoten, benige, broodmagere kerel. Met een kin van marmer en een stevige handdruk. Het ingevallen gelaat verraadt een leven van roofbouw op het eigen lijf. Zijn genoegzame glimlach is die van een seriemoordenaar, zijn perverse oogopslag die van een psychopaat. Rond hem hangt een walm van patchoelie, eucalyptus en wierook. Na de eerste wankele, weloverwogen woorden, blijkt hij snel een aimabel en bovenal intelligent en spiritueel persoon, met een rotsvast geloof in de bijbel, waaruit hij gaandeweg passages citeert. Farrell is een aparte man met een universele missie.

Je bent een tijd uit de running geweest, maar met ‘Song Yet To Be Sung’, je eerste soloplaat, maak je toch een erg eigentijdse cd.

Perry Farrell: Dat ik de afgelopen vijf jaar niets heb opgenomen, betekent niet dat ik een nutteloos leven heb geleid. Ik heb vooral veel naar muziek geluisterd. Veel research gedaan in platenwinkels waar je massa’s muziek vindt die je nooit op de radio hoort. Ik vind dat het medium radio is opgedroogd. Het zit muurvast. Vergelijk het met verkeersfiles. Tegenwoordig brengen zodanig veel mensen een plaat uit, dat ze allemaal staan te dringen om die ene rijstrook richting radio op te rijden. En om op de radio te komen moet je muziek maken volgens een bepaalde formule. Daar word ik kwaad van. Precies dáárom is radio voor mij geen medium meer om boeiende muziek te ontdekken. Ik trek me liever terug in stoffige winkeltjes, tussen het vinyl.

Zoek je dan vooral naar interessante muziek uit het verleden, of ook naar nieuwe trends, nieuwe evoluties, nieuwe acts?

Farrell: Beide. Gooi traditie nooit overboord. Traditie gaat hand in hand met innovatie. Wat je nu muzikaal kunt produceren met computers is verbazingwekkend. Maar als je het niet combineert met de traditionele instrumenten en de stem van iemand van vlees en bloed, dan krijg je geen lijfelijke muziek. Ik heb zelf de jongste tijd veel naar elektronische muziek geluisterd, ik ben ook dj geweest en heb toen de magie van draaitafels ontdekt. Fantastisch welke mogelijkheden die je bieden, maar ik ging al snel het organische van echte instrumenten missen, en vooral het samenspelen met mensen. De combinatie van al die elementen, dat is zoiets als het aansteken van de lont van het meest indrukwekkende vuurwerk. De dood van Joey Ramone heeft in dat verband mijn ogen geopend. Dat het plezier van samen te kunnen spelen met andere mensen, zoals een kind voetbal speelt met zijn vrienden, mateloos belangrijk is. Laten we dus maar genieten van de mensen die authentieke muziek maken. Joey was zo iemand. En zo’n schat. Dat die andere Ramones nu nooit meer met hem samen kunnen spelen, dat moet een vreselijk gevoel voor ze zijn.

Heb je hem persoonlijk gekend?

Farrell: Jazeker, niet dat ik heel close met hem was, maar we kenden mekaar al lang. De eerste tournee van Jane’s Addiction was het voorprogramma van The Ramones, als ik me goed herinner.

Je bent misschien niet zozeer beïnvloed door hun muziek, maar wel door hun attitude?

Farrell: Absoluut. Wat ik hen benijdde, was het volstrekte vrijheidsgevoel dat ze uitstraalden. Toen besefte ik dat ik zélf de stappen moest zetten om me helemaal vrij te voelen. De energie die ze etaleerden, vond ik ook ongelofelijk. Een positieve energie, die je tot dansen aanzette, niet tot vechten, want er was niks agressiefs aan The Ramones. Het is de meest romantische punk die ooit is gemaakt.

Ze zongen wel voortdurend over dingen die ze niét wilden doen.

Farrell: Ja, maar daarmee spraken ze de jeugd aan. Als je zestien bent, wil je niet naar school. Echt niet. Maar The Ramones waren geen zeurpieten. Ik ben negativisme, cynisme en aanhoudend geweeklaag beu. Stop met emmeren en zoek een oplossing. Dát moet je doen.

Dat is heel nobel, maar is het ook realistisch? We worden dagelijks geconfronteerd met onrecht, armoede, honger. Je bent zelf actief in de beweging die moderne slavernij aanklaagt. Een oproep tot positivisme, ook op je nieuwe album, lijkt dan contradictorisch.

Farrell: Helemaal niet. The Jubilee heeft mijn leven veranderd. Een goede vriend van mij heeft zich toegelegd op de studie van het Hebreeuws en de hele joodse cultuur die ermee samenhangt. Ik heb zelf joodse roots. Hij riep mij op om te participeren aan een Jubilee over heel de wereld. De initiële aanzet daartoe staat in de bijbel. Elke 50 jaar moeten we wereldwijd vrijheid, verlossing en vergiffenis uitdragen. Zo zal elke generatie dat doen. Het moet één groot feest worden, waarbij muziek een vooraanstaande rol speelt. In de bijbel worden zelfs de instrumenten en de middelen daartoe gesuggereerd: de fluit, de harp, de trom, zang en dans. Er wordt ook opgeroepen tot teruggave van eigendommen aan wie ze toebehoorden, en tot het bevrijden van gevangenen.

Ik had aanvankelijk ook moeite met de idee van een groot feest, een universele viering. Want wat valt er te vieren?! Ik kon het niet in harmonie brengen met de ellende die er het onderwerp van is. Maar na lange zelfstudie en meditatie ben ik gaan beseffen dat het erkennen van je eigen vrijheid, het vieren van je eigen geluk en geestesleven door middel van dans en muziek, inhoudt dat je daarmee ook anderen de kans geeft om hetzelfde te doen voor zichzelf. Alle mensen zijn gelijk en moeten vrij zijn, dat is waar het in dit leven om draait. Maar het moet bij jezelf beginnen en automatisch draag je het dan over op je medemensen.

Je bent actief in de strijd tegen moderne vormen van slavernij, zoals kinderarbeid, mensenhandel, gedwongen prostitutie, het grote vluchtelingenprobleem. Zijn dat geen problemen die moeilijk te visualiseren zijn, en daardoor minder mensen aanspreken? De Vietnam-oorlog was destijds veel telegenieker…

Farrell: Het komt langzaamaan toch op televisie. Gisteren nog zag ik op CNN een bijdrage over 25 miljoen vluchtelingen in Soedan. Ik noem dat geen vluchtelingen. Voor mij zijn dat slaven. Stel je voor dat ze je buren uit hun huis zouden verdrijven, dan stond heel België op zijn kop. En terecht. Maar om die 25 miljoen kraait geen haan. Daar kom ik nu voor op. Ik kan in een hoek zitten kniezen omdat George W. Bush onze president is. Maar ik laat hem mijn leven niet bepalen. Net zo min als andere mensen. Zelfs mijn eigen ouders hebben nooit die kans gekregen. Mijn leven is te mooi om het te laten verknoeien door wie dan ook.

Hoe verloopt de actie concreet? Gaat het om het verzamelen van fondsen, of meer – in de traditie van Amnesty International – om het schrijven van brieven, en regeringen onder druk zetten om iets aan de situatie te doen?

Farrell: Ruw geschat kost het vrijkopen van één slaaf 50 dollar. Op mijn concerten is er altijd mogelijkheid om te storten. Ik heb macht. Als ik speel voor 20.000 mensen, en iedereen geeft 1 dollar, dan kan ik daar 400 mensen mee bevrijden.

Dat klinkt simplistisch. Biedt dit soort van liefdadigheid de oplossing?

Farrell: We zouden allemáál aan liefdadigheid moeten doen. Dat zit ons allen in het lijf, daar ben ik van overtuigd. Als je het niet doet, gaat een deel van je psyche protesteren, en zit je met een gespleten lichaam. Zo voel ik het aan. Laat je bezorgdheid zien aan de anderen, lijd een heel klein beetje mee met hen die zoveel méér lijden. Of het de problemen oplost, laat ik in het midden, maar het is tenminste een begin, het is iets.

Beschouw je je concerten, hetzij als Perry Farrell solo, hetzij als zanger van Jane’s Addiction, als een ritueel waar een groep gelijkgezinden samentroept om iets of iemand te eren of te vieren?

Farrell: Zo zou je het kunnen stellen, ja. Maar met Jane’s Addiction en met de Lollapalooza-tournee was het dat te weinig eigenlijk. Achteraf beschouwd, had ik dat méér gewild, en heb ik kansen gemist. Jane’s Addiction en Lollapalooza waren beide op hun manier een groot feest, maar zonder een boodschap. Had ik de Amerikaanse jeugd toen maar iets bewuster kunnen maken, want er was veel voor hen om tegenin te gaan. Slechte films, rotmuziek, prestatiedrang op school, haat, nijd, onverdraagzaamheid, noem maar op.

Lollapalooza was een mooi project, maar het is na enkele jaren hoogconjunctuur op relatief korte tijd doodgebloed. Hoe kwam dat?

Farrell: De bron was opgedroogd. De muzikanten en artiesten met wie ik wilde werken, waren stilaan op. En de strijd met andere festivals was te groot. Anderen gingen ons kopiëren, op de duur waren er een stuk of vijf festivals die op het systeem van Lollapalooza waren geënt. En dat ging ten koste van de originele versie. Ik wil niet de vijfde in rang zijn. Dus kon ik me maar beter terugtrekken, om eventueel later met een verjongd, nieuw en fris idee aan te komen. Bovendien is er nu TheJubilee, ook een festivalgegeven waaraan ik wil deelnemen, met een boodschap, met een missie, die je gerust liefdadigheid mag noemen. Daar heb ik geen moeite mee.

Het vieren van ‘The Jubilee’ zou inderdaad gepaard gaan met een groot festival in Israël. Maar dat lijkt er vooralsnog niet te komen.

Farrell: Helaas niet, nee. Het plan was om dat in mei te doen. Ik heb in die periode voor The L.A. Times een artikel geschreven om het festival aan te kondigen, maar net in die uitgave stonden op de voorpagina berichten over terrorisme in Israël, waardoor The Jubilee op de achtergrond kwam te staan. Maar nogmaals, ik zal ook terreur niet de kans geven om mijn missie om zeep te helpen.

Het is wel een symbolische plaats voor het festival.

Farrell: Omdat het de plaats is waar het concept van The Jubilee ontstaan is. De 50-jarige cyclus is begonnen toen de Israëlieten de Jordaan overstaken.

Joden nemen in veel echelons van de samenleving een voorname plaats in, zijn vaak sleutelfiguren geweest, zowel in kunst als politiek en in het economische establishment. Dat is opvallend, gezien hun numeriek relatief beperkte omvang, wereldwijd. Heb je daar een verklaring voor?

Farrell: Ik zou dat durven wijten aan de joodse literatuur. Hebreeuwse boeken zijn zo krachtig en invloedrijk. Het Hebreeuwse alfabet is op dezelfde structuur gebaseerd als DNA. Door het Hebreeuwse alfabet kan je wetenschap verklaren, het heeft een structurele band met wiskunde, met muziek. Er bestaat een boek dat letterlijk The Book Of Formation heet, ik heb het hier bij me. Wat erin staat, moet worden doorgegeven. Jezus zelf was in die zin een uitstekend leermeester. Hij wilde zijn kennis, zijn filosofie met de wereld delen. Dat wil dit boek ook. En als je een goed boek leest, gaat je geest excelleren, niet? Daarom heb ik het altijd bij me.

Je bent met zoveel dingen bezig dat we het nauwelijks over je nieuwe plaat hebben gehad. Stoort dat je niet?

Farrell: Nee, want ik beschouw mijn plaat niet als een verzameling van liedjes, maar meer iets als levend theater, een soort microkosmos. Song Yet To Be Sung staat ten dienste van mijn filosofie, is een veruitwendiging van mijn standpunten, mijn manier van leven, mijn visie op leven en spiritualiteit. Het maakt er deel van uit. Dus praten over The Jubilee en over de moderne slavernij is per definitie praten over mijn nieuwe album.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content