En ’t leek nog wel zo’n gezellige peer, kroonprins Dipendra van Nepal. Beetje mollig, aarzelend snorretje, danste als ik me niet vergis, een trage met Fabiola op het huwelijksfeest van Flip en Tilde. Dat ze het nooit van hem verwacht hadden, zeiden zijn vrienden achteraf. Maar dat zeggen ze altijd als iemand een kalasjnikov bovenhaalt en driekwart van zijn familie overhoopschiet. Omdat hij, bijvoorbeeld, niet mag trouwen met zijn lief. Een triestige affaire die ik zeker niet opnieuw zou oprakelen als VTM onlangs geen reconstructie van de feiten gebracht had. Met bloedstollend commentaar van ooggetuigen die de slachting ternauwernood overleefd hadden. In Royalty, nota bene, een programma waarin het meest schokkende item doorgaans een von und zu is die van zijn/haar paard dondert. Om kwart voor zeven op zondagavond, bovendien, als het modale Vlaamse gezin aan de avondboterham zit. Toen het hoofd van de Nepalese koningin uiteenspatte, smaakte mijn tijgertje met américain ineens iets minder lekker.

Televisie als knuffeldekentje tegen kommer en kwel? Vergeet het, zelfs de gespecialiseerde zenders laten het afweten. Vitaya? Facelifts en liposucties alsof u er zelf bij bent; de weggezogen blubber gutst over het scherm. National Geographic? De agonie van hulpeloze robbenjongen, ten prooi aan boulemische zeeleeuwen. De EO dan? Daar kun je kiezen tussen Niets meer te verliezen, gesprekken met stervenden, of Het zal je maar overkomen over mensen met een enge ziekte. Wezenlijk, maar je wordt er niet meteen vrolijk van. Net zo min als van opblaas-Palestijnen en stront in het spuitwater.

Een suggestie voor de makers van televisiebladen: zet een grote T naast de programma’s die je heel eventjes in een luchtbel van zorgeloosheid katapulteren, de T van troosttelevisie namelijk. Voor mij perfect van toepassing op Hollywood Greats op BBC 1, gepresenteerd door Jonathan Ross, een ex-straatschoffie in een Paul Smith-pak die zo hard zijn best doet om als Michael Caine te praten dat hij er een spraakgebrek aan overgehouden heeft. Zodat een recente aflevering over Dowis Day ging, die in Pillow talk iets moois had met Wock Hudson. Toen ‘gay’ nog blij betekende in Hollywood.

Die met haar blotebillengezicht, zo noemde mijn vader Doris destijds, wat ik een tikkeltje gemeen vond, vooral omdat ik stiekem Doris Day wilde worden als ik groot was. Vijf jaar later wilde ik Joan Baez worden, maar dat is weer een ander verhaal. Pittige Doris, met haar sproeten en grote witte tanden, was het idool van mijn prille jeugd, toen mijn ouders me ’s avonds meenamen naar de Roma of de Corso of een andere buurtcinema met een exotische naam. Zomaar midden in de week, na de vaat, wat meestal betekende dat we in de helft van de film binnenkwamen. Maakte niet uit, na The End bleven we gewoon zitten voor de eerste helft. Een heleboel dingen waren toen gewoon, geluk niet het minst.

Doris had schoenen in de kleur van haar jurk en een geruit hoofddoekje als ze ging fietsen. En een glitterjurk en een bontstola als ze uitging met Rock, Rod of Cary. Die haar na één zwijmelende kus keurig aan de voordeur afleverden, waarna ze in een kuise pyjama in een smachtende evergreen uitbarstte. Als ze niet gekibbeld hadden, tenminste, zodat ze met dat kribbige loopje van haar over het scherm kon benen. ‘ I knew Doris before she was a virgin‘ beweerde de pianist Oscar Levant ooit. In het echte leven had Doris een gruwelijke smaak qua mannen die maakte dat ze achtereenvolgens trouwde met een psychopaat, een overspelige leegloper en een zwendelaar, die haar hele fortuin erdoor jaagde. Maar toch, ‘ a wonderful gal‘, zoals ex-tegenspeler Howard Keel het uitdrukte. Een grand canyon van rimpels en groeven onder een overmoedige Stetson. ‘ Wat is die vent oud geworden!‘, hoort er dan iemand te roepen, met een mengeling van voldoening en mededogen in de stem. Ook dat is troosttelevisie. De cynicus naast mij op de bank vond Doris Day ‘ de wereldkampioene truttigheid achter derny’s‘. Sommige mensen zijn de troost voorbij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content