TE VEEL TOEKOMST

JOOST VANDECASTEELE, auteur van onder meer Massa en Vel, stilt met een maandelijkse column zijn innerlijke nerd.

Internet kan een grote enge plek zijn – zeker als je afwijkt van de geijkte Google-paden – een netwerk gevuld met de goorste gedachten en de meest gewelddadige beloftes, een plek waar de pervert en de paranoïcus zich verschuilen in virtuele achterkamertjes en elkaar nog zotter krijgen. Heel soms duikt iets uit die donkere diepte op aan de oppervlakte, daar waar de meeste internetbezoekers ronddobberen, en is er een kortstondig contact tussen die anders twee gescheiden realiteiten.

Meestal gebeurt dat via een simpele mail uit Nigeria vol schrijffouten, bedoeld om de ontvanger op te lichten. De vele fouten hebben niks te maken met een gebrekkige kennis van het Engels, maar zijn een bewuste strategie om al vooraf te selecteren. Een mail is snel opgesteld en verstuurd. Het echte tijdrovende werk begint van zodra iemand antwoordt. Zij met een minimum aan achterdocht zullen nooit geld geven, terwijl zij die zelfs na een slecht opgestelde mail van een zogezegde bankier geïnteresseerd blijven misschien wel lichtgelovig genoeg zijn om iets te storten. Daarom blijft het beste verzet tegen deze scammers wel antwoorden en hen zo massaal veel tijd laten verliezen. Een beetje zoals op de derde rijstrook blijven rijden voor een Audi-eikel. In beide gevallen levert het niks op, behalve wat doodsbedreigingen, maar het irriteert hen in elk geval mateloos. Een betere beloning bestaat haast niet.

MAAR HEEL SOMS KOMT DUS IETS ANDERS BOVENDRIJVEN OP HET wereldwijde web en wordt het een heerlijk mysterie gedeeld en onderzocht door velen. Zoals de urban legend over hoe in 1996 200 Japanse kinderen zelfmoord hebben gepleegd na het spelen van Pokemon, wegens een specifieke hoge toon in een bepaald level. Of deze tijdloze klassieker: de wonderlijke verschijning en verdwijning van John Titor, tijdreiziger.

Ah, tijdreizen. De favoriete fantasie van Hitlerhaters en luie Hollywoodscenaristen. Een praktijk die de goegemeente als onmogelijk beschouwt, wat sommigen op hun beurt interpreteren als ‘nog niet mogelijk’ – en hen ertoe aanzet om online te zoeken naar sporen van toekomstige toeristen. De eerlijkheid gebiedt me te vermelden dat John Titor die speurtocht weinig moeilijk maakte door zelf luidop te beweren dat hij uit 2036 kwam, wat niet echt een garantie van geloofwaardigheid lijkt. Een beetje zoals iemand die ongevraagd een gesprek opent met: ‘Ik ben helemaal niet geil.’ Het kan kloppen, maar je zet toch een stapje achteruit.

Maar ondanks Titors twijfelachtige outing in januari 2001 en zijn beslissing om, als bezoeker uit een technologisch toch superieure toekomst, eerst gewoon twee faxen naar een radioprogramma te sturen, werd zijn claim to future fame wel serieus genomen. Voornamelijk vanwege zijn grondige kennis van quantumfysica en bepaalde technische details van zijn tijdmachine die hij op messageboards deelde. Dat dat teletijdsding geïnstalleerd was in een auto en daardoor iets te veel leek op de DeLorean uit Back to the Future, ondermijnde dan weer zijn beweringen. Net als zijn voorspellingen dat in 2004 in de VS een burgeroorlog zou uitbreken (is me toen niet opgevallen, maar ik kwam weinig buiten dat jaar) en in 2015 een nucleaire wereldoorlog (nog een half jaar de tijd daarvoor).

Maar één bewering onderscheidde hem wel van alle andere zelfverklaarde tijdreizigers – zeker van mijn vroegere buurman Bob, die beweerde uit het jaar 2088 te komen, waar betasten van kinderen een officieel erkende sport is. John Titor meldde dat hij eerst naar het jaar 1975 was afgezakt om daar een welbepaalde IBM-computer op te pikken. De reden daarvoor was de fameuze 2038-bug, de ware catastrofale millenniumbug, aangezien alle computers sinds 1970 elke seconde aan het tellen zijn, in dat jaar een maximum zullen bereiken en vervolgens vanaf nul zullen herbeginnen. De computer in kwestie zou dat probleem kunnen verhelpen, iets wat IBM-specialisten ook bevestigden. Maar – nu komt het – in 2001 had nog niemand van de 2038-bug gehoord.

Of toch bijna niemand. Referenties ernaar werden later wel ontdekt in obscure publicaties van retrocomputingexperts, verschenen vóór John Titor opdook. Zijn hele verhaal is ondertussen allang geklasseerd als vals. De ontdekking van een John Titorfonds, opgericht om aan het verhaal geld te verdienen via een film, was het genadeschot.

TOCH SPITS IK STEEDS DE OREN WANNEER DE WOORDEN TIJD en reizen gecombineerd worden, omdat het een van die zalige paradoxen blijft: hoe we als rationele wezens iets als onuitvoerbaar bestempelen, maar het als lezer of toeschouwer toch zo geloofwaardig mogelijk uitgelegd willen zien. Alsof de fictie ooit, dankzij een waanzinnig idee, daadwerkelijk de oplossing zal bieden. Alsof ik zelf ooit in staat zal zijn mijn eigen tijdreizigersroman te schrijven, met als beste commentaar erop: ‘Het zou wel eens kunnen kloppen.’

Net als een slimme film over oplichters (iets wat David Mamet dringend nog eens zou moeten maken) biedt een goed tijdreisverhaal een complexiteit gebaseerd op de ultieme suspension of disbelief. Of beter gezegd: zoals enkel een slimmerik in staat zal zijn het onmogelijke mogelijk te maken, zo behandelt een goeie tijdreisfilm zijn publiek nooit als idioten. Voorbeelden genoeg, zoals Primer (2004) of Twelve Monkeys (1995). Iets wat de persoon achter ‘John Titor’ ook besefte, maar niet kon waarmaken.

JOHN TITOR BEWEERDE DAT HIJ UIT 2036 KWAM, WAT NIET ECHT GELOOFWAARDIG IS, ZEKER NIET ALS JE TELETIJDSDING IETS TE VEEL LIJKT OP DE DELOREAN UIT BACK TO THE FUTURE.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content