STINE SAMPERS’MET GESCHAAFDE KNIEËN DOOR HET LEVEN’

© JURGEN ROGIERS

‘De wereld zoals hij is, interesseert me niet.’ In haar foto’s creëert Stine Sampers een eigen realiteit. Dromerig. Onthecht. Fundamenteel eenzaam. ‘Veel foto’s ontstaan puur uit verveling.’

Muziek bindt hen. En het verlangen iets te doen dat sterker is dan om het even welke twijfel. Het leven is nu eenmaal te kort om op het juiste moment te wachten. Oh ja, ook religie is niet langer taboe. Een zomer lang portretten van woest en ander talent.

Ze lachen zelden. De meisjes en vrouwen op de foto’s van Sampers. Ze kijken meestal niet eens in de camera. Ze bestuderen hun teennagels, turen van op de rand van een plat dak in de verte of hebben een gordijn van lange blonde haren voor hun ogen hangen. Als ze toch in de camera staren, is dat met een blik die brutaal, speels en verleidelijk is. Dit zijn meisjes met krassen op hun ziel en doornen op hun armen. Hun thuis is waar ze op dat moment staan, zitten of liggen. In If you leave verzamelde Gaetan Verboven – een Belgische fotograaf die in Londen woont – een honderdtal foto’s die eenzelfde bevreemdende mix van verlangen, ontgoocheling en vroegtijdige wereldwijsheid uitstralen.

Sampers is de enige Belgische die de selectie heeft gehaald. Met een foto van een naakte vriendin die zich langoureus op een groene, fluwelen sofa uitstrekt. Het licht dat subtiel gedoseerd door het venster valt, trekt een streep als een veeg verf van neus tot borst. De Olympia van Manet anno 2011. Dat is: niet verstoken van enige ironie en zonder zwarte dame die een ruiker bloemen aanbiedt. ‘Die foto is gewoon ontstaan’, vertelt Sampers. We zitten op de grond in haar kamer, met een waaier van fotoprints als een opengevouwen pauwenstaart om ons heen. ‘Meestal begint het met het licht dat net de juiste intensiteit heeft. Die dag was het perfect. Charlotte, het meisje op de foto, laat zich gemakkelijk fotograferen. We hebben geen gêne voor elkaar. We kennen elkaar al zo lang en we zijn vaak genoeg met elkaar gaan zwemmen: naakt of niet, dat valt ons niet meer op.’

Ze schuift een foto opzij en bestudeert de punten van haar haren. Dat ze verrast was, zegt ze, toen ze hoorde dat Gaetan haar foto erbij wilde. ‘Ik maak in de eerste plaats foto’s voor mezelf, maar ik wil wel dat zoveel mogelijk mensen ze te zien krijgen.’ Ik zou het bijna vergeten: Sampers is nog maar achttien. Een meisje in het vacuüm van de tussenwereld, noemt ze zichzelf. Omdat haar leven veel schipperen is. Tussen thuis en vrienden, tussen school en vrije tijd, tussen hier zijn en het verlangen naar elders. Fotografie is voorlopig nog vooral spelen. ‘Prutsen’, zegt ze. En als ze heel eerlijk is, wil ze dat het dat ook blijft. ‘Ik krijg jeuk van alles wat moet.’

Je bent achttien, net afgestudeerd. Het moment om van fotografie je job te maken, denk ik dan.

Stine Sampers: Het enige wat ik zeker weet, is dat ik foto’s zal blijven maken. In de eerste plaats voor mezelf. Ik vertrek altijd vanuit wat ik zelf mooi of boeiend vind. Wat anderen daarvan vinden, kan me in de meeste gevallen gestolen worden. Als mijn foto’s opgepikt worden, vind ik dat prima. Natuurlijk zou ik graag exposeren en boeken publiceren, maar ook als niemand een moer om mijn foto’s geeft, ga ik door. In september ga ik waarschijnlijk kunstwetenschappen studeren in Gent. Geen fotografie, neen. Het klinkt vreemd, maar ik fotografeer te graag om het te studeren. Ik ben bang dat je op de academie zo opgeslorpt wordt door verplichte opdrachten dat er voor je eigen projecten nauwelijks tijd rest. Ik zou me snel opgesloten voelen in een routine die dan misschien zijn stempel drukt op je foto’s. Ik houd van de vrijheid niet hoeven te weten welke foto ik zal nemen. Dat spontane is me zeer dierbaar. Daarom pruts ik liever wat op mezelf dan een poging te ondernemen om te doen wat anderen verwachten. Want daar draait het op een school grotendeels om.

Zijn jouw foto’s dan vooral toevaltreffers?

Sampers: Ik trek enorm veel en dat levert erg veel rommel op. In de week zit ik meestal hier wat op mijn kamer te prutsen en maak ik tot vervelens toe zelfportretten. Het liefst portretten met een hoek af. Ik met een bloedneus, ik met een veel te dik gesmeerd hydraterend gezichtsmasker, ik met een vaas bloemen voor mijn hoofd. Je zou dat experimenten kunnen noemen, vaak is het niet meer dan verveling. Hier in Alveringem, waar ik woon, heb ik mijn vaste wandelroute. Daar heb ik al massa’s foto’s genomen. Telkens weer van dezelfde weerspiegeling van dezelfde bomen in dezelfde beek. Het is het licht dat het verschil maakt. Ik houd ervan om op een plek te zijn met bijzonder of bevreemdend licht – dat maakt mijn dag goed. Ik heb altijd wel een wegwerpcamera in mijn handtas om precies dat licht te betrappen. Op school hadden we een raam in de traphal. Een week lang heb ik in het oog gehouden hoe het licht daar binnenviel en hoe dat met het vorderen van de dag veranderde. Precies op de middag had je de mooiste compositie. Daar geniet ik van. Om daarmee te spelen. Of als ik met modellen werk: om ze precies in dat licht te zetten of net erbuiten. In het weekend zit ik meestal in Gent, Antwerpen of Brussel. Ik zoek locaties en neem een paar vriendinnen mee om portretten te maken. Die shoots zijn altijd heel ontspannen, niet therapeutisch of dergelijke onzin, maar echt leuk. We tetteren evenveel als we foto’s nemen. Maar tijdens die shoots is het weer het licht dat allesbepalend is. Als je het licht op de juiste manier gebruikt, heb je geen Photoshop nodig. Ik gruw daar trouwens van.

Zweer je zeer nostalgisch bij analoog?

Sampers: Niet echt, neen. Ik gruw van Photoshop omdat het een gemakkelijkheidoplossing is. Het maakt je lui als fotograaf. Je hoeft op het moment zelf niet scherp te staan, want je kunt je beeld nadien oppompen of bijwerken. Hetzelfde met zwart-witfoto’s: mij lijkt het een vorm gemakzucht en vaak ook een manier om gebreken te verdoezelen. Ik kies heel resoluut voor kleur omdat de wereld in kleur is. En omdat het moeilijker is goede kleurenfoto’s te nemen. Dat ik zowel analoog als digitaal fotografeer, heeft niets met nostalgie te maken. Ik ben achttien. Het zou maar triest zijn, als ik nu al last had van nostalgie. Met welk fototoestel ik werk, maakt mij niet zo veel uit. Het beeld is het belangrijkste. Het toestel bepaalt misschien wel de kwaliteit van een beeld, maar niet de sfeer. Bij mij is de sfeer alles. Al moet ik eerlijk toegeven dat het korrelige van analoge foto’s me meer aanspreekt dan het afgelikte van digitale beelden. En ik vind het fijn om op een beeld te wachten, om het te zien verschijnen in een bad ontwikkelaar in plaats van het onmiddellijk op je scherm te hebben.

Ik wilde nog even doorgaan op jouw fascinatie voor licht. Een leraar op de academie heeft me vroeger gezegd: ‘Iedere fotograaf moet eerst leren schilderen.’ Waarmee hij vooral bedoelde: leren licht te gebruiken. Ben je het daarmee eens?

Sampers: Misschien hoef je niet zelf te kunnen schilderen, maar je moet op zijn minst je geschiedenis kennen. De sfeer die in mijn foto’s zit, put ik uit hoe ik me voel. Je zou kunnen zeggen dat mijn foto’s mijn interne wereld verbeelden. Hoe ik die in beeld breng, is meestal geïnspireerd door schilderijen. Ik ben een grote fan van de eenzame mensen van Edward Hopper en van de totaal misvormde en beenharde portretten van Egon Schiele. Hij schildert zo rauw en genadeloos dat het bijna fysiek pijn doet. Die verkrampte houdingen en die grote variëteit aan lichamen – van jonge meisjes tot dikke hoeren – vind ik boeiend. Ik ben bezig aan een reeks waarbij ik blote ruggen fotografeer, altijd op dezelfde manier. En daardoor valt de verscheidenheid op. Sommige ruggengraten zijn hobbeliger dan an-dere, of bij een jongen zie je striemen omdat hij te snel gegroeid is. Dat ik nu kunstwetenschappen ga studeren, heeft er alles mee te maken dat ik nog meer schilders, architecten en kunstenaars wil ontdekken. Dat zal mijn schatkamer zijn.

Je vader is grafisch ontwerper. In hoeverre was dat een schatkamer?

Sampers: Goh, mijn vader en ik, wij zijn – euhm – toch wel een andere generatie. Het creatieve gen zal wel van hem komen, maar het is niet dat we lange en diepzinnige gesprekken hebben over kunst. Die heb ik eerder met mijn broer. Hij schrijft. Het klopt wel dat er zowel langs de kant van mijn vader als langs die van mijn moeder artiesten in de familie zitten. Mijn grootvader werkte als ambtenaar bij de gemeente, maar was een verwoed tekenaar en ook wel fotograaf. Ik heb zijn oude toestellen van de zolder gehaald. Ze staan nu op mijn kamer. Ik heb hem nooit zien fotograferen – hij had zes kinderen en veel te veel kleinkinderen – en hij had niet direct zin of tijd om ons te stimuleren creatief bezig te zijn. Meestal kreeg hij stress als hij ons zag. Mijn oom – de broer van mijn moeder – is dan weer kunstschilder. Ik herinner me als kind dat we nu en dan naar vernissages gingen en dat ik toen al gecharmeerd was van dat volk en het praten over kunst.

Is daar de vonk over geslagen?

Sampers: Eigenlijk wilde ik vooral zo snel mogelijk beroemd worden. Ik heb van alles geprobeerd om dat te bereiken. Jarenlang heb ik in de meest foute gezelschappen gedanst en aan wedstrijden meegedaan waarin we met z’n allen Sterren op de dansvloer-gewijs in glitterkostuums werden gehesen. Tapdans, moderne dans, jazzballet, klassiek ballet. Ik heb het allemaal gedaan. Wat nog? Modeacademie, tekenacademie, nu en dan wat modellenwerk. Om even terug te komen op mijn vader: toen ik besloot fotografie uit te proberen, reageerde mijn vader veeleer koel en afwachtend dan dat hij prompt alles uit de kast haalde om me de kneepjes van het vak te leren. Het bureau van mijn vader ligt naast het huis waar wij vroeger samen woonden en waar hij nu nog altijd woont – mijn ouders zijn een paar jaar geleden gescheiden. Hij heeft daar al zijn gerief staan: supergoede Canons, grote kleurenprinters. Ik mocht daar vooral niet aankomen. Eigenlijk ben ik op mijn twaalfde een beetje op mezelf beginnen te experimenteren met een totaal minderwaardige compactcamera. Alles wat ik daarvoor deed – het dansen, tekenen, kleren ontwerpen – heeft me helpen beseffen dat fotografie het belangrijkste is, datgene waarbij ik me het beste voel en waarin ik ook het beste ben. Toen mijn vader merkte dat ik het meende, die fotografie, heeft hij mij de meest beknopte fotocursus ter wereld geven. Op minder dan een halve dag heeft hij me uitgelegd wat een diafragma is, wat de isowaarde is en wat sluitersnelheid doet. En ik mocht – hoera – zijn Canon gebruiken. Ik was dertien. Tot zover mijn fotografieopleiding. Ik was wel lid van Flux, de jongerenwerking van het Fotomuseum in Antwerpen. Daar heb ik geleerd in de donkere kamer te werken. Soms kregen we wel eens opdrachten, maar verder deed iedereen er zijn zin. Als we iets wilden leren, konden we dat vragen. Nu zou ik me wat in de techniek van het printen willen verdiepen.

We zwijgen even en kijken naar die opengevouwen pauwenstaart aan foto’s om ons heen. Uit een map die tegen de muur leunt, peutert Sampers een andere print. Een meisje – of is het een vrouw? – in bad, kin op de knieën – waarvan een geschaafd. We zien haar rug, haar natte haren die als de aders in marmer haar rug bedekken en een druppel die uit de kraan lekt. Het is een portret van Sampers. Haar beeld van de tussenwereld waarin ze zich naar eigen zeggen bevindt. Eerst probeerde ze de foto te trekken door haar camera aan de kapstok in de badkamer te hangen. Omdat dat te veel bewoog, schakelde ze haar broer in. Hij drukte af. ‘Het was een ingeving van het moment, maar achteraf besefte ik dat die foto wel goed samenvat hoe ik me vaak voel. Ik had mijn knie geschaafd – heel stom, door te vallen met de fiets. Ik zat in bad, keek naar mijn knie en had die déjà vu van toen ik acht was en altijd met geschaafde knieën door het leven liep. Voor mij vat dit beeld de complexiteit van het opgroeiende meisje samen. Ik ben sowieso gefascineerd door leeftijd en wat dat met een mens doet. Toen ik zestien werd, kreeg ik van mijn vrienden een zilveren kroon met negentien erop. ‘Jouw mentale leeftijd’, zegden ze. Ik heb me altijd ouder gevoeld dan ik ben, terwijl ik er tegelijk naar verlang een kind te blijven. Een zorgeloos kind.’

Komt daar de melancholie vandaan die in je foto’s altijd wel ergens doorschemert?

Sampers: Soms denk ik dat als je in een dorp als Alveringem opgroeit, je niet anders kunt dan melancholisch zijn. Het is een beetje het einde van de wereld. Buiten de jaarlijkse doortocht van het circus met gekleurde poedels, is er niet zo heel veel te beleven. Als kind vond ik dat het paradijs op aarde. Het dorp en de omgeving boden een gemakkelijke uitweg uit de realiteit die zelden rooskleurig was. Ik zocht op wat mooi en stil was en liet mijn fantasie zijn werk doen. Ik ging niet graag naar school – tussen twintig andere kinderen zitten, vond ik de hel – op mijn zesde was ik al schoolmoe. Niet leermoe, ik was onverzadigbaar in mijn nieuwsgierigheid. Maar ik paste niet in zo’n groep. Al heel jong besefte ik dat een mens er in essentie alleen voor staat. Het moment waarop ik leerde lezen, was fantastisch. Vanaf dan kon ik me perfect in mijn eentje bezighouden en had ik zo min mogelijk andere mensen nodig. Ik las alle soorten fantasieverhalen. Met echt gebeurde verhalen of de werkelijkheid moesten ze bij mij niet afkomen. Toen ik een jaar of dertien was, had ik al die eenzaamheid wel gehad. Ik leerde mensen van het zesde middelbaar kennen. Die gingen uit en ik ging mee.

Op je dertiende ging je uit?

Sampers: Ik zag er op dat moment al achttien uit. Tussen mijn veertien en nu ben ik uiterlijk niet zo heel veel veranderd. Op mijn tiende ben ik beginnen te puberen. Ik zeg het: leeftijd is voor mij een vreemd iets. Ik maak het mee dat meisjes die een jaar jonger zijn dan ik me met ‘mevrouw’ aanspreken. Maar ik vond het heerlijk om zo jong in Brussel, Gent of Antwerpen tentoonstellingen te bezoeken, naar concerten te gaan, rond te tsjolen zoals wij dat noemen. Al was het ook verwarrend. Zeker op momenten waarop ik als veertienjarige verliefd werd op gasten die veel en veel te oud voor me waren. Of op kunstenaars bij wie het liefje altijd na het werk komt. Ik laat me gemakkelijk leiden door verliefdheden. Misschien zit daarin wel de belangrijkste voedingsbodem van mijn foto’s. Niet direct – ik trek mijn lieven niet – maar indirect. Al die verliefdheden dragen bij tot wie ik ben.

Je zei daarnet dat je heel jong besefte dat een mens er in essentie alleen voor staat. Is de mens fundamenteel eenzaam, ondanks de pakweg negenhonderd vrienden die je op Facebook hebt?

Sampers: Ik wil dat niet geloven, maar het gevoel besluipt me toch vaak. Misschien hangt dat samen met mijn leeftijd en het leven dat ik nu leid. Bij mensen van mijn leeftijd vind ik niet zo gemakkelijk aansluiting, ik zit ieder weekend in een andere stad en ik slaap heel vaak in een ander bed. Ik heb daar trouwens een reeks over gemaakt: de bedden waarin ik geslapen heb. Doe me eraan denken dat ik je straks iets over slapen vertel. Maar eenzaamheid, ja. Als ik er nuchter over nadenk, besef ik dat ik best veel vrienden heb of mensen die voor me klaarstaan. Maar – en dat heeft ten dele met de scheiding van mijn ouders te maken – ik vraag me wel af of dat blijvend is. Of er zoiets bestaat als voor altijd? Op school merkte ik dat er twee groepen van mensen aan het ontstaan zijn. De onverschillige en de overgevoelige. Zij die zich niet meer laten raken en zij die bijna verslaafd zijn aan het zich kwetsbaar opstellen. Ik ben heel ontvankelijk voor gemoedstoestanden van mensen, ik pik dat zeer snel op en dat brengt me soms uit mijn evenwicht. Ik heb mezelf geleerd om sterk te zijn. Ik kan gekwetst worden, maar ik vertrouw erop dat ik er wel weer doorkom.

Is het toeval dat je op je dertiende zowel begon uit te gaan als te fotograferen?

Sampers: Mmm, geen idee. Ik heb van die jaren een gigantische verzameling foto’s. Ik trok zowat alles wat ik zag en meemaakte, zo onder de indruk was ik. Maar dat was puur archiveren, extra geheugen in beslag nemen, zonder veel creatieve inbreng. Ik zette wel ensceneringen op met vriendinnen. Ik hulde hen dan in totaal belachelijke prinsessenjurken en liet hen poseren in de weidse omgeving van Alveringem. Ik heb de foto’s bijgehouden om te zien waarvan ik kom, niet omdat ik ze geweldig vind. Het lijkt in niets meer op wat ik nu maak. Behalve dat ik nog altijd mijn vriendinnen trek en dat ik stilaan doorheb dat zoiets als documentaire fotografie niets voor mij is.

Er schuilt geen Carl De Keyzer of James Nachtwey in jou?

Sampers: Oorlogen fotograferen of al het onrecht van de wereld in beeld brengen? Ik heb daar respect voor, en het is nodig, maar het spreekt me niet zo aan. Voor een stuk zal dat wel mijn leeftijd zijn. Ik ben een meisje van achttien. Wat slaat de klok? Mezelf, mijn eigen problemen, mijn liefdesleven, zulke wereldschokkende dingen. Niet dat ik geen oog heb voor de werkelijkheid om me heen, maar ze is te groot om te bevatten. En om eerlijk te zijn: ik ben het soms wat beu. Exotische onderwerpen – een markt in Zuid-Amerika, een vrouw in een burka, een zwart jongetje met een zelfgemaakt autootje achter zich aan – maken nogal snel indruk. Daarvoor hoeven het niet eens echt goede beelden te zijn. Een foto is niet beter omdat hij maatschappelijke meerwaarde heeft.

Droomde je van een kunstenaarsleven?

Sampers: Vroeger wel, ja. Ik wilde midden in een stad wonen. Eerst Gent, dan Brussel, dan Parijs of misschien wel in verschillende steden tegelijk. Ik zou blijven reizen. Een moderne nomade. Nu denk ik er anders over: ik wil nog altijd blijven zwerven, maar ik wil ook kunnen thuiskomen. Ik heb een plek nodig waar ik tot rust kom, om alle indrukken te verwerken, om weer het meisje met haar neus in de boeken te zijn. Sinds ik fotografeer en mijn foto’s op Flickr, Facebook en op mijn eigen website staan, heb ik mensen leren kennen in Parijs, Londen, Barcelona en Amsterdam. Ieder jaar doe ik in de vakanties een van die of alle steden aan. Die citytrips zijn niet nodig voor mijn foto’s – meestal houd ik er niet meer dan een esthetisch dagboek aan over in de vorm van geregisseerde snapshots – maar het is om mijn eigen honger te stillen. Ik wil zo veel mogelijk zien en bijleren. Misschien sijpelt dat via omwegen in mijn foto’s. Op die reizen ben ik trouwens begonnen aan de reeks over alle bedden waarin ik ooit heb geslapen.

Oh ja, slapen: ik moest je ernaar vragen. Euhm, wat betekent slapen voor jou?

Sampers: Het fascineert me. Ik slaap zo slecht dat slaap bijna iets abstracts is geworden. Sinds een jaar of drie slaap ik gemiddeld vier of vijf uur per nacht. Ik denk dat ik niet meer weet wat het is om uitgerust te zijn. Het nadeel van weinig slapen is dat je ook weinig kunt relativeren. Dan gaat niets meer goed en ligt de faalangst op de loer.

Ben je bang om te mislukken?

Sampers: Dat gebeurt en dan maak ik veel te lang geen foto’s. Er is zo’n overvloed aan beelden, en daarover kan ik me zorgen maken als ik in een dip zit. Ik ga nooit zo goed zijn, denk ik dan. Of: ik ben hier maar wat aan het aanmodderen. Ik ben met een behoorlijke portie perfectionisme opgevoed. Als ik goede punten had, kreeg ik van mijn ouders meestal te horen dat het nog net iets beter kon. Het voordeel is dat ik – in tegenstelling tot een pak leeftijdsgenoten – besef dat je moet werken om iets te bereiken. Het nadeel is dat het me soms verlamt. Zeker als ik weer eens een paar nachten niet geslapen heb. Dan kijk ik naar mijn foto’s en vraag ik me af of het niet tijd wordt om een duidelijke identiteit te ontwikkelen. Hoewel: ik heb daar steeds minder last van.

Wat bedoel je daarmee?

Sampers: Je hebt fotografen met een – hoe zal ik het zeggen – vaste truc die ze bijna altijd toepassen. Het maakt hun foto’s zeer herkenbaar, maar het zorgt er ook voor dat ze altijd een beetje hetzelfde doen. Vroeger vond ik het jammer dat ik niet zo’n persoonlijke truc had waarop ik kon terugvallen. Ondertussen hoef ik dat trucje niet meer. Mijn foto’s zijn herkenbaar door hun sfeer.

VOLGENDE WEEK THOMAS VANDERVEKEN

DOOR TINE HENS / FOTO’S JURGEN ROGIERS

‘Ik heb mezelf geleerd om sterk te zijn. Ik kan gekwetst worden, maar vertrouw erop dat ik er doorkom.’

‘Ik wil blijven zwerven, maar ik wil ook kunnen thuiskomen.’

‘Ik wilde zo snel mogelijk beroemd worden. Of het nu als danseres, ontwerpster, tekenares of model was.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content