De Borgias zijn uitverteld, Jeremy Irons is dat niet. De 67-jarige flegmatieke Brit speelt deze zomer een decadente architect in de J.G. Ballard-verfilming High-Rise, een sportbobo die met de nazi’s heult in de Jesse Owens-biopic Race en een Cambridge-professor in The Man Who Knew Infinity. ‘Ik heb mezelf lang gezien als een theateracteur die er af en toe een film bij nam.’

Jeremy Irons houdt van vastgoed. Het Britse filmmonument met de lijzige stem bezit wel een optrekje of zes, waaronder Kilcoe Castle, een pittoresk kasteel op een Iers eilandje dat rond 1450 opgetrokken werd door de clan van Dermod MacCarthy. De renovatie duurde zes jaar en kostte Irons een fortuin. En zijn idee om de buitenmuren in perzikkleur te verven, deed vele wenkbrauwen fronsen. Om maar te zeggen: Irons is een heer van stand, misschien wel met een hoek af, een personage dat hij al vaker neerzette. Paus Alexander VI in de tv-serie The Borgias bijvoorbeeld, of architect Royal in het recente High-Rise. 67 is hij, maar aan pensioen denkt hij niet. Logisch, want u wilt niet weten hoeveel het kost om zo’n kasteel te onderhouden. Dit jaar duikt hij in nog vier andere films op: Batman v Superman: Dawn of Justice, La corrispondenza, Race en The Man Who Knew Infinity.

Je hebt niet stilgezeten. Waar te beginnen?

JEREMY IRONS:La corrispondenza! Dat is een liefdesverhaal van Giuseppe Tornatore waarin ik een astrofysicus speel. Ik bewonder Tornatore (bekend van Cinema Paradiso, nvdr). Het was trouwens van Stealing Beauty van Bernardo Bertolucci (1996) geleden dat ik nog met een Italiaanse regisseur had samengewerkt. De Italiaanse cinema kan een nieuwe gouden periode goed gebruiken. Het mag eens gedaan zijn met die malaise.

In La corrispondenza speel je een astrofysicus, in High-Rise een architect, in The Man Who Knew Infinity een Britse prof die enkele standaardwerken over de getaltheorie op zijn naam heeft staan. Wie een wijze grijsaard nodig heeft, weet je wonen.

IRONS: Dat klopt. Waarom, dat weet ik niet, maar dingen gebeuren in clusters. In The Man Who Knew Infinity speel ik de Britse professor Godfrey Harold Hardy, de mentor van Srinivasa Ramanujan, het Indiase wiskundige genie. Met The Theory of Everything en The Imitation Game waren er al films over Stephen Hawking en Alan Turing. Ik weet ook niet waar die bescheiden uitbarsting van films over academici, uitvinders en wiskundigen aan te danken is, maar ik ben er wel blij mee. Het moet niet altijd over eeuwenoude wereldrijken gaan. Die krijgen voldoende aandacht. Denk maar aan The Borgias en Game of Thrones.

Wat interesseert jou het meest? Grootse wetenschappers of grootse wereldrijken?

IRONS: Ik ben vooral geïnteresseerd in wat de mens drijft. Die films zeggen trouwens weinig over wetenschap, het gaat meer om de emoties van het verhaal. Het is heel moeilijk om voor het grote publiek een film te maken over wiskunde, computers of onderzoek naar de kosmos. De meeste kijkers hebben noch de opleiding noch de interesse om zich daarin te verdiepen. Dus moet je je wel focussen op de relatie van de wetenschapper met andere mensen. In het geval van The Man Who Knew Infinity brengt de passie voor wiskunde mijn personage samen met Srinivasa Ramanujan, hoewel hun achtergrond enorm verschillend is.

Is er een wetenschapper aan jou verloren gegaan?

IRONS: Nee. Als jongeman wilde ik wel dierenarts worden, maar ik was hopeloos slecht in wetenschappen. Ik heb er het hoofd niet voor. Van wiskunde heb ik totaal geen kaas gegeten. Ik heb een kunstopleiding gevolgd en studeerde ook wat talen.

Wat denk je van je personage in Race, het levensverhaal van Jesse Owens, die vier medailles won op de Olympische Spelen van Berlijn in 1936? Avery Brundage voorkwam als voorzitter van het Amerikaanse Olympisch Comité een boycot van de Spelen en was close met het naziregime van Adolf Hitler.

IRONS: Avery Brundage was een succesvolle bouwpromotor en was zelf atleet geweest. Hij waakte er streng over dat de Olympische Spelen voor amateurs georganiseerd werden. Atleten met een bezoldiging werden niet toegelaten. Brundage zelf aanvaardde wel een vorm van compensatie voor zijn werk. Hanteerde hij daardoor een dubbele standaard? Misschien. Ik speelde de rol niet om over Brundage te oordelen, maar om zijn complexiteit te vatten. Het is een eeuwige discussie: moet je je terugtrekken uit een evenement vanwege de politiek in het organiserende land? Had Brundage niet volhard, dan zou Jesse Owens niet met vier gouden medailles naar de VS teruggekeerd zijn, en had hij Hitler die kaakslag nooit hebben kunnen toedienen. Waren de Amerikaanse atleten niet naar Berlijn gegaan, dan had Hitler verkregen wat hij wilde.

In Batman v Superman: Dawn of Justice mocht je Alfred, de trouwe butler van Batman spelen. Heb je je ogen uitgekeken? Veel grootschaliger worden filmproducties niet.

IRONS: Ik speel een heel andere Alfred dan je tot nog toe gezien hebt. Regisseur Zack Snyder wist heel goed wat hij wilde. Alfred is meer dan een butler: hij weet van aanpakken. Jammer genoeg is het geen grote rol. Daarvoor moesten er te veel iconische personages in Batman vs Superman geperst worden.

Die grootschaligheid was trouwens niet nieuw voor mij. Het verschil met Die Hard: With a Vengeance (1995) was niet zo enorm. Ik heb altijd geprobeerd om als acteur zo breed mogelijk te gaan. Ik heb ook altijd oog gehad voor films die me introduceerden bij een groter publiek: The Lion King, The Borgias, Batman v Superman. Ik zou niet de hele tijd dat soort films of series willen maken, maar het is goed om af en toe de aandacht van het publiek te trekken. Dat komt je carrière ten goede en het vergroot de kans dat ze je ook aan het werk willen zien in je andere films. Films waar ze anders misschien nooit zouden naar kijken, maar die wel een grote artistieke waarde hebben.

Je zit al 45 jaar in het vak. Noem eens een paar films die belangrijk voor je waren.

IRONS:The French Lieutenant’s Woman was mijn eerste grote film. Dead Ringers stak er ook bovenuit. Persoonlijk ben ik heel trots op Lolita (1997) van Adrian Lyne, ook al ging er door de controverse niet veel volk naar kijken. Een onverwacht grote weerklank kreeg dan weer die film over de financiële crash: Margin Call.

Is de filmwereld veel veranderd?

IRONS: Dat is moeilijk te zeggen. Ik vind de business nu heel anders, maar dat kan aan mijn leeftijd liggen. Ik ben nu zo veel ouder dan toen ik begon. Ik heb wel de indruk dat de korte aandachtsspanne van het publiek een grote invloed heeft op acteercarrières. Ik kan me vergissen, maar jonge acteurs hebben het moeilijker om een sterke, stabiele carrière uit te bouwen. Mijn zoon Max (The Host, The Riot Club, nvdr) had op zijn 29e al een vijftal films gemaakt. Er is een énorme appetijt voor jonge acteurs. Die obsessie met jeugd is er altijd al geweest, maar op de een of andere manier is het verergerd, zoals alles in het leven. De mode evolueert nu ook dubbel zo snel als vroeger. Álles gaat sneller.

Welke hindernissen wachten jonge acteurs zoals je zoon?

IRONS: Jonge mannen overkomt nu wat jonge vrouwen in mijn tijd al overkwam. De jeugdmarkt is énorm, nog veel groter dan toen ik startte, en moet gevoed worden. Als ze jong en mooi zijn krijgen ze veel kansen, maar daarna is het plots veel minder. Daardoor ontstaat een zware afvallingskoers. Uiteraard breekt een handvol van die jongelingen door. Robert Pattinson, Ben Whishaw en Eddie Redmayne zijn waarschijnlijk blijvers. Maar voor velen is het buigen of barsten. Een andere hindernis is dat er vandaag in Engeland veel minder theater gespeeld wordt. Toen ik startte, was er veel theaterwerk. Ik heb mezelf lang gezien als een theateracteur die er af en toe een film bij nam. Het theater was niet alleen een broodwinning, je kon er ook experimenteren, dingen uitproberen. Eens op je bek gaan of een mindere dag hebben, betekende niet meteen de doodsteek voor je carrière. Dat vangnet is weggevallen.

Welke goede raad gaf je je zoon?

IRONS: Word geen acteur! (lacht) Maar daar had Max geen oren naar. Zijn moeder is succesvol en ik ben succesvol. Bijgevolg denkt hij dat acteurs altíjd succesvol zijn. Was dat maar waar.

Heb je in films gespeeld waar je liever niet aan terugdenkt?

IRONS: Uiteraard. Ik ga ze niet allemaal opnoemen want in de soep spuwen is niet netjes. Eentje dan. Die ene film die op een bordspel gebaseerd was.

Dungeons and Dragons?

IRONS: Ja, die! Ik zat in die periode tot over mijn oren in de verbouwing van Kilcoe Castle. Ze boden me enorm veel geld aan en ik ben gezwicht. Met dat soort lucratieve aanbiedingen moet je wel opletten. Je pikt ze eruit en je bidt dat je carrière het overleeft. Stiekem hoop je dat niemand je slechte films ziet. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

HIGH-RISE

Nu in de bioscoop.

RACE

Vanaf 27/7 in de bioscoop.

THE MAN WHO KNEW INFINITY

Vanaf 17/8 in de bioscoop.

VOLGENDE KEER

THE SHALLOWS

door Niels Ruëll

‘Als jongeman wilde ik dierenarts worden, maar ik was hopeloos slecht in wetenschappen. Ik heb er het hoofd niet voor.’ Jeremy Irons

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content