China Miéville,Boekerij/Uitgeverij M, 608 blz., euro 25.

Nieuw Crobuzon – ‘één reusachtig pesthol, een verziekte stad’ – is een neogotische stadstaat, een industrieel labyrint in een vreemde wereld. Mensen en mensachtigen leven er in getto’s, elektriciteit is vervangen door stoom, wetenschap is een combinatie van alchemie en magie. In dit oerwoud van staal en corruptie onderhoudt wetenschapper Isaac dan des Gimnebulin een clandestiene affaire met een insectachtige beeldhouwster (zijn geliefde heeft een vrouwenlichaam en het hoofd van een scarabee). Als de garoeda (vogelmens) Yagharek de wetenschapper vraagt om hem te laten vliegen, ontspint zich een huiveringwekkend onderzoek dat de lezer onderdompelt in een wonderbaarlijke, gewelddadige alternatieve wereld. Echo’s van Philip Dicks We Can Build You en Mervyn Peaks Gormenghast doen kenners wellicht tintelen van plezier.

China Miéville – zijn voornaam is Cockney voor mate – werpt zich in een kort interview op als een vurige verdediger van het genre: ‘ Fantasy en sciencefiction, ik neem ze doorgaans samen, worden vaak misprezen uit een soort literair snobisme. Maar men vergeet dat veel zogenaamde ‘serieuze auteurs’ uit de negentiende en twintigste eeuw een fantastisch kantje hebben: Kafka, Bulgarov, Bruno Schultz. Ze schreven allemaal in een fantastisch milieu. Als je niet van fantasy houdt, is dat je goed recht. Maar als je denkt dat fantasy een soort marginaal subliterair genre is, ben je gewoon historisch blind. Fantasy is eigenlijk een pulpversie van het surrealisme. Het gaat om die surreële esthetiek van constante vervreemding en het ondermijnen van het alledaagse. Er bestaat echter zoveel slechte fantasy dat men vaak vergeet dat het echt goede spul een mentale ruimte creëert waar geen enkele andere soort literatuur aan kan tippen. En het grote probleem is de invloed van Tolkien: alsof hij heeft bepaald wat toelaatbaar is en wat niet. Onzin natuurlijk, er bestaat geen definitieve richtlijn. Alles kan en er is ruimschoots plaats voor experimenten.’

Het klassieke adagium van sciencefiction, ‘de mens onderzoekt dingen die hij beter zo zou laten’, wordt in deze roman in een ander perspectief geplaatst. Miéville: ‘Wetenschap op zich is niet het probleem. Het gaat om wat er met wetenschappelijke kennis wordt gedaan. Station Perdido zou je kunnen lezen als het verhaal van een wetenschapper die gevaarlijke dingen onderzoekt en daarvoor wordt gestraft, maar het is bovenal een verhaal dat ik de lezer wil vertellen.’ De roman werd in 2000 bekroond met de Arthur C. ClarkeAward voor sciencefiction. Terecht.

(Bram van Moorhem)

(Olivier Braet)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content