Zelf zag ik het voor het eerst op het nachtkastje van een kankerpatiënt: epo. Het was het middel dat hem door zijn chemotherapie hielp. ‘Eerst word ik vergiftigd, dan pak ik doping’, merkte hij zijdelings op, met de humor van de mens die nog weinig te verliezen heeft. We hadden er toen nog mee gelachen. Dat hij een handeltje kon opzetten. Dat hij geld kon verdienen aan wielerpelotons. Dat hij de dopingkoning van de lage landen kon worden. ‘Ik ben dood voor ik gepakt word.’ Humor is zelden zwarter dan bij kankerpatiënten.

Ik moest daaraan terugdenken toen ik in Spul de voormalige profwielrenner Kenneth Mercken een brief hoorde voorlezen die hij ooit geschreven had. Het ging over de ontgoocheling die hij in de ogen van zijn vader had gezien toen hij met de tong op zijn tenen uit het peloton was gestapt. Zijn vader, de wielrenner die nooit verloor, die zich desnoods naar de overwinning vocht, die zelfs koerste met een gebroken sleutelbeen, had een zoon op de wereld gezet die opgaf. Maar, zo wist de vader ook, als de natuur je niet geeft waar je volgens je genetische oorsprong recht op hebt, dan kun je de natuur forceren. Toen zijn beste vriend te horen kreeg dat hij nog twee weken te leven had met de darmkanker die zijn hele lichaam had bezet, vroeg hij hem een laatste goede daad te stellen: zijn epo te schenken aan de zoon die het nodig had. Anders zou het niets worden met die jongen. Of die zoon wel de winnaar wilde zijn die zijn vader was, deed niet ter zake.

Mencken vertelde het zonder emoties, alsof hij de resultaten van een wetenschappelijke analyse meedeelde. Ook de andere dopingzondaars in de eerste aflevering van Spul spraken over hun eigen leven alsof het iets van lang geleden was. Ben Johnson – de man die even groot als breed was toen hij in 1988 de ranke sprintgod Carl Lewis voorbijbeende – drukte gewichten terwijl zijn eigen stem in voice-over uitlegde dat hij vijftien was toen zijn trainer hem duidelijk maakte dat een man om te winnen even eerlijk en oneerlijk als de concurrentie moet zijn. Iedereen pakte steroïden. Een week, volgens zijn eigen herinnering, dacht Johnson erover na, toen zei hij ja, ondanks zijn angst voor naalden, maar het leek abnormaler om het niet te doen.

De eerste aflevering van Spul kun je samenvatten als het verhaal van versplinterde dromen. Als kind hadden Johnson en ook voetballer Gianluca De Ponti enkel genoten van de ongewone kracht die in hen school. Ze hadden er pesters mee afgetroefd (Johnson) of de straat mee verbaasd (De Ponti). ‘Het drama begint als je vaker scoort dan de rest’, verzuchtte de ondertussen 67-jarige De Ponti terwijl hij zijn vermoeide voeten in een paar crocs schoof. Want dan word je opgemerkt en verandert je leven op zo’n manier dat anderen over jou beslissen. Om beter te zijn dan de rest doe je wat al de rest doet: slikken en prikken. Je offert je kinderdromen op en moet – in het beste geval – verder met zowel de spijt als de lichamelijke ravage. ‘Ik kan het nog navertellen’, zei De Ponti. ‘De rest van mijn vrienden niet.’ De camera cirkelde ondertussen rond zijn kale hoofd en rond de deuk die het rechtsachter vertoonde als een put in een grasmat. Dat is de ruwe kracht van Spul. De beelden zijn puur en bikkelhard, het makkelijke oordelen ruimt plaats voor pijnlijk medeleven. Wat doe je met een talent dat geld kan opbrengen? Soms is het boeiender vragen op te werpen dan ze te smoren in eenvoudige antwoorden.

****, Canvas, elke dinsdag, 21.10

DOOR TINE HENS

DE BEELDEN VAN SPUL ZIJN PUUR EN BIKKELHARD, HET MAKKELIJKE OORDELEN RUIMT PLAATS VOOR PIJNLIJK MEDELEVEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content