‘SCHRIJVEN IS MAKKELIJKER DAN LEVEN’

© © MOSHE SHAI

Zolang als de Israëlische auteur Etgar Keret het zich kan herinneren, waren er verhalen. Over feeën en kabouters als moeder vertelde, over hoeren, dronkaards en foute politieagenten als vader vertelde. ‘Ik verzin zeer weinig’, zegt hij zelf, hoe hoog het absurditeitsgehalte van de verhalen in zijn nieuwste bundel Verrassing ook is.

Er is veel dat Keret – hij zit voor de gelegenheid drie hoog in een Amsterdams grachtenpand, zo een met ramen in lood dat uitkijkt op het Vondelpark – niet begrijpt. Dat schrijvers zuchten en steunen over het moeizame proces van het schrijven, bijvoorbeeld, en over het dagelijkse gevecht dat het stijlvol rangschikken van woorden op papier wel niet is. ‘Meestal’, zegt hij, ‘wordt er bij die ontboezemingen naargeestig in de verte gestaard alsof er aan de horizon een naakte dwerg heen en weer strompelt die gebaart dat er een strop rond zijn nek ligt.’ Op zulke gelegenheden – literaire festivals, beurzen, diners of waar het ook is dat schrijvers elkaar ontmoeten – moet Keret steeds toegeven dat hij zich niets eenvoudigers kan voorstellen dan schrijven. ‘Het betekent niet dat ik altijd en overal kan schrijven. Er gaat soms een jaar voorbij zonder dat ik een afgewerkt verhaal maak. Maar zodra ik vertrokken ben, is een verhaal schrijven makkelijker dan leven of dan een roerei maken.’

Een roerei maken en een verhaal schrijven. Een interessante vergelijking.

ETGAR KERET: Er kan zo veel mislopen met een roerei. Je loopt het risico de eieren of jezelf te verbranden, of je strooit er te veel zout over, of het huis schiet in brand omdat de telefoon rinkelt en jij de gaspit vergeet uit te draaien en de vlieger waarmee je kind zat te spelen recht in de vlam landt. Roereieren maken is niet zonder gevaar. Maar als je een verhaal schrijft: waar zijn de grenzen? Wat zijn de beperkingen? Als ik op straat een mooie vrouw tegenkom, mag ik enkel kijken. In een verhaal kan ik haar kussen. Of nog beter: zij kust mij. En als dat allemaal op niets uitdraait, gooi je het verhaal weg en blijft er niemand gekwetst achter. Verhalen schrijven is pure vrijheid.

In het openingsverhaal dwingen drie gewapende mannen een andere man een verhaal te verzinnen. ‘Gebruik je fantasie’, bevelen ze hem. Maar, schrijf je: ‘Hij mist het gevoel iets te creëren uit iets. Want creëren uit het niets, dat is de moeite niet. En het is ook niet echt een kunst.’ Haakt ieder goed verhaal vast aan de werkelijkheid?

KERET: Als ik zeg: nu ga ik aan mijn bureau zitten en ik schrijf een verhaal, dan zit ik daar negen op de tien keer drie uur later nog zonder dat ik een verhaal op papier heb gekregen. Ik moet een aanknopingspunt hebben, een zin die ik op de bus gehoord heb, een gezicht dat me is bijgebleven of iets dat ik zelf heb meegemaakt. Iets. Verhalen zijn geschenken waarvan ik de verpakking kies. Een geschenk laat zich niet dwingen of forceren, een geschenk krijg je. Het overkomt je en het enige wat ik kan doen, is wachten tot er een verhaal ontstaat. Ik vergelijk het graag met een vorm van relatietherapie waarbij de man van het koppel gevraagd wordt de ogen te sluiten en zich achteruit te laten vallen. Hij moet erop vertrouwen dat zijn vrouw hem zal opvangen. Ook al weet hij dat zij hem meerdere malen bedrogen heeft. Dat is de truc. Aan een verhaal beginnen, is precies zo: mijn ogen sluiten, me laten vallen en hopen dat er een verhaal is om me op te vangen. Het heeft niets met techniek te maken. Ik schrijf al vijfentwintig jaar verhalen en ik weet nu niets meer dan toen ik begon.

Toch geef je lessen in ‘creative writing’, iets waarmee je in je verhalenbundel zelf de draak steekt.

KERET: Ik heb nooit literatuur gestudeerd, ik ben wiskundige en filosoof. Ik ben verhalen beginnen te schrijven toen ik in het Israëlische leger zat. Hoe dat kwam, vertel ik je dadelijk nog. Ik heb zelf nooit enige vorm van schrijfschool – het woord alleen al – gevolgd, maar ik geef inderdaad die cursussen. Ik beschouw ze als een zelfhulpgroep zoals de Anonieme Alcoholisten. ‘Hallo, mijn naam is Jack en ik heb een verhaal geschreven.’ Wij staan op en zeggen: ‘We zien je graag Jack, we schrijven allemaal verhalen, we weten wat je doormaakt.’ Waarop we elkaar collectief omhelzen en sterkte toewensen. Schrijven is toch vooral een feest van je eigen individualiteit. Er bestaat geen juiste of foute manier van schrijven, maar het probleem is dat de meesten van ons dan plots overdreven cerebrale woorden beginnen te gebruiken. Ze verliezen hun eigen stem. Ik heb er al vaker voor gepleit om het Amerikaanse concept van ‘het goed geschreven verhaal’ te vervangen door ‘het slecht geschreven goede verhaal’. Het gaat er niet om goed te kunnen schrijven, het gaat erom een sterke, ontembare drang te hebben om iets te vertellen. Ik ben niet op zoek naar perfectie, wel naar passie.

Waar komen bij jou de passie en de drang vandaan?

KERET: Ik ben geboren in verhalen. Mijn ouders vertelden ons verhalen zoals andere ouders hun kinderen trakteren in de McDonald’s: het was hun versie van het luie ouderschap. Het was ook wat ze zich van hun eigen kindertijd herinnerden. Allebei hebben ze de Holocaust overleefd. Mijn moeder als wees in het getto van Warschau. Mijn vader in een hol onder de grond. Zeshonderd dagen heeft hij daar gezeten, hij kon niet liggen of staan. Toen ze hem eruit haalden, kon hij niet meer stappen. Dat was hun werkelijkheid. Bikkelhard. Er waren geen boeken, geen films, geen theaters, en daarom werden er verhalen verteld. Mijn moeder zag op haar negende hoe haar ouders en broer werden neergeschoten, maar wat haar het meest is bijgebleven, zijn de verhalen die haar ouders speciaal voor haar verzonnen hadden. Een verhaal maken voor iemand anders is een liefdesdaad. Het is een manier om diepe, onuitsprekelijke gevoelens te tonen. Er bestaan geen boeken waarin de kinderen die mijn zoon niet graag heeft in bokalen confituur veranderen, maar als ik hem een verhaal vertel, wordt zijn aartsvijand per definitie verbannen naar een planeet buiten deze Melkweg. Het is een verhaal op maat van zijn emoties en verlangens.

Normaliteit hangt bij jou aan een zijden draadje: het kan altijd de andere kant opgaan. Is de absurditeit in je verhalen een onrechtstreekse erfenis van de onvoorstelbaar gruwelijke wereld waarin je ouders zijn opgegroeid?

KERET: Mijn ouders hebben nochtans hun best gedaan om hun eigen ervaring niet bepalend of dominant te laten zijn. Maar ze zat natuurlijk onder hun huid, ze was het watermerk van hun beslissingen en handelingen. Onbewust heeft zich dat ook in mij genesteld. Paspoortcontroles zijn voor mijn ouders nog steeds stresserend, en ik merk dat ik zelf ook nooit op mijn gemak ben. Of ik haat het bijvoorbeeld om in een winkel te betalen. Gewoon omdat ik verwacht dat op een dag de verkoper – nadat ik betaald heb – zal zeggen: ‘U heeft hier niet voor betaald.’ Als ik naar de werkelijkheid kijk, zie ik ook de omgekeerde werkelijkheid. Of de mogelijkheid van zo’n omgekeerde werkelijkheid. ‘Luxe. Pure luxe’, noemt mijn moeder de beschaafde manier van omgaan met elkaar die wij als normaal bestempelen. Mensen zijn beschaafd als ze het zich kunnen veroorloven, maar als de beschaving verdwijnt, wordt het hart van de mens blootgelegd. Sommigen worden heiligen, anderen harteloos. Vooraf weet je niet tot welke groep jij behoort.

Maar het is wel een vraag die jij je stelt?

KERET: Constant. En dat hangt natuurlijk samen met de schizofrenie van het land waarin ik woon.

Israël als het absurdistan van Kafka?

KERET: Het is niet de beste plek in de wereld om te leven, maar het is wel een van de beste plekken om over te schrijven. Of beter gezegd: dat was het een aantal jaar geleden. Op dit moment ondergaan we een regering die de definitie van democratie niet helemaal doorheeft. Democratie gaat voor hen niet over maximale vrijheid zolang je elkaar geen pijn doet. Zij beschouwen het als een prima systeem om de mening van de meerderheid op te dringen aan iedere denkbare minderheid. Soms vraag ik me af of het ermee te maken heeft dat een groot deel van de huidige politieke klasse Russische immigranten zijn. Vraag aan Poetin of hij een democraat is en hij zegt ook ja. Dit is niet het land waarin ik ben opgegroeid. Een voorbeeld: ze hebben nu een wet gestemd die bepaalt dat in scholen iedere ochtend de Israëlische vlag moet worden gehesen. Mijn zoon is alvast bijzonder opgetogen over die vlag. Nu heeft hij iets om zijn handen aan af te vegen als hij zijn boterhammen heeft gegeten. Een land met zo veel problemen, en dan maken ze zich zorgen over een vlag? Is vaderlandsliefde de zwakte van Israël? Of verdraagzaamheid?’

Je had het er daarnet even over dat je in het leger bent beginnen te schrijven. Heeft dat ook met die schizofrenie te maken: dat alle jongeren in het land leren doden?

KERET: En leren sterven. De grote paradox is dat het leger noodzakelijk is voor ons overleven en dat het tegelijkertijd jongeren traint om iedere vorm van individualiteit te vergeten. Het laatste wat je in het leger wil, is dat de commandant weet wie je bent. Je wil niet opvallen. Je wil geen rood haar, een vreemde naam of een bizarre lichaamsvorm hebben. Je wil vooral opgaan in de zee van anonieme gezichten. Schrijven in het leger was noodzakelijk voor mijn overleven. Alles wat anders was aan mij en wat er dus voor kon zorgen dat de commandant mij eruit pikte, moest ik ergens opbergen voor later. Soms denk ik dat we hier in Israël allemaal ruimteschepen zijn waarvan het hoofd van het lichaam is losgekoppeld. We kunnen en weten dingen die we in het dagelijkse leven nooit mogen gebruiken. Ik kan met een trap een deur instampen – ik heb dat geleerd in het leger. Mijn acupuncturist – veganist, vreedzaam, luistert permanent naar newagemuziek – blijkt een belangrijke bevelhebber van een van onze best getrainde units. Als er terroristische verdachten achter de linies gevangengenomen en ontvoerd moeten worden voor ondervraging, leidt hij die missies. In het weekend vliegt hij dan naar San Francisco of Japan om te leren hoe hij mensen kan genezen door naalden in hun lijf te steken.’

Een van de mooiste verhalen is ‘Kies een kleur’, over een God die in een rolstoel zit en de troost die daarvan uitgaat.

KERET: Ik heb het voor mijn zus geschreven ook al mag ze mijn verhalen niet lezen.

Waarom niet?

KERET: Ze is ultraorthodox. Ja, er gebeuren wel vreemdere dingen in mijn familie. Mijn broer heeft bijvoorbeeld jarenlang in een boom gewoond en zijn vrouw is een belangrijke recensente van pornofilms. Heel bekend in het milieu. Soit. We zijn niet religieus opgevoed, maar mijn zus heeft God ontdekt na de Libanese oorlog in 1982. Ze was artillerie-instructeur, zag te veel horror om zich heen, verloor haar verloofde en had iets of iemand nodig die de zin van dat alles kon duiden. Het heeft me doen nadenken over wie of wat die God moet zijn, wil hij troost bieden voor zo veel leed. Een mens heeft niets aan een almachtige God of aan een God met bovenmenselijke krachten. Een mens heeft veel meer aan een God die minstens even breekbaar, beschadigd en eenzaam is als hij. Al onze angsten en ons onvermogen zijn ook zijn angsten en zijn onvermogen. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Ook al geloof ik niet.

‘KIJK’, ZEGT HIJ DAN. HIJ HAALT ZIJN iPhone boven en toont een foto van een vrouw met een hoofddoek omringd door elf kinderen met geschoren hoofden en pijpenkrullen en in het midden een kind met lang haar en een knallend blauw T-shirt. ‘Mijn zoon en de kinderen van mijn zus.’ ‘Vind jij het niet raar’, vraag ik nog, ‘dat je zus haar kinderen zo’n strikt en bepalend geloof oplegt?’

‘Ik hoef niet alles te begrijpen’, antwoordt hij. ‘Als jij van iemand houdt en ik vraag: waarom, dan zeg je misschien: omdat hij grappig is en gevoelig. Maar als ik je een andere man toon die even grappig en gevoelig is, zal je die dan ook graag zien? Wat ons overkomt, is vaak te complex voor woorden.’

VERRASSING

Uit bij Podium, euro18,50.

DOOR TINE HENS

ETGAR KERET: ‘EEN VERHAAL MAKEN VOOR IEMAND ANDERS IS EEN LIEFDESDAAD.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content