‘SCHRIJVEN IS ALS STOTTEREN’

© JOHAN JACOBS

Ooit speelde hij met zijn uitkering op de beurs om zijn leven als outsider te financieren. Ondertussen belandt Jan Van Loy met ieder boek dat hij schrijft op de shortlist van prestigieuze literaire prijzen. Zo ook met het filmische epos Ik, Hollywood, dat genomineerd is voor de Libris Literatuurprijs. ‘Verhalen redden het leven van de totale chaos.’

Sociale contacten beheert hij zoals een ander zijn schoenen ordent. Afspraken met journalisten vinden nooit bij hem thuis plaats, altijd op neutraal terrein, zoals nu: de cafetaria van WPG. We krijgen water in plastic bekertjes, naar koffie is het even zoeken. Van Loy is net gekleed. Jeansbroek, hemd, corduroy vest. Ik moet denken aan die scène in Ik, Hollywood. Een zakelijk diner in het restaurant van een prestigieus hotel. To the point komt men pas bij het hoofdgerecht. Maar niet Louie Peters – de man om wie het in Ik, Hollywood draait. Tycoon in dwergformaat of mooier: homunculus met macht. Hij heeft zijn opgang in de ooit als marginaal weggewuifde filmindustrie te danken aan zijn gebrek aan respect voor wat gebruikelijk is. Als hij iets te zeggen heeft, dan zegt hij het direct. Zonder de omweg van de amuse-bouche. Cut the crap, halleluja, laat ik dat hier ook eens proberen. En actie!

Anderhalve meter. Zo groot is Louie Peters. Van een

stumperige weesjongen wordt hij de man van vele miljoenen in Hollywood. Waar heb je hem vandaan?

JAN VAN LOY: Hij is een robotfoto van het soort mannen dat die tycoons allemaal waren. Outsiders met ambitie, maar zonder noemenswaardige afkomst die hen kon vooruithelpen. De meesten waren Joden van de eerste generatie, al deden ze er alles aan om daar vooral niet de nadruk op te leggen. Ze gedroegen zich Amerikaanser dan de gemiddelde Amerikaan. Het is opvallend dat de eerste anti-antisemitische film gemaakt is door de enige niet-Joodse studio in de business: 20th Century Fox. De anderen belegden toen een vergadering om Darryl Zanuck te smeken dat niet te doen en alles wat Joods is onbesproken te laten. Andere, wat bizarre, overeenkomst tussen die hoge piefs was hun lengte: ze waren stuk voor stuk klein. Een deel van het leven van Louie is gebaseerd op dat van Marcus Loew van MGM. Hij was uitzonderlijk klein. Misschien maakte die lengte hen voor een stuk tirannieker. Bazen van studio’s hadden een zeer directe machtsinvloed. Ze bepaalden voor iedereen die onder hen stond – van sterren tot portiers – hoe het moest gaan. Met alle uitwassen en misbruiken van dien.

Begin twintigste eeuw was Hollywood vooral een plek van anti-alcoholgenootschappen, antidansverenigingen en anti-alles-wat-naar-amusement-rookliga’s. Vreemde plek voor een filmindustrie, niet?

VAN LOY: Als men voorstudies had gedaan, dan hadden die ongetwijfeld uitgewezen dat het totaal onzinnig was om in Hollywood een filmfabriek uit de grond te stampen. San Diego was al een betere keuze geweest. Een grote stad met per jaar een twintigtal dagen meer zon. Hollywood had alles wat een vrijgevochten en onzekere industrie als de film niet nodig had: het was een conservatieve stad, met een bevolking gekant tegen alle vormen van uitspattingen en vooral bekend om de jaarlijkse bloemenparade die over Prospect Avenue – nu Hollywood Boulevard – trok. Zo kneuterig was het en toch is film er de voornaamste bezigheid geworden. Dat had ermee te maken dat Californië een aantrekkingspool was voor mensen op zoek naar vergetelheid en een nieuw leven. En daarbinnen was de filmindustrie de best denkbare werkgever. Als je overal persona non grata was, dan kwam je daar nog wel aan de bak. Men had er lak aan wie je was en verzon desnoods een heel nieuw leven voor jou. De showbizz in Amerika is niet voor niets grootgemaakt door Joden en zwarten.

Om het over personae non grata te hebben: de voornaamste scenarioschrijvers die in ‘Ik, Hollywood’ de verhalen van stille films verzinnen, zijn vrouwen. De manier waarop ze al dan niet ernstig worden genomen, deed me denken aan Peggy Olson in ‘Mad Men’. Bewust?

VAN LOY: Zolang de film stil was, werd het bedenken van scenario’s niet als een echte bezigheid beschouwd. En dus waren het vooral vrouwen die zich erop toelegden. De vijf bekendste scenarioschrijvers van toen waren vrouwen. Helemaal normaal vond men dat niet. Toen er dialogen bijkwamen, is men theaterauteurs gaan importeren uit New York. De glorietijd van de vrouwen was voorbij en men zag dat als een normalisering van de toestand. De film werd plots een medium van belang en aanzien. Mad Men zag ik pas nadat mijn boek af was en ik denk dat het een zeer getrouw beeld geeft van wat vrouwen in de filmsector moesten ondergaan. Een vrouw op kantoor was altijd het voorwerp van seksuele intimidatie of heette toch niet helemaal normaal te zijn. Anderzijds had je actrices als Bette Davis, die veel meer macht hadden dan om het even welke studiobons of acteur, die soms de regie van een film overnamen en buiten de baas zelf het best betaald werden.

De opeenvolging van actrices in je boek schetst een beeld van de emancipatie van de vrouw. Heeft film daarin een grote rol gespeeld?

VAN LOY: De filmgeschiedenis is de geschiedenis van grote maatschappelijke veranderingen. Eerst werden indianen afgeknald, nadien kon dat niet meer. En omdat men lang heeft gedacht dat vrouwen het merendeel van het publiek vormden, gebruikte men film om modetrends of het nieuwste vrouwbeeld te tonen. De vrouw in de film veranderde zo van een halve heilige met bloemetjes in het haar in een vamp, dan in de jongensachtige, onbekommerde ‘flapper’ en ten slotte ook in krachtige, zelfbewuste vrouwen. Weer denk ik aan Bette Davis. Geen vrouw kon mooier aan een sigaret trekken dan zij.

BETTE DAVIS EN DE SIGARET. DAT IS OP Z’N MINST EEN PARENTHESE waard. Misschien omdat de liefde voor de film bij Van Loy daarmee wel begon? Of toch in ieder geval met de broeierige, verleidelijke en artificieel mysterieuze films uit de jaren veertig en vijftig, waarin de sigaret alles zei waar woorden niet bij konden. Laten we even terugkeren naar het Herentals – jaja – van de jaren zeventig. Er was niet veel, maar er waren wel drie bioscopen en dat was dan weer zeer veel. De Lux, de Plaza en de Funkis. Uitgaan was naar de bioscoop gaan. En als Van Loy geen films in de bioscoop zag, dan wel bij hem thuis. Primetime op televisie betekende toen nog een film uit de oude doos. Zijn vrienden vonden die zwart-witfilms op de nieuwe kleurentelevisie een schandalige vorm van bedrog. Wie kleur kan kijken, wil kleur zien.

Een vreemde manier om films te beoordelen, meende Van Loy. Kleur had niets met kwaliteit te maken. Wel de aantrekkingskracht van een verhaal en een wereld waarvan je twee uur lang mag en kan dromen dat hij de jouwe is. Een keer probeerde hij het zelf. Een eigenhandig bereid filmproject. Het waren de jaren van No Future en opgestoken middelvingers, van Kiss en hun monsterhit I Was Made For Loving You. In de geest van de tijd vervormden Van Loy en zijn vrienden dat tot I Was Paid For Killing You. Van Loy was Gene Simmons. Niet vanwege zijn acteertalent, wel vanwege de lengte van zijn tong. Van Loy wordt er liever niet aan herinnerd, maar wat ik wil zeggen: zolang hij er was, was er film. Of waren er verhalen.

‘Tja, waarom heeft een mens verhalen nodig? Misschien als geruststelling dat ook het leven een begin, een midden en een einde heeft, dat er een structuur is in de onzekerheid. Verhalen redden het leven van de chaos. Het is de reden waarom ik schrijf. Het is geen originele reden, maar het gaat om het beheersen van de chaos. Als schrijver heb je de volledige controle en tegelijkertijd laat je nog veel aan de verbeelding van de lezer over. Maar het verhaal zelf, de wereld die in mijn brein zit en die ik eruit moet gooien om ervan af te geraken, die wil ik helemaal zelf bepalen. Ik las onlangs een interview met een theaterschrijver. Hij zei: ‘Ik schrijf voor theater om met mensen samen te werken.’ Voor mij is dat een reden om dat vooral niet te doen. Ik heb nooit gehouden van teamsporten, groepswerken of alle andere zaken waarbij je verplicht wordt je aan een groep te conformeren. Hoezeer we ons ook beroepen op het liberalisme en de individuele vrijheid, de maatschappij heeft toch graag dat je de individualiteit binnen de perken houdt en niet te veel anders doet. Ik heb altijd anders gedaan en daar moest ik niet eens zo gek voor doen. Boeken lezen als zestienjarige was voldoende. Of strips tekenen. Ik heb me altijd de outsider gevoeld.’

Een van die outsiders in ‘Ik, Hollywood’ zegt: ‘Niemand schrijft voor zijn plezier.’ Jij?

VAN LOY: Eerlijk? Het is moeilijk om te schrijven. Om van gewone toestand naar schrijftoestand te gaan, moet je een pijngrens over en dat vergt wilskracht. Ik heb een hekel aan schrijvers die beweren: ‘Ik schrijf omdat ik niets anders kan.’ Dat is flauwekul. Iedereen kan iets anders. De vraag is: ‘Kun je het laten?’ Nee, ik kan het niet laten. Ik weet al vijftien jaar dat ik ooit iets met de hele filmgeschiedenis wil doen. Vijftien jaar heeft dat in mijn hoofd zitten sudderen. Een verhaal heeft zijn tijd nodig. Maar zelfs als je voelt: nu moet het, dan nog doet het pijn om dat op papier te zetten. Het is een beetje als stotteren. Het duurt even voor het er goed uit is. Soms lukt het niet, en dan moet je zwijgen.

Nog even over die outsider. In ‘Bankvlees’, jouw debuut, beschrijf je hoe een steuntrekker beursspeler wordt en de maatschappij van binnenuit een beentje licht. De ultieme droom van de outsider?

VAN LOY: Tja, willen we niet allemaal de manier ontdekken om de wereld te belazeren? Ik heb dat zelf een tijd gedaan. Met het geld dat ik van het OCMW kreeg, ging ik op de beurs spelen.’s Ochtends kopen en ’s avonds verkopen met een winst van honderd procent. Ik dacht: dit is het, ik heb het geheim ontdekt om met niets stinkend rijk te worden. Dat is een illusie natuurlijk, want net zoals in het casino gaat het een paar weken goed en stuikt daarna je hele handel in elkaar. Ik heb toen vooral ervaren hoe obsessief die jacht naar geld kan zijn. Achteraf gezien was het vooral een nuttige ervaring om personages te kneden. Mannen, zoals Louie Peters, die aan de top van hun industrie staan en daar koste wat het kost willen blijven. Waarom eigenlijk?

Uit angst om opnieuw niemand te zijn?

VAN LOY: Hebzucht en angst. Het zijn de twee emoties die de wereld draaiende houden. Je merkt dat op de beurs, in de filmwereld, maar ook bij uitgeverijen: voortdurend die angst dat het morgen voorbij kan zijn. Dat komt doordat men eigenlijk niet weet wat iets tot een succes maakt. Als men er een miljoen tegenaan smijt voor de promotie, is de kans groot dat een boek of film zal scoren. Maar meestal is het een pure gok. Als schrijver denk ik ook: binnenkort is het voorbij en wat moet ik dan doen? Zal ik kunnen blijven doen wat ik zo graag doe, wat ik volgens mij het beste kan, misschien wel het beste van iedereen? Wordt het volgende boek beter of wordt het een mislukking? Onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste angsten nooit realiteit worden en toch is er die constante angst. Achteraf beseft men dan: het was een gouden tijdperk. Mensen die erin zitten, beseffen dat nooit. Ook nu zitten we ongetwijfeld in een gouden tijdperk. Weet jij welke dat is?

Die van de onzin, denk ik dan. Ik weet wel dat jij niet slecht bezig bent. Vier boeken geschreven, vier boeken genomineerd voor de belangrijkste prijzen. Hoe kijk jij daarnaar?

VAN LOY: Om het op z’n Frans te zeggen: het is een succès d’estime. En ja, het streelt mijn ijdelheid. Schrijven is permanent in onzekerheid leven. Ik vind dat prima. Het is een keuze die ik gemaakt heb. Tegelijkertijd weet ik dat ik een schrijver ben die gaat voor het verhaal. Niet voor de opgesmukte, beeldrijke taal. Ik probeer het niet moeilijker te maken dan nodig. Het is een verwarring dat een literaire tekst weerbarstig moet zijn. Het gaat er niet om dat je letters leest, het gaat erom dat je in een wereld wordt gesleept. Dan zijn talige kunstgrepen enkel hinderpalen. Het grootste compliment – naast al die nominaties – is dat mijn familieleden mijn boeken lezen. Niet omdat ze mij graag zien, maar omdat ze willen weten hoe het verhaal afloopt.

IK, HOLLYWOOD

Nu uit bij Nieuw Amsterdam.

DOOR TINE HENS – FOTO JOHAN JACOBS

JAN VAN LOY ‘WILLEN WE NIET ALLEMAAL DE WERELD BELAZEREN? IK HEB DAT ZELF OOK EEN TIJD GEDAAN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content