Hij maakte naam als The Man Without A Name en groeide met een minimum aan acteertalent uit tot een van de meest gerespecteerde filmmakers ter wereld. Voor de vierde keer dingt Clint Eastwood in Cannes mee naar de Gouden Palm, ditmaal met ‘Mystic River’. Een portret.

Extra op www.focusknack.be Een exclusief interview met Clint Eastwood uit ons archief.

Hij moet een uur in de wind hebben gestonken tegen de tijd dat hij The Good, The Bad and The Ugly (1966) opnam. Clint Eastwood had zijn poncho immers sinds de eerste opnamedag van A Fistful of Dollars, het allereerste deel van de Paellatrilogie uit 1964, niet meer gewassen. Het kledingstuk stond wellicht stijf van het stof, het zweet en de sigarenrook. Typisch voor de acteerfilosofie van Eastwood: hij wil zijn personage in een gimmick of twee vangen, en als die eenmaal kloppen, dan moet je er niets meer aan veranderen. Half dichtgeknepen ogen onder de rand van zijn slappe hoed. Die ranzige poncho die om zijn lijf fladdert als een rafelig vaandel. En dat eeuwige sigaartje tussen zijn ongeschoren kaken. Meer had Eastwood niet nodig om van The Man Without A Name de iconische antiheld van de ‘nieuwe western’ te maken. Een paar jaar later deed de acteur hetzelfde met ‘Dirty’ Harry Callahan. De attributen van de anarchistische wetsdienaar uit San Francisco: anonieme confectiepakken, een handvuurwapen ter grootte van een klein kanon en een handvol sarcastische oneliners. Dat beperkte pakket ‘Clintismen’ bleek zelfs vijf films lang slijtagebestendig en droeg bij tot Eastwoods wereldfaam. Dirty Harry en The Man Without A Name zijn twee van de grootste filmhelden van de laatste halve eeuw. Het zijn antimoralistische loners, toonbeelden van de spijkerharde oppermacho. Sexy op een ruige, ongepolijste manier. Ondoorgrondelijk in hun zwijgzaamheid en lege blik.

Voor de meeste bioscoopgangers staat Clint Eastwood nog voor die twee personages die hij in de jaren zestig en zeventig speelde. Maar anno 2003 is dat beeld wel aan bijstelling toe. De acteur met het gelaat van gebeiteld graniet heeft inmiddels niet minder dan 59 filmtitels achter zijn naam staan. Daaronder natuurlijk de nodige westerns en politiefilms, maar ook komedies, romantische drama’s, buddy movies, psychologische thrillers, oorlogsfilms, een gevangenisfilm en zelfs een musical. Bovendien is hij al meer dan drie decennia actief als regisseur en heeft hij zich sinds zijn debuut Play Misty for Me (1971), een Hitchcockiaanse voorloper van Fatal Attraction, ontwikkeld van genrefilmmaker tot artistiek hoog aangeslagen filmauteur. Dat zijn nieuweling Mystic River al zijn vierde film in de competitie van het artistiek prestigieuze Cannes-festival is, zegt wat dat betreft genoeg. En Eastwood is meer. Hij componeert jazzliedjes. Runt zijn eigen productiemaatschappij Malpaso. Is eigenaar van een golfclub, een kledinglijn, een biermerk, een health food-café en de helft van zijn woonplaats Carmel, Californië, dat sinds zijn twee jaar durende burgemeesterschap steevast wordt aangeduid als Clintville. Eastwood is een allroundster, die ook op 72-jarige leeftijd niet van ophouden wil weten.

‘A man’s got to know his limitations’, mompelt Dirty Harry in Magnum Force uit 1973. De uitspraak is Eastwood op het lijf geschreven. Hij was – en is – een beperkt acteur. Method acting à la Marlon Brando heeft hij nooit zien zitten. In plaats van in de huid van een personage te kruipen, vertrouwt Eastwood op zijn uitstraling, de blik in zijn groenblauwe kijkers en de roofdierachtige loomheid van zijn afgetrainde lijf. Zijn extreem minimalistische naturalisme verleidde spaghettiwesternregisseur Sergio Leone ooit tot de uitspraak: ‘Ten tijde van A Fistful of Dollars had Clint maar twee uitdrukkingsvormen: met hoed en zonder hoed.’ Dat Eastwood geen natuurtalent was, realiseerden ze zich ook bij de Universal studios waar Eastwood in 1954 werd gecontracteerd voor de Universal Talent School, de leerschool van onder andere Rock Hudson en Tony Curtis. Tussen de voormalige Missen, zwemsterretjes en mooie jongens werd hij gedrild in de beginselen van het acteursvak. Dialogen van meer dan vier regels vormden al een onoverkomelijk struikelblok voor hem. En met zijn relaxte houding kwam hij niet over als het studieuze type met groeipotentie. Veel meer dan een paar minuscule rolletjes in B-films leek er voor Eastwood niet in te zitten. Een paar minuten schermtijd als piloot die een reuzenspin bombardeert ( Tarantula, 1955), als matroos aan de zijde van een sprekende ezel ( Francis in the Navy, 1955) of als laboratoriumhulpje ( Revenge of the Crea- ture, 1955), het zijn niet echt prestaties waar een jonge acteur zich mee in de belangstelling speelt. In Richard Schickels biografie uit 1996 verklaart een laconieke Eastwood zijn gebrek aan instant succes aan het feit dat hij ‘niet de look had die in dat decennium in was’.

Toch was het zijn look die Eastwood zijn eerste doorbraak bezorgde. Bij de auditie voor de tv-serie Rawhide viel hij op vanwege zijn 1,90 meter lange gestalte en zijn jeugdige uiterlijk. Tussen 1959 en 1964 speelde Eastwood Rowdy Yates, de niet bijster snuggere spring-in-’t-veld die tussen het veedrijven door allerlei avonturen beleeft. Rawhide werd vanaf het eerste seizoen een gigantische hit – mede dankzij de ‘Rollin’ Rollin’ Rollin’-titelsong – en Eastwoods naam was gemaakt. Hij belandde in postervorm aan de muur van menige meisjeskamer en ouders doopten hun zonen Rowdy of zelfs Clint. Een album met countryliedjes, Cowboy Favourites, bestendigde Eastwoods status als jeugdheld. Maar gaandeweg verloor Eastwood interesse in Rawhide. Hij vond zijn personage idioot en voelde zich overschaduwd door grote held Eric Fleming. Dat de serie ook artistiek weinig te melden had, blijkt wel uit de omschrijving die regisseur Ted Post later van zijn werk gaf: ‘We maakten van stront roomijs.’ Eastwood greep de uitnodiging om in Italië een western op te nemen met de toen nog volledig onbekende Sergio Leone aan als een mogelijkheid om te ontsnappen. In ruil voor een vuistvol dollars en een antieke Mercedes uit het pauselijke wagenpark, sloeg de acteur zijn poncho om en stak hij een cigarillo in zijn gezicht. Zijn eigen verwachtingen waren erg laag gespannen, maar A Fistful of Dollars werd een succes, net als opvolgers For a Few Dollars More en The Good, The Bad and The Ugly.

The Man Without A Name uit de Leone-films was de blauwdruk voor veel van de Eastwood-personages die volgden. Jed Cooper uit High ‘em High (1968), Hogan uit Two Mules for Sister Sara (1970) en de vreemdeling uit High Plains Drifter (1973) û het zijn allemaal redelijk asociale types die meer zeggen met hun pistolen dan met hun mond. Toch zou het Eastwood onrecht doen te zeggen dat hij altijd maar hetzelfde personage speelt. Zijn rauwe prairieschuimers ontwikkelden zich over de tijd. In The Outlaw Josey Wales (1976) kan het titelpersonage gezien worden als een cynisch commentator van de heroïsche westernhelden uit de films van genremeester John Ford. Wales is geen spatvrije patriot en redder van weerloze vrouwen, maar een tabak pruimende opportunist. In het nauw gedreven door de oprukkende beschaving toont hij zich een overlever pur sang die er niet voor terugdeinst zijn tegenstanders in de rug te schieten, iets wat oppercowboy John Wayne nooit zou doen. Die herdefiniëring van het genre drijft Eastwood het verst door in zijn absolute meesterwerk TheUnforgiven (1992). Deze meest revisionistische aller westerns is niet minder dan een studie naar de beweegredenen van mannen om geweld te gebruiken. Hoofdpersoon William Munny is een gereformeerde ex-bandiet die nog één keer de wapens oppakt om de beloning te innen voor de moordenaar van een hoertje. Zijn posse, een samengeraapt zootje ongeregeld, wordt één voor één afgeslacht door de sadistische sheriff Little Bill Daggett (een onvergetelijke rol van Gene Hackman) en Munny eindigt op het randje van de waanzin.

Zelfs Eastwoods meest ééndimensionale filmpersonage, Dirty Harry, is meer dan een sjabloon. De misogyne wetsdienaar uit de eerste film duldt in Magnum Force (1973) zowaar een sterke vrouw naast zich (Tyne Daly, die later beroemd werd met de tv-serie Cagney And Lacey). En in Sudden Impact (1983) vindt hij zijn gelijke in een massamoordende lesbienne, een draai die een ietwat overenthousiaste recensent aangreep om Eastwood uit te roepen tot ‘de belangrijkste en invloedrijkste feministische filmmaker in Amerika’. Tussen de cowboys en hardboiled genten door nam Eastwood een waaier verschillende rollen aan. Afgezien van een paar vaste gegevens – Eastwood speelde nooit echte losers en accepteerde het niet dat zijn personages stierven – is de diversiteit indrukwekkend. Bij sommige rollen, zoals soldaat Kelly in Kelly’s Heroes (1970) of piloot Mitchell Grant in het koude oorlogsdrama Firefox (1982), zie je Eastwood door het dunne acteerlaagje heen schijnen. Zijn pogingen tot komedie met een orang-oetang als tegenspeler ( Every Which Way But Loose, 1978 en Any Which Way You Can, 1980) zijn tenenkrommend flauw, maar in bijvoorbeeld het melodrama The Bridges of Madison County (1995) weet hij in de armen van Meryl Streep te overtuigen als een echt acteur.

Als het aan Amerika had gelegen, dan was Clint Eastwood nooit de filmster geworden die hij nu is. De volbloed Yankee, waarvan Norman Mailer ooit schreef dat ‘er misschien niemand Amerikaanser is dan hij’, dankt zijn status in hoge mate aan Europa. Terwijl de Amerikaanse kranten Eastwoods spaghettiwesterns verketterden en de invloedrijke critica Pauline Kael Dirty Harry bestempelde als ‘fascistoïde’, jubelde de Franse pers. Het gezaghebbende Cahiers du Cinema stond vanaf het begin achter hem. En nouvelle vague-voorman Jean-Luc Godard droeg zijn Détective op aan Eastwood. Ook zijn zegetocht als regisseur begon in Frankrijk. Vooral dankzij de inspanningen van zijn Franse agent Pierre Rissient werd Eastwood een vaste gast op het filmfestival van Cannes. Het waren niet zijn beste films die hij aan de Riviera in première liet gaan. Een Gouden Palm won hij dan ook nooit, maar de reacties waren altijd overwegend positief. Vanaf Bird (1988), een portret van de geniale en verslaafde saxofoonvernieuwer Charlie Parker, gold de Amerikaan als een serieus filmmaker uit de A-categorie. Zijn erkenning kreeg in 1993 zijn bekroning in de vorm van een lidmaatschap van de British Film Institute en – een jaar later – een Franse staatsonderscheiding als Comandeur de L’Ordre des Arts et des Lettres. Maar tegen die tijd was ook Amerika gezwicht voor Eastwood. Op aartsvijand Kael na erkenden de critici aan de andere kant van de plas eindelijk zijn onmiskenbare eigenheid als filmmaker en acteur. Het Museum of Metropolitan Art besteedde een retrospectief aan zijn films, ze zo tot kunst verheffend. De verovering van het hardnekkige thuisland was compleet in 1992 toen Eastwood eindelijk zijn eerste – en voorlopig enige – oscar mocht ontvangen voor zijn regie van The Unforgiven. In zijn ontvangstspeech bedankte hij de buitenlandse kritiek, en vooral de Franse, die zijn werk ‘omarmd had voordat dat modieus werd’.

Niemand is een halve eeuw actief in de filmwereld zonder een paar beschamende lijken in de kast te verzamelen. Ook Clint Eastwood niet. Toch wist hij tot het luidruchtige einde van zijn relatie met actrice Sondra Locke in 1989 nieuwsgierig gewroet in zijn privé-leven te vermijden. Voor de buitenwacht hield Eastwood een prachtige façade op van een aimabele familieman, genereuze zakenpartner en dierenvriend bovendien. Maar na de rechtszaken die de gefrustreerde Locke tegen hem aanspande, dook het journaille boven op het fenomeen en kwam een ware beerput open te liggen. Die betrof vooral Eastwoods reputatie als gewetenloze rokkenjager. Al tijdens de eerste weken van zijn huwelijk met Maggie Johnson, met wie hij wel een kwarteeuw getrouwd bleef, verleidde hij de ene na de andere starlet, stewardess, secretaresse en serveerster. Vrijwel al zijn tegenspeelsters praatte hij het bed in en er wordt gefluisterd dat zelfs Catherine Deneuve viel voor zijn charmes. Dat de viriele acteur aan zijn honderden avontuurtjes geen vreselijke ziektes heeft overgehouden, mag een wonder heten. Wel verwekte hij zeven kinderen, waarvan twee bij zijn eerste vrouw en twee bij zijn huidige echtgenote, de bijna veertig jaar jongere tv-verslaggeefster Dina Ruiz. Het werkelijke aantal buitenechtelijke kinderen is onbekend, maar aangenomen wordt dat het er meer zijn dan de drie van wie Eastwood het bestaan erkent. Even gemakkelijk als hij ze inpalmde, dumpte Eastwood zijn veroveringen weer. Ze kregen een zwijgplicht opgelegd, een fooi om een eventuele abortus mee te bekostigen en dat was dat. In zijn ontluisterende biografie Clint û The Life and Legend schetst Patrick McGilligan een onflatteus beeld van weinig gentlemanlike gedrag. Vooral de bewering dat Eastwood zijn vrouw zou hebben geslagen, dreef de filmster tot razernij, en tot een schadeclaim van tien miljoen dollar.

Ook op politiek vlak is Eastwood niet helemaal smetvrij. Hoewel zijn steun voor de Republikeinse partij altijd low profile is geweest, liet hij zich in de Reagan-jaren meeslepen in de anticommunistische golf van dubieuze militaire projecten. Hij gaf financiële steun aan de halfbakken contraterrorist Bo Gritz om met een losgeslagen groepje guerillero’s Amerikaanse gevangenen in Laos te bevrijden. Ook rolden er Eastwood-dollars richting Bob Denard, de huurling wiens naam verbonden is aan vrijwel iedere gewapende machtswisseling in Afrika. Elke andere beroemdheid die dit soort acties zou ondernemen, was allang platgewalst door publieke verontwaardiging. Maar niet Eastwood. Hoe reac- tionair hij ook uit de hoek komt, liberalen en conservatieven blijven hem op handen dragen. Hoeveel kinderen ook nog opduiken met de bewering dat ze Eastwoods zijn, zelfs de meest kritische journalist smelt als de ster zijn luierexpertise demonstreert op zijn jongste spruit. Als krasse knar die dagelijks jogt en nog steeds honderd kilo bankdrukt, is de zeventiger voor velen nog steeds het toonbeeld van mannelijk sex-appeal. Hij is de eeuwige charmeur die iedereen met speels gemak voor zich wint. Mannen willen hem zijn. Vrouwen willen bij hem zijn. En dat is het ware talent van Clint Eastwood.

Door Edo Dijksterhuis

Eastwoods extreem minimalistische acteerstijl verleidde regisseur Sergio Leone ooit tot de uitspraak: ‘Clint heeft maar twee uitdrukkingsvormen: met hoed en zonder hoed.’

Hoe reactionair hij ook uit de hoek komt, hoeveel onechte kinderen er ook opduiken, iedereen blijft Clint Eastwood op handen dragen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content