Op zijn 61e lijkt de Fransman Edmond Baudoin eindelijk zijn publiek in het Nederlands te vinden. Het afgelopen jaar verschenen drie belangrijke boeken van hem in vertaling en begin mei komt bij de grote uitgeverij Dupuis zijn allereerste kleurenstrip uit, ‘De ogen in de muur’. ‘Als een meisje me toelacht, krijgt de stad een andere kleur.’

‘De ogen in de muur’

Uit op 7/5 (Dupuis)

Baudoin in kleur bij Dupuis. Toen hij het me vorig jaar vertelde, kreeg ik spontaan de slappe lach. Terwijl Baudoin zich in allerlei bochten wrong om een kleurenstrip bij een commerciële uitgever doodnormaal te vinden, kon ik er enkel een onwaarschijnlijk paard van Troje in de klassieke stripwereld in zien. Baudoin is de penseelridder in zwart-wit, de poëtische zoetwaterfilosoof die met zijn meestal autobiografische overpeinzingen van kleine uitgever naar kleine uitgever laveerde. Die hadden vooral veel idealisme nodig, zoals blijkt uit zijn vertaalgeschiedenis in het Nederlands. Pas bij het vierde boek, Piero, dat uitgeverij Sherpa vertaalde, begon de verkoop wat aan te trekken. Piero is ondertussen aan zijn derde bescheiden druk toe. Terwijl Baudoin de laatste jaren wat gas terugnam omdat hij tijdelijk docent is aan de stripopleiding van Hull in Québec, verschenen enkele mijlpalen van zijn oeuvre in het Nederlands. Amper een maand geleden kwam Klein zelfportret uit, met commentaar van Baudoin op zeven vroege boeken uit zijn oeuvre, aangevuld met een kortverhaal. In 2002 verschenen Opa en De weg van Saint-Jean bij ons. Opa, een portret van zijn grootvader aan moederszijde, een kleurrijke arme sloeber, leverde Baudoin de prijs voor het beste album op tijdens het festival van Angoulême in 1992. De weg van Saint-Jean is een work in progress. Landschappen in de buurt van een afgelegen weg die Baudoin al heel zijn leven geregeld bewandelt, zijn de aanleiding om stil te staan bij sleutelmomenten in zijn leven. De bedoeling is dat het boek blijft groeien en dat het regelmatig opnieuw gepubliceerd wordt.

Toen hij van Dupuis de mogelijkheid kreeg om voor de vijftiende verjaardag van Vrije Vlucht een boek te maken in die prestigieuze collectie, was dat voor een kleinverkoper als Baudoin natuurlijk een buitenkans. Baudoin maakte van de gelegenheid gebruik om een soort thematisch vervolg te breien aan Het portret, een meesterwerk over een schilder die het leven dat zijn model uitstraalt, probeert te vatten in een schilderij. Ook in De ogen in de muur staat de relatie centraal tussen een artiest (Baudoin zelf) en zijn model (vriendin Céline Wagner, coscenarist van het boek).

Waarom dat vervolg?

Edmond Baudoin: Toen ik aan Het portret begon, wou ik een portret van een persoon maken in een strip. Dat had nog niemand gedaan. In de schilderkunst vind je dat uiteraard heel veel, maar volgens mij heeft een stripauteur ook enkele troeven: ik kan woorden gebruiken en tot op zekere hoogte beweging weergeven. De centrale vraag van Het portret was hoe ik het levendige van een moment in een tekening kon vatten,

hoe ik de tijd kon stilzetten.

Ten tijde van Het portret was ik nog met Carol Vanni, enkele jaren later heb ik een ander meisje ontmoet, Céline. En die geeft me net als Carol zin om te schilderen. Sommige mensen van wie je houdt, wil je per se schilderen, en anderen niet. Dus wilde ik een tweede portret maken. Ook omdat nog altijd niemand portretten maakt in stripvorm. (lacht) Maar in dit boek gaat het er niet meer om hoe een seconde weer te geven in een strip, ik wou iets doen rond het beperkte materiaal dat je hebt als auteur om zo’n portret te maken. Je kunt alleen maar iets doen met de buitenkant, het uiterlijk, de reflectie, terwijl je eigenlijk een portret wil van de binnenkant. Als je naar een boot in het water kijkt, dan zie je soms niet alleen de boot en zijn spiegelbeeld, maar ook het spiegelbeeld van het spiegelbeeld op de boot. Wat is dan nog echt en wat is de weerspiegeling? Céline is bovendien een echte waterrat, dus dat motief van de weerspiegeling moest er echt bij. (lacht) Ik heb er geen zwaar filosofisch boek van gemaakt – dat zou onvermijdelijk gaan vervelen -, maar ik zet de lezer wel aan het denken. Misschien stelt hij zich zelfs diepere of andere vragen dan ik, door toedoen van het materiaal dat ik aanreik.

Bent u niet bang om uzelf te herhalen? Niet alleen in ‘Het portret’ en ‘De ogen in de muur’heeft u het over de moeilijkheden van het portretteren.

Baudoin: Ik ben erg bang om me te herhalen en ik probeer erop te letten dat ik het niet te veel doe. Maar ik denk ook dat een auteur min of meer zo gemaakt is dat hij maar één film of één boek kan maken. De films van Fellini zijn in wezen vaak gelijk. Maar de benadering kan verschillen. Als ik ’s morgens de stad inga voor boodschappen en een meisje lacht me toe, dan is het net alsof de stad een heel andere kleur krijgt. Terwijl er niks veranderd is. Samen met de levenservaring van de auteur kan zo’n ander perspectief een thema dat in wezen hetzelfde is, gedeeltelijk een andere inhoud laten krijgen.

In ‘De weg van Saint-Jean’, tekent u vooral landschappen. Vreemd toch voor iemand die zo in mensen geïnteresseerd is.

Baudoin: Misschien komt dat door een tentoonstelling die ik enkele jaren geleden heb gezien in een kunstgalerij. van enkele onbekende etsers en tekenaars uit het begin van de twintigste eeuw. Alleen landschappen. Vlak daarvoor had ik een leuke tentoonstelling gezien van enkele grote namen uit de stripwereld, en het verschil was enorm. Die onbekende landschapstekenaars overtroffen de grote striptekenaars met gemak. Ik ben erg hoogmoedig, dus misschien probeer ik nu die landschappen die ik toen heb gezien, te evenaren. (lacht)

‘De ogen in de muur’ is uw eerste strip in kleur. Waarom heeft dat zo lang geduurd?

Baudoin: Ik heb nooit iets tegen kleur gehad, maar ik heb altijd gezegd dat ik kleurenstrips zou maken als ik uitgekeken was op zwart-wit. Het ziet er echter niet naar uit dat dat moment ooit zal komen. Dupuis wilde absoluut kleur, dus was deze gelegenheid zo goed als een andere om een kleurenstrip te tekenen.

En waarom gebruikt u acryl voor de inkleuring?

Baudoin: Voor mij was die keuze heel eenvoudig. Als ik schilderijen maak, of korte strips voor kinderen, gebruik ik acryl. Het is dus zeker niet de eerste keer dat ik iets in kleur maak, maar De ogen in de muur is wel de eerste echte kleurenstrip. Ik heb gewoon de tubes acryl genomen die ik thuis had liggen en ben ermee aan de slag gegaan. Als ik gouache in huis had gehad, was het boek misschien daarmee ingekleurd.

Door Gert Meesters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content