Ik behoor tot het uitstervende ras van journalisten die hun interviews nog op cassette vastleggen. Ik blijf, tot onbegrip van velen, volharden. Wie klooit er in dit iPod-tijdperk nu nog met cassettes? Op hoongelach word ik onthaald als ik op de jamsessies van mijn muzikaal hobbyclubje weer met mijn stapeltje en met mijn dictafoon aankom. Tot op een dag een groepslid een minidisc meebracht: de opnamekwaliteit was zo verschrikkelijk dat hij het niet meer heeft gewaagd om dat ding weer op te diepen. En dus doen we verder met bandjes, in the old fashioned way. Laat ze maar lachen. Ik vind altijd alles terug. Ik weet het, met een iPod of MP3 zou je minder tijd verliezen, maar net dat doorspoelen is leuk. Je komt onderweg soms iets tegen dat je al lang vergeten was.

Laat dit duidelijk zijn: ik heb absoluut niets tegen de vooruitgang. E-mail vind ik bijvoorbeeld een van de meest onschatbare uitvindingen van deze tijd. Het probleem is eerder dat ik de technologie niet vertrouw. De horrorverhalen die ik al over iPod opgevangen heb: dat kleine prul stomweg verliezen op de trein of op het vliegtuig, alle data kwijtspelen bij het downloaden… Met mijn cassetterecorder is het simpel: als je het bandje ziet draaien, werkt het.

Geef mij maar een gettoblaster in plaats van asociale fenomenen als MP3. Als ik een kamer moet schilderen, kan ik er echt van genieten om een van mijn zelf samengestelde compilatietapes in de gettoblaster te steken en de ruimte te vullen met mijn favoriete muziek. Lekker hard, zodat de bassen mijn buik masseren. Eerlijk, ik ken geen grotere sensatie. Bandjes zoals dat eentje met een selectie uit Seventeen Seconds van The Cure, de eerste van The Pretenders en Red Skies Over Paradise van Fischer-Z koester ik tot op de dag van vandaag. Mochten ze in de prullenmand verdwijnen, dan ben ik de soundtrack van mijn jeugd kwijt.

Ergens in huis staat ook nog zo’n aftandse bandopnemer te verstoffen (voor de kenners: een Akai GX-4000D). Hij was al voorhistorisch toen ik hem in de jaren 80 kocht: ik zie de verkopers nog in ongeloof hun hoofd schudden toen ik ernaar vroeg. Mijn vrouw vraagt geregeld wanneer hij op de schroothoop mag. Mijn zoontje heeft er nog andere plannen mee: hij ziet er een geschikt onderdeel in voor het ruimteschip dat hij wil bouwen. Ik wil hem eerst nog eens uittesten, zeg ik als ze weer eens aan mijn mouw trekken. Maar ik stel die ultieme test alsmaar uit. Is de uitkomst positief, dan spring ik natuurlijk een gat in de lucht: kan ik eindelijk weer die oude, zeldzame liedjes van Urbanus en Kissing The Pink horen die je niet op cd of op het internet vindt. Maar stel dat het toestel niét meer functioneert: mijn hart breekt als ik bedenk dat hij in het containerpark zou belanden of tot een spaceshuttle zou worden verwerkt. De vrucht van de spaarcentjes die ik verdiend had met een frustrerende studentenjob op een afstompend kantoor mag zo’n lot toch niet tegemoet gaan?

Ben ik een nostalgicus? Ik moet het stilaan geloven. Enkele weken geleden stapte ik de gloednieuwe stadsbibliotheek Permeke in Antwerpen binnen. Ik kwam in een gigantische ruimte terecht, een doolhof waarin mensen als mieren door elkaar krioelden. Bleek op de koop toe dat je je boeken zelf moest inscannen. Zo’n kille en onpersoonlijke bedoening: ik was er even niet goed van en kreeg van de weeromstuit heimwee naar muffe lokalen, vergeeld behang en mannen met lange baarden aan de balie.

Ik twijfel er niet aan: ooit schaf ik me een iPod aan. De kans is echter groot dat-ie tegen dan alweer uit de mode is. Ik loop letterlijk achter. Wat de mensen die vóór mij lopen laten vallen, raap ik op om te zien of ik er nog iets mee aan kan. That’s the story of my life. ‘Mochten ze in de prullenmand verdwijnen, dan ben ik de soundtrack van mijn jeugd kwijt.’

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content