PEEPING TOM

Eén film kan een jarenlang zorgvuldig opgebouwde reputatie om zeep helpen, maar sommige van die destijds verguisde prenten worden jaren later toch nog klassiekers. Zeven weken lang rehabiliteren wij parels van de pellicule. – Vierenvijftig jaar geleden werd Peeping Tom vrijwel unaniem afgeschreven als een product van een zieke geest. Maar soms leven zieke geesten het langst.

‘Ik heb leprakolonies gezien in Oost-Pakistan, de achterbuurten van Bombay en de sloppenwijken van Calcutta. Maar niets daarvan heeft me ooit zo misselijk of depressief gemaakt als de film Peeping Tom.‘ Aan het woord is Leonard Mosley, in zijn recensie van Michael Powells Peeping Tom voor The Daily Express. En hij was bepaald niet de enige die voor Peeping Tom de hyperbolen bovenhaalde om zijn walging te beschrijven. The Daily Worker: ‘Ik was diep geschokt om te zien hoe een regisseur met zo’n goede reputatie het scherm bevuilde met perverse nonsens.’ The Tribune: ‘De enige manier om ons van Peeping Tom te ontdoen, is hem weg te spoelen in het dichtstbijzijnde riool. Maar dan nog zou de stank ervan blijven hangen.’ Kwaliteitskranten zo goed als tabloids, conservatieve zo goed als progressieve periodieken waren heel even verenigd in hun afkeer.

Niet dat Peeping Tom de enige film is die aanvankelijk gekraakt werd door de critici, om jaren later herontdekt te worden als een verkeerd begrepen meesterwerk – de geschiedenis wemelt ervan – maar de gevolgen waren zelden zo extreem voor de regisseur. Op 31 maart 1960, op het moment dat de persvertoning van Peeping Tom begon, was Michael Powell nog een gerespecteerd lid van de filmgemeenschap. Honderd minuten later, toen de prent afgelopen was, was ook zijn carrière de facto voorbij. Powell moest centen gaan zoeken in Australië om nog een paar films gemaakt te krijgen, maar geen enkele daarvan haalde zelfs maar een fractie van het artistieke niveau of het commerciële succes van zijn hoogdagen. De Britse goegemeente had de rangen gesloten: Powell en zijn vunzigheden waren niet meer welkom.

DE BOOGSCHUTTER

Het verhaal van Peeping Tom is eens zo opmerkelijk omdat Powell bepaald geen anarchistische jonge hond was die doelbewust de controverse opzocht om te scoren. Integendeel, hij wás het establishment. In de jaren twintig leerde hij het vak als fotograaf, director of photography, monteur en ga zo maar door op verschillende producties, tot hij in 1931 zijn eerste regieopdracht kreeg van de Amerikaanse producent Jerry Jackson. Het resultaat, Two Crowded Hours, had slechts matig succes, maar genoeg om Powell aan het werk te houden. In vijf jaar tijd maakte hij meer dan twintig films, die meestal maar weinig serieuze ambities hadden, maar die hem wel de kans gaven om bij te leren. De bedoeling was dat ze snel ingeblikt werden, dat bioscopen er hun programmering mee konden vullen en dat ze goed – of op zijn minst sensationeel – genoeg waren om de mensen de week daarop terug te doen komen.

Op Powells reputatie als vakman viel in ieder geval weinig af te dingen, zodat hij van producent Alexander Korda – op zich ook al een kleurrijke figuur – in 1939 de kans kreeg om The Spy in Black te regisseren. Om het scenario te herschrijven, huurde Korda een jongeman in die, net als hijzelf, afkomstig was van Hongarije en bezeten was door cinema: Emeric Pressburger. Het werd het begin van een samenwerking die ruim twintig jaar en meer dan een dozijn films zou duren. Vanaf 1943 brachten ze hun films uit onder hun eigen label: The Archers.

Veel van de producties die Powell en Pressburger samen op poten zetten, zoals Black Narcissus (1947), The Red Shoes (1948) en The Tales of Hoffman (1951), behoren ondertussen tot de canon van de Britse cinema, die regelmatig het onderwerp zijn van studies, artikels en boeken.Maar dat wil nog niet zeggen dat ze destijds allemaal even positief werden ontvangen. Onverschilligheid was vaak hun deel. A Matter of Life and Death kreeg zelfs het verwijt ‘anti-Brits’ te zijn. Maar het occasionele gemor van journalisten die de output van Powell en Pressburger toch maar plat en goedkoop vonden, verhinderde niet dat de twee heren absoluut tot de heersende klasse van de Britse cinema behoorden. Ze werden gerespecteerd, en zelfs wanneer de critici dwarslagen, konden ze doorgaans nog rekenen op de loyaliteit van hun publiek. In 1957 maakten ze hun laatste film samen, Ill Met by Moonlight.

DE SCHULD VAN DE DISTRIBUTEURS

Dus nee, er was niets dat Powell kon voorbereiden op het venijn waarmee Peeping Tom ontvangen werd. De vakbladen waren over het algemeen positiever over de film dan de mainstreampers – gespecialiseerde filmbladen konden de visuele stijl en de gedurfde verhaalstructuur wel waarderen, maar dat was niet de lectuur van de goegemeente. De eerste golf recensies van Peeping Tom legde zonder uitzondering de nadruk op de schokkende, perverse aspecten van de film (zie kader), meestal met een toontje van morele verontwaardiging dat op een deprimerende manier nog altijd herkenbaar is, anno 2014. Het probleem met Peeping Tom was blijkbaar niet zozeer dat het een slechte film zou zijn, maar wel dat hij thema’s aanraakte die simpelweg onbespreekbaar waren.

De vijandige reacties hielpen niet, maar Powell hield later in interviews steeds vol dat Peeping Tom ‘het uitstekend had kunnen doen aan de kassa’s als de verdeler wat meer lef had gehad. Ze hadden alle negatieve citaten op een affiche moeten zetten en die aan de bioscopen moeten plaatsen met de boodschap: “Kom kijken en beslis zelf wat je ervan vindt.”‘

Maar dat deden ze niet. Nat Cohen, de baas van distributiehuis Anglo-Amalgamated, gebruikte de hetze als een excuus om Peeping Tom snel uit de zalen te halen. Volgens Alexander Walker, een van de critici die de film destijds afschreef als een ‘snuff movie’ – en die nooit op die mening is teruggekomen -, was de industrie geschrokken van de extreme reacties die Peeping Tom uitlokte. Niet alleen Cohen, maar ook andere distributeurs, die in principe niets met de film te maken hadden, vreesden dat het publiek zich van hen zou afkeren en dat zo de weg vrij zou zijn voor bemoeienissen en censuur van overheidswege. Peeping Tom was uitgeroepen tot de film die definitief de grenzen van het goed fatsoen had overschreden en daar konden alle verdelers potentieel de gevolgen van ondervinden. Cohen besloot het zekere voor het onzekere te nemen en dumpte de film. In 1962 kwam Peeping Tom, met een paar tactische cuts, alsnog uit in de VS, maar toen was het kalf al lang verdronken.

DOCTOR POWELLS TESTAMENT

De rehabilitatie kwam er pas in 1979, toen Martin Scorsese, een enorme fan van Powell en Pressburger, ervoor zorgde dat een gerestaureerde versie van de film vertoond werd op het New York Film Festival. Langzaam maar zeker begon de reputatie van de film te verbeteren. De tijden waren veranderd, het publiek was veel meer gewend en de kwaliteiten van Peeping Tom waren makkelijker in te schatten door mensen die niet naar de film keken met hun handen over hun ogen. Powell en Scorsese bleven bevriend, en in 1984 trouwde Powell zelfs met Thelma Schoonmaker, Scorsese’s vaste monteur. Powell ging ook aan de slag als creatief consulent bij Zoetrope, de onafhankelijke studio van Francis Ford Coppola, die bankroet ging na het floppen van de musical One from the Heart. Maar in de ogen van Powell was dat alles weinig meer dan een pyrrusoverwinning. In een interview met Cahiers du Cinéma liet hij optekenen: ‘Die film heeft me echt kapotgemaakt: erna was het voor mij onmogelijk om financiering voor andere projecten te vinden. Dat Peeping Tom tegenwoordig erkend wordt als ‘Doctor Powells testament’ verandert daar niets aan.’Geen enkele regisseur wil twintig jaar wachten op verontschuldigingen, je wilt gewoon vanaf het begin gewaardeerd worden voor wat je hebt gepresteerd.

Morele paniek omtrent een film was in 1960 al geen nieuw fenomeen, en sindsdien waren er nog heel wat andere exemplaren die de goegemeente stevig op de kast wisten te jagen, van A Clockwork Orange over The Exorcist en The Devils tot godbetert Monty Python’s Life of Brian. Bij demeeste daarvan is het niet zo moeilijk om te begrijpen waarom ze destijds onder vuur lagen: een buitensporige hoeveelheid geweld, een royale portie seks of een gevoelige religieuze subtekst. Maar wie vandaag, met een afstand van 54 jaar, naar Peeping Tom kijkt, kan allicht moeilijk vatten waar al die fuss voor nodig was. Oké, hij staat te boek als de eerste Britse film waarin vrouwelijk naakt te zien was, maar voor het overige is Peeping Tom juist een opvallend ingehouden prent, waarin de moorden zorgvuldig off-screen worden gehouden. Waar de gechoqueerde recensies telkens naar verwezen, was overigens naar de algemene naargeestigheid, veel meer dan naar specifieke shots of scènes. Het ging niet over wat Powell toonde, maar over de toon en over de vermeende sympathie die Peeping Tom voor zijn psychopathische hoofdpersonage vroeg.

Powell wilde inderdaad geen doordeweekse thriller maken. We weten vanaf het begin wie de moordenaar is en er wordt ook nooit een held geïntroduceerd die hem zou kunnen tegenhouden. Mark is een monster dat, vergelijkbaar met dat van Frankenstein, is gecreëerd door een wetenschapper/vaderfiguur en achteraf in de steek is gelaten. En net zoals Boris Karloff in de rol van Frankensteins monster zoveel jaren geleden, is Mark minstens even meelijwekkend als echt eng. Meer nog dan in Hitchcocks Psycho, dat slechts enkele maanden na Powells verdoemde prent uitkwam en ook kon rekenen op een flink pak slechte kritieken, is de kijker in Peeping Tom verplicht om zich te identificeren met de moordenaar. Powell herinnert de kijker er continu aan dat de echte gluurder, de echte peeping Tom, misschien niet Mark is, maar wel de kijker, die de sensatie van de moorden wil zien, maar er geen morele verantwoordelijkheid voor wil opnemen. En die kritische afstand gunt Powell je niet – hij dwingt je om jezelf de vraag te stellen waarom je dit soort films eigenlijk wilt zien. Hij laat je evenzeer in een spiegel kijken als Mark dat zijn slachtoffers laat doen. Destijds werd dat Powell niet in dank afgenomen. Tegenwoordig kunnen we hem enkel dankbaar zijn voor zijn sadisme.

VOLGENDE WEEK TRON

DOOR DENNIS VAN DESSEL

The Daily Express ‘IK HEB LEPRAKOLONIES GEZIEN IN OOST-PAKISTAN, DE ACHTERBUURTEN VAN BOMBAY EN DE SLOPPENWIJKEN VAN CALCUTTA. MAAR NIETS DAARVAN HEEFT ME OOIT ZO MISSELIJK OF DEPRESSIEF GEMAAKT ALS PEEPING TOM.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content